De debuutbundel Indolente van Dewi de Nijs Bik (1990), die genomineerd is voor de C. Buddingh’-prijs, opent met een motto, of opdracht: ‘Things should be said more largely than the personal way./ Things are larger than the personal way of telling’. Deze regels van de Amerikaanse dichteres Juliana Spahr zijn vrij (persoonlijk) vertaald als ‘Persoonlijke dingen moeten groter worden verstaan.’
Ik, of men in het algemeen, moet wat persoonlijk aandoet in deze bundel ‘groter verstaan’. Groter dan wat? En wat is persoonlijk, en wat algemeen, in relatie tot de inhoud van deze bundel, die de geschiedenis betreft en de wereld waarin we leven? Het begin van een antwoord op die vragen neemt een hele bundel in beslag.
Met gedichten in uiteenlopende vormen, van klassiek uitziende verzen tot prozagedichten, opsommingen en archiefmateriaal, geeft De Nijs Bik een blik op verschillende gebieden en verschillende periodes. Wat de variatie verbindt, is aandacht voor mensen die in de gangbare geschiedenis niet de hoofdrol spelen, of geen geschiedschrijving krijgen vanuit hun perspectief. Indolente biedt ruimte voor wat wel eens de achterkant van de geschiedenis zou kunnen zijn.
Gehakt
‘ik koester deze psychobiografische constructie, maar meer nog de inspanning waarmee er gehakt wordt gemaakt’, staat te lezen in de hoofdletterloze (want anti-hiërarchische) cyclus ‘Panty’s voor Daisy’. Er wordt gehakt gemaakt van het persoonlijke. Bovendien wordt er door de weglating van het woordje ‘van’ een beeld van vermalen vlees en bloed opgeroepen, als treffende opening voor deze cyclus over de situatie in West-Papoea, een oud-Nederlandse kolonie die tot op de dag van vandaag strijdt tegen Indonesische overheersing.
De Nijs Bik biedt de lezer een veelvoud aan betekenissen en beschrijvingen, die ook dromerig en zacht kunnen zijn: ‘het bos […] was er opeens, de vogels lagen op tafel of zaten gekooid in boeken’. Maar net wanneer je meedwaalt in de overrompelende schoonheid van gedetailleerde beelden, volgt een snoeiharde werkelijkheid: ‘rugwaarts zijn we erin gekatapulteerd – waarna de situatie zich weer afspeelt van de nederlanders, hoe ze met de geroofde rijkdom van de koloniën alle vormen van verzet hard neerslaan’.
Lees ook
De geschiedenis is niet van vrouwen, toont deze poëzie schrijnend en prachtig
In dit gedicht is iemand aan het woord die archiefmateriaal anders probeert te lezen, en ook gevonden briefjes met spelfouten (‘met desie naar blokker, kunstgras voor balkon’) serieus neemt als bronmateriaal.
Aangrijpend is het wanneer mededelingen als van een objectieve geschiedschrijver niettemin een bloedige geschiedenis verraden en zich vermengen met hedendaagse voorwerpen als kettingzagen en panties: ‘specerijen werden aanvankelijk in bootjes naar een centraal punt gebracht, de snoeizaag die in iemands gezicht viel blijft vaag en ambivalent; een tot slaaf gemaakte, een chauffeur of iemand die probeert het systeem af te schaffen, dit niet-aflatende voortbrengen van identieke ledematen; sommigen zijn vrij, anderen plegen zelfmoord of sterven op de plantage, deze informatie is heel helder, de meest primitieve vorm van kennis: een paar panties (40 DEN), asem-asem’. De koloniale overheersing is misschien formeel voorbij, maar de gevolgen ervan werken door, tot op de dag van vandaag.
Parelduikers
Ook in de cyclus ‘Parelkoorts’ botsen schoonheid en verschrikking: een verlangen naar pracht en praal (gesymboliseerd door de parel) en de terreur van wie daar recht op meent te hebben. Indrukwekkend is een deel op grijze pagina’s, dat als los archiefstuk in de cyclus geschoven lijkt te zijn. Hierin staan schokkende rapporten, over door Spanjaarden tot slavernij gedwongen West-Afrikanen op het eiland Cubagua, met notities over hun geschiktheid als parelduikers, waarbij onder meer hun beschavingsniveau en bruikbaarheid worden ingeschat. Deze documenten, schrijft De Nijs Bik in haar verantwoording, ‘hebben mij geholpen een tijdsbeeld te schetsen van een periode die als het begin van de trans-Atlantische slavernij beschouwd kan worden.’
Lees ook
Je droomt in de taal van de voormalige eigenaar
Over de gedienstigheid van ‘Parelduikster nr. 530’ valt bijvoorbeeld te lezen: ‘Verzet bij aanvang: aan haren naar binnengebracht. Krabde en gilde bij binnendringen: na drie slagen tijdelijk buiten bewustzijn.’ Van ‘Parelduiker nr. 1583’ komen we te weten dat hij gespierd is en ‘vlug van begrip: kiest schelpen met grootste parels.’
In het gedicht ‘Doxografía de La Insolente’, dat volgt op de stuitende rapporten van de naamloze parelduikers, biedt De Nijs Bik de parelduikers uit de 16de eeuw, ruim vijfhonderd jaar later, alsnog de mogelijkheid iets terug te zeggen. ‘Als deze wrede mens de parel als sieraad draagt, siert ze hem niet; er is niets fraais aan hem wat verder verfraaid kan worden. Het is andersom: de parel wordt ontsierd doordat zij door deze mens wordt gedragen’, klinkt een deel van het weerwoord.
Voorgevallen verschrikkingen kunnen niet worden teruggedraaid, maar door naamloze slachtoffers een stem te geven, laat Dewi de Nijs Bik zien dat de geschiedenis zoals we die menen te kennen voortdurend heroverwogen moet worden. Het persoonlijke kan dan een nieuwe algemene geldigheid krijgen.