‘Bivak, dat ga je veel doen. Overnachten met min 25 graden Celsius en zonder stroom, dat is geen pretje”, vertelt luchtmachtonderofficier Nelleke (wegens veiligheidsredenen zonder achternaam) aan een tiental jongeren. Ze zitten in een grijs zaaltje bij Eindhoven Airport – een van de vele plekken waar defensie jongeren voorlicht over het volgen van een militaire opleiding. „Vreselijk”, mompelt een moeder die mee is met haar dochter. „Pffff” komt er uit een vader.
Met toenemende regelmaat verschijnen er berichten over Russische schepen voor de Noordzeekust en onderzeeërs die langs kritieke onderzeese infrastructuur varen. Ook in de lucht neemt de druk toe. „In de eerste maanden van 2025 moesten Nederlandse gevechtsvliegtuigen 35 keer in actie komen tegen Russische toestellen die het NAVO-luchtruim testten”, legt Nelleke uit. „Normaal doen we dat zo’n twintig keer in een heel jaar.”
De militaire ontwikkelingen dwingen de krijgsmacht tot de grootste personeelsgroei sinds de Koude Oorlog. Nog voor 2030 moet defensie uitbreiden van zo’n 75.000 naar minimaal 100.000 militairen. In crisistijd is er zelfs sprake van een verdubbeling tot 200.000.
Vooral ondersteunende en technische functies, zoals de logistiek, zorg en IT, moeten groeien. Het zijn rollen die minder tot de verbeelding spreken dan het besturen van een schip of een gevechtsvliegtuig.
Jongeren en ouders krijgen uitleg bij een wervingsdag van defensie. Foto Dieuwertje Bravenboer
Geen telefoon-beleid
In tegenstelling tot hun ouders geven de jongeren geen kik bij Nellekes verhalen over de fysieke ontberingen. Zelfs niet als ze vertelt over het geen-telefoonbeleid dat soms hele weken geldt op oefening. Totdat het over luchtvoertuigen gaat. „Moet ik me aanmelden bij de marine of de luchtmacht als ik in een NH90-helikopter [een gevechtstoestel voor op zee] wil vliegen?” vraagt Thijmen Lucassen (16). „Kan ik op de militaire academie beter de richting Krijgswetenschappen of de richting Militaire Systemen en Technologie volgen als ik piloot wil worden?” vraagt een ander.
Lees ook
Extra gevechtseenheden voor leger om te voldoen aan NAVO-norm: ‘Grootste groei sinds Koude Oorlog’
„Elk jaar melden zich zo’n driehonderd mensen aan om vlieger te worden”, vertelt Nelleke de tieners. „Maar slechts één van hen wordt dat ook.” De zaal slaakt een collectieve zucht, hier en daar is een beteuterd gezicht te zien. Op het scherm verschijnen beelden van oog- en gehoortesten, begeleid door heldhaftige filmmuziek. En daarna een waslijst met pittige drempels: je moet onder andere drie hoge officieren overtuigen dat jouw levensvisie officierswaardig is, hoog scoren op een IQ-test én zonder eerdere ervaring een vliegtuig onder controle krijgen — inclusief loopings.
„Eerst willen we mensen de funnel [van het aanmelden] intrekken”, vertelt Henk. Hij is luitenant-kolonel der mariniers en hoofd van de recruitmentafdeling. Dat begint met een beeld dat aanspreekt: avontuur, kameraadschap, iets betekenen voor je land. „We merken dat van alle taken die defensie vervult – ook bosbranden blussen en coronavaccins verspreiden – het verdedigen van de landsgrenzen jongeren echt aanspreekt”, zegt Nelleke. Tijdens haar presentatie wijst ze de jongeren op een kaart van Nederland. „Hier in Volkel staan gevechtsvliegtuigen”, zegt ze, waarna een filmpje volgt van een quick reaction alert-missie: een straaljager die opstijgt nadat een onbekend toestel het Nederlandse luchtruim binnen is gevlogen.
Celine Rijmakers en haar moeder in gesprek met een wervingsofficier van defensie. Foto Dieuwertje Bravenboer
Vorig jaar meldden zo’n 20.000 mensen zich aan bij defensie. Foto Dieuwertje Bravenboer
Opvangen en begeleiden
Sinds een jaar denken recruiters ook mee over passende alternatieven voor de mensen die niet door de selectie komen. In de toekomst willen ze ook meer gaan werken met kunstmatige intelligentie. AI moet iemands vaardigheden en voorkeuren koppelen aan functies waar hij of zij zelf nog niet aan gedacht heeft. Een aspirant-vlieger krijgt bijvoorbeeld te horen dat zijn profiel ook goed past bij de opleiding tot luchtgevechtsleider of systeemtechnicus.
Bovendien blijkt het in 2021 ingevoerde dienjaar effectief om jongeren aan defensie te binden. Een jaar lang draaien deelnemers mee op verschillende afdelingen. Juist doordat jongeren de kans krijgen om in de praktijk verschillende rollen te ervaren, ontdekken ze geregeld dat hun interesses ergens anders liggen dan in de cockpit of op de scheepsbrug. En opvallend vaak blijven ze daarna hangen voor een beroepsopleiding.
„Het aantal aanmeldingen groeit. Vorig jaar waren het zo’n 20.000 in totaal. Een vijfde van die aanmelders begon ook daadwerkelijk aan een opleiding”, legt luitenant-kolonel Henk uit. Een groot deel wil gaan voor de ‘coole banen’, zoals marinier of straaljagerpiloot. En juist die opleidingen zijn heel selectief en kennen geen grote tekorten. „Zodra die buiten bereik blijken, haken velen af.”
„In plaats van ze te laten uitstromen moeten we ze opvangen en begeleiden naar een ander pad binnen defensie”, zegt hij. Dat begint met het doorprikken van het Tom Cruise-beeld. „Om een F-35 te laten vliegen, heb je net zo hard een logistiekeling nodig als een vlieger. Zonder brandstof gaat de kist niet de lucht in.” Gezamelijk heldendom dus: „Onze slogan is: ‘één team, één taak.’ Je doet het met elkaar.”
Lees ook
Gaan reservisten de krijgsmacht redden? Dan moeten werkgevers wel meewerken. En de wervingscampagnes aanslaan
Uitleg over vaktechnische opleidingen bij defensie op een voorlichtingsdag in Eindhoven. Foto Dieuwertje Bravenboer
Het aantal asielzoekers dat in Nederland wordt toegelaten, is sinds de zomer van vorig jaar hard gedaald. Waar voorheen meer dan 80 procent van de eerste asielaanvragen werd ingewilligd, krijgt sinds halverwege vorig jaar 65 procent een verblijfsvergunning.
Immigratiedienst IND schrijft de plotselinge daling van het aantal ingewilligde asielaanvragen toe aan verschillende oorzaken. Een is een nieuwe werkwijze, waardoor de IND aanvragen strenger toetst. Vluchtelingen moeten meer moeite doen om hun asielverhaal te onderbouwen en moeten vaker aantonen dat zij persoonlijk gevaar lopen in hun herkomstland. „We denken dat deze nieuwe werkwijze van invloed kan zijn geweest op het inwilligingspercentage, maar we hebben er geen onderzoek naar gedaan”, zegt een IND-woordvoerder.
Een andere oorzaak is volgens de dienst een aanpassing van het landenbeleid. Irak en Jemen werden vorig jaar voor bepaalde groepen veiliger verklaard, waardoor mensen uit die landen minder gemakkelijk asiel krijgen verleend.
De IND voerde in de zomer van 2024 een nieuwe werkwijze door. Dat werd gedaan door demissionair staatssecretaris Eric van der Burg (VVD), vlak voordat het kabinet-Schoof aantrad. Aanleiding vormde politieke druk. De Tweede Kamer vond het Nederlandse inwilligingspercentage te hoog. Die lag eerder op 85 procent, terwijl in Europa gemiddeld de helft van de eerste asielaanvragen wordt ingewilligd. In een motie eiste de Kamer in 2023 nieuw toelatingsbeleid, waarin „de bewijslast zoveel mogelijk bij de asielzoeker” zou liggen.
Risicogroepen
In de nieuwe methode moeten asielzoekers meer doen om geloofd te worden door de IND. Als ze bijvoorbeeld geen identiteitsdocumenten bij zich hebben, moeten ze daar een goede reden voor aandragen. Anders kan hun aanvraag worden afgewezen.
Daarnaast is het beleid voor ‘risicogroepen’ aangescherpt. Zo kreeg bijvoorbeeld een journalist uit Rusland gemakkelijker een verblijfsvergunning, omdat werd aangenomen dat diens hele groep gevaar loopt. In het nieuwe beleid zou een journalist uit Rusland dat alsnog individueel moeten aantonen.
De nieuwe werkwijze leidt volgens de IND tot betere beslissingen. „Waar onze besluiten eerder een opsomming waren van diverse argumenten, wordt nu duidelijker gezegd: dít is waarom wij afwijzen”, aldus een woordvoerder.
Als je geen voorrang meer geeft aan een groep die je voorheen grotendeels inwilligde, gaat dat percentage naar beneden
Er is ook kritiek. Vluchtelingenwerk volgt de uitwerking van het nieuwe beleid via haar netwerk van asieladvocaten. Volgens de ngo is door de werkwijze sprake een „veel strengere toets”, waar echte vluchtelingen het slachtoffer van worden. „Soms wordt een aanvraag op basis van een ontbrekend document niet verder behandeld”, zegt Myrthe Wijnkoop van Vluchtelingenwerk. „Terwijl dat niets hoeft te zeggen over de geloofwaardigheid van de vluchteling.”
Als voorbeeld noemt Wijnkoop de afwijzing van een alleenstaande moeder uit Jemen met vijf jonge kinderen. De vrouw vreesde voor eerwraak en wilde haar kinderen beschermen tegen besnijdenis – in het gebied waar haar ex-man vandaan komt, is vrouwenbesnijdenis aan de orde van de dag. Terwijl de IND haar verhaal in grote lijnen gelooft, werd de aanvraag afgewezen om procedurele redenen. Onterecht, oordeelde de rechter onlangs: de IND had tal van relevante omstandigheden niet meegewogen.
Landenbeleid
Een andere reden voor het dalende inwilligingspercentage is het aangepaste landenbeleid. Tot halverwege vorig jaar kregen bijvoorbeeld christenen en jezidi’s uit Irak makkelijker asiel verleend. Omdat ze niet langer gelden als ‘kwetsbare minderheidsgroepen’, is dat lastiger geworden. Ook voor Jemen is het beleid aangepast. Hoewel de situatie daar nog altijd onstabiel is, neemt de IND niet langer aan dat alle Jemenieten gevaar lopen.
De IND wijst nog op een andere factor die het inwilligingspercentage zou drukken. Eerder gaf de dienst voorrang aan aanvragen van Syriërs, die vrijwel standaard werden ingewilligd. Rond de zomer van vorig jaar stopte de IND daarmee. „Als je geen voorrang meer geeft aan een groep die je grotendeels inwilligt, dan gaat je inwilligingspercentage naar beneden”, zegt de IND-woordvoerder.
Sinds de val van het Assad-regime neemt de IND helemaal geen beslissingen meer over asielaanvragen van Syriërs.
Lees ook
Door nieuwe wetten van minister Faber zal het alleen nog maar drukker worden bij de vreemdelingenrechtbank
In de hoek op de eerste verdieping van de bieb is geen boek te bekennen – maar daar komen de heren aan het tafeltje dan ook niet voor. John van Berkel (70) staart naar het schaakbord, geduldig wachtend op de zet van zijn tegenspeler. „We zijn inmiddels aan elkaar gewaagd”, zegt Fred (83) – hij wil alleen met voornaam in de krant.
De mannen komen hier „één à twee keer” per week. „Dat valt nog wel mee, hoor”, zegt John. „Sommige mensen komen elke dag.”
„Je komt heel wat schaakverslaafden tegen”, beaamt Fred, die hier „haast iedereen” kent. Wat hem betreft is het „de mooiste ontmoetingsplek van Rotterdam”. „Ik kom vooral naar de bibliotheek om mensen te ontmoeten. Vooral jongere mensen. Als ik een goed gesprek heb, is schaken niet zo belangrijk.”
De stadsbibliotheek van Rotterdam trekt jaarlijks zo’n 2,5 miljoen bezoekers, verspreid over 23 vestigingen door de stad. Toch ziet ook een aanzienlijk deel van de inwoners de bibliotheek nooit vanbinnen. Ze hebben het geld niet of weten simpelweg niet wat de bieb te bieden heeft.
Om hen over de streep te trekken, zet Rotterdam een uitzonderlijke stap: per 1 mei kunnen alle inwoners gratis lid worden van de bibliotheek. Wie een boek te laat inlevert, wordt daarnaast niet meer beboet. „In bibliothekenland een langgekoesterde wens”, aldus Alice Vlaanderen, directeur van Bibliotheek Rotterdam.
Lees ook
Elke dag naar de bieb, maar niet voor de boeken
Laaggeletterd
Gidsend door de Centrale Bibliotheek aan de Hoogstraat ziet Vlaanderen „de wereld samenkomen”. Jongeren zitten verdiept in het scherm van hun laptop, ouders lezen hun kinderen voor, maar bezoekers krijgen ook hulp bij hun belastingaangifte of een WhatsApp-snelcursus.
„Als je hier een tijdje gaat zitten”, zegt Vlaanderen, „zie je mensen uit alle lagen van de stad. Maar we denken dat dat nog beter kan.” De gemeente krijgt namelijk „veel signalen dat mensen de bibliotheek nog niet laagdrempelig genoeg vinden”, zegt cultuurwethouder Said Kasmi (D66) in zijn werkkamer in het stadhuis. „Terwijl het bij uitstek een plek is waar iedereen een boek moet kunnen lezen, een cursus volgen, andere mensen ontmoeten.”
Laaggeletterdheid ga je maar op één manier tegen: door veel te oefenen en veel te lezen
Onlangs nog: een lerares die van een kind had gehoord dat haar moeder niet naar de bieb wilde vanwege een openstaande boete. Vlaanderen: „Dat gebeurt echt regelmatig.”
„Een hoop Rotterdammers hebben te maken met armoede”, zegt Kasmi. „Dan is een boete of lidmaatschapsgeld een te hoge drempel.” Hij wijst erop dat een op de vijf Rotterdammers laaggeletterd is – dat is ruim boven het landelijk gemiddelde (12 procent). „Laaggeletterdheid ga je maar op één manier tegen: door veel te oefenen en veel te lezen.”
Twintigduizend
Met het gratis lidmaatschap kunnen leden maximaal zes boeken per jaar lenen. Wie meer wil, moet voor 4 euro per maand een aanvullend abonnement afsluiten.
De wethouder verwacht niet dat dit mensen alsnog ervan weerhoudt om lid te worden. Het grootste deel van het aanbod van de bibliotheek ís bovendien al gratis, zegt Kasmi. „Het doel is mensen überhaupt de bieb in te krijgen. Als je eenmaal binnen bent, zijn er ook allerlei andere voorzieningen en faciliteiten. Maar mensen weten dat niet eens.”
De vraag is of de bibliotheek het bredere publiek bereikt dat ze hóópt te bereiken. Vlaanderen: „Ik wil niet zeggen dat het een makkie is, maar we hebben wel veel contact met scholen, huisartsen, kinderdagverblijven. Mede via hen willen we dit onder de aandacht brengen, bijvoorbeeld door folders neer te leggen.”
De doelstelling is ambitieus: de bibliotheek denkt, op basis van een pilot, twintigduizend nieuwe leden binnen te kunnen halen – 20 procent van het huidige bestand. De kosten (onder meer voor de inkoop van boeken) worden volgens de wethouder gedekt door „een combinatie van onze eigen subsidie en die van het Rijk”.
Leeftijdsgrens
In Nederland is een lidmaatschap van de bibliotheek tot aan de achttiende verjaardag gratis. Dan volgt doorgaans een e-mail met een felicitatie en de boodschap dat het lidmaatschap voortaan geld kost. Om te voorkomen dat jongeren afhaken, verhoogt een groeiend aantal gemeenten de leeftijdsgrens van het gratis lidmaatschap.
In Spijkenisse, een van de voorlopers op dit gebied, is een lidmaatschap sinds 2018 tot dertig jaar gratis. Met succes: het leverde de bibliotheek vijfduizend leden op, zegt directeur Victor Thissen. „We kregen veel meer jongeren over de vloer die hier een kop koffie kwamen drinken of studeren.”
We kregen veel meer jongeren over de vloer die hier een kop koffie kwamen drinken of studeren
Rotterdam hoopt dat andere gemeenten volgen. En wil een signaal afgeven aan politiek Den Haag, waar de btw-verhoging op boeken nog altijd in de lucht hangt – het door het kabinet toegezegde alternatief ontbreekt vooralsnog. „Dit is ook een beetje een reactie daarop”, aldus Kasmi.
De bibliotheek zegt het effect op de leden- en bezoekersaantallen te willen monitoren. „Ik denk niet dat een gratis lidmaatschap het panacee is”, zegt Vlaanderen. „Maar ik denk wel dat het helpt om een groep binnen te krijgen. En hopelijk worden ze dan verleid om eens een boek te lezen.”
Lees ook
Waarom moet het geld per se bij kunst en boeken vandaan komen?
Prostaatkanker denderde eind 2012 Felix Metselaars leven binnen. Hij wist niets over de ziekte. Over de prostaat evenmin. Waar zát dat ding eigenlijk? Onder de blaas, zo bleek. Om de urinebuis heen. Een klier ter grootte van een kastanje die prostaatvocht aanmaakt dat bij een orgasme met het zaad naar buiten komt.
Ook in de klier van Math Muijres zat kanker, bleek op 22 januari 2018, Muijres vergeet de datum nooit meer. De kanker, zo hoorde hij, zat ook in de lymfeklieren en het bot van zijn heup. Bij uitgezaaide prostaatkanker overlijdt bijna driekwart van de patiënten binnen tien jaar. Muijres deed onmiddellijk wat hij altijd had nagelaten: hij stelde zijn testament op.
Metselaar (79) en Muijres (68) vertellen hoe het is om te leven met een ziekte die, zo bleek onlangs uit cijfers van het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL), vorig jaar in Nederland werd vastgesteld bij 15.212 mannen. Daarmee komt prostaatkanker onder mannen inmiddels bijna net zo vaak voor als borstkanker onder vrouwen (15.407 diagnoses in 2024). Het aantal nieuwe patiënten stijgt al jaren als gevolg van de vergrijzing want prostaatkanker doet zich meestal voor onder 65-plussers. Ze leven vaak nog meerdere jaren met de ziekte, zodat de volkswijsheid luidt dat je niet sterft áán maar mét prostaatkanker. In werkelijkheid stierven in 2023 ruim drieduizend mannen aan de ziekte en streefde prostaatkanker in dat jaar borstkanker in dodelijkheid voor het eerst voorbij.
Hoe verloopt het leven na de diagnose? NRC vroeg het aan twee mannen met uiteenlopende ervaringen.Bij Math Muijres bleek de kanker uitgezaaid, bij Felix Metselaar niet. Beide mannen pleiten voor meer kennis bij het grote publiek. Kennis over het feit dat het kanker nummer één is onder mannen. Kennis over de kans op overlijden. Kennis over het risico op incontinentie na een prostaatverwijdering – Metselaar weet er alles van. En kennis over het belang van vroegere screening want de ziekte is een sluipmoordenaar. Math Muijres merkte niets, tot zijn plasstraal toch wel opvallend aan kracht had ingeboet. Toen klopte hij aan bij de huisarts. „Als ik eerder was gescreend, was mijn levensverwachting nu jaren hoger geweest.”
Geen goed nieuws
Felix Metselaar, oud-docent natuur- en scheikunde, had geen lichamelijke klachten. Toch meldde hij zich bij de dokter, op aanraden van een oud-leerling. Haar vader was aan prostaatkanker overleden, ze wilde Metselaar waarschuwen. „Als ik jou was”, zei ze, „zou ik mijn bloed laten prikken.” Hij had een licht verhoogde psa-waarde, een teveel van het eiwit aangemaakt door de prostaat. Niet alarmerend, wel verdacht: misschien was er kanker in het spel. Het was 2011 en z’n psa bleef stijgen, van 4 naar 5 tot boven de 6 in 2012. De uroloog nam stukjes van zijn prostaat onder de loep. Geen goed nieuws. „Ik? Prostaatkanker?”, dacht Metselaar toen hij het hoorde. Hij snapte het niet. Hij voelde zich „ontzettend fit”. Hij was een actief hockeyer, al zijn hele leven, ook nu nog, boven de 65. Kankerpatiënt: zo zág hij zich gewoon niet.
Klachten had Metselaar niet, toen hij zijn bloed liet onderzoeken. „Ik? Prostaatkanker?” dacht hij toen hij de diagnose te horen kreeg. Foto Merlin Daleman
Bestralen of verwijderen? Hij was er snel uit. Haal die kanker alsjeblieft weg. Begin 2013 ging de prostaat uit zijn lijf. De uroloog sneed nogal ruim want er leek wat tumor aan de buitenkant van de prostaatwand te zitten. „Dat betekent dat er extra zenuwen beschadigd zijn”, zei de uroloog. „O”, zei Metselaar.
De eerste drie weken liep hij rond met een kathether. Hij hockeyde er zelfs mee, in Barcelona, tijdens een toernooi dat hij niet wilde missen. Hij bond de plaszak om zijn been en verstopte hem onder een lange broek in de hoop dat geen hockeystick hem lek zou prikken. „Ik speelde niet slecht, geloof ik.”
Zonder katheter bleek hij aanvankelijk „zwaar incontinent”. Maar goed, dacht hij: ik leef nog. Het advies was bekkenfysiotherapie, Metselaar deed braaf de dagelijkse oefeningen. Het hielp hoogstens een beetje. Een normale plasbeurt zat er sinds de prostaatverwijdering niet meer in. In plaats daarvan bleef de urine druppelen en soms kwam het met scheutjes. Hij was aangewezen op inleggers in zijn ondergoed. Uitjes ging hij plannen, ‘is daar een toilet’ werd de hamvraag. Hij droeg reserve-inleggers bij zich. Hij droeg die extra inleggers in een jaszak of een vestzak maar niet in de zakken van zijn feestelijke outfit ter ere van de 65ste verjaardag van zijn vrouw. Daar zaten ze, met vrienden te tafelen in een etablissement ver weg van huis. „Ik geloof dat ik aan het doorlekken ben”, zei hij tegen zijn vrouw, die naast hem zat. „Blijf maar zitten”, fluisterde ze en ze snelde naar hun auto waar nog wat absorberende celstof lag voor ongelukjes onderweg. Zijn broek was drijfnat. „Ik voelde me waardeloos.”
Ja, aan een oud-collega legde hij het uit, toen de vlek in zijn broek groot werd tijdens een boswandeling en zij hem verbaasd vroeg waarom hij niet even was gaan plassen. Tja, incontinentie, niet het leukste gespreksonderwerp.
Hij kreeg een prothese die verlichting bood. De prothese sluit zijn urinebuis af, op zijn balzak zit een bedieningsknopje. Eén druk op de knop en de blaas leegt zich. Nu, vijf jaar later, werkt de prothese minder goed dan eerst. Inleggers komen nog steeds van pas. En sinds kort draagt hij bij wijze van experiment wasbare, absorberende onderbroeken die in Nederland nog nauwelijks op de markt zijn en door menig zorgverzekeraar nog niet worden vergoed. „Die bevallen me heel goed.”
Het besef dat de kanker hem op een dag fataal wordt, verlaat Math Muijres geen dag. Maar het vloert hem niet. Foto Merlin Daleman
Bij Math Muijres was de kanker dus in zijn heup doorgedrongen, hoorde hij op zijn 61ste. Ineens bleek zijn leven eindig. Eerder, tja, lééfde hij gewoon, met zijn vrouw met wie hij trouwde in 1981 en met wie hij een zoon en een dochter kreeg. Oké, toegegeven: hij was óók getrouwd met zijn werk, als zelfstandige op het snijvlak van bestuur en ict. Aan acquisitie deed hij niet: ze wisten hém te vinden. „Ik draaide de mooiste projecten in gemeenteland”, vertelt hij aan de moderne tafel in zijn moderne huis in de taille van Zuid-Limburg, het dorpje Grevenbicht.
Piano
Na de diagnose stopte hij twee jaar met werken. Hij zocht naar betekenis en dacht die te vinden achter het stuur van een nieuwe, zilverkleurige Mercedes AMG. Die ging heel snel maar dat gold ook voor de politie, zo bleek, en Muijres verkocht de auto. De piano bleek een duurzamer aanschaf en ook het zingen pakte hij op en toen hij met zijn zangcoach repeteerde en er een liedje voorbijkwam met het regeltje ‘And when my life is over’ overviel het verdriet hem – „baf!, zo uit het niks.”
Hij kreeg hormoontherapie. Anti-hormoontherapie eigenlijk, periodieke injecties om de aanmaak van testosteron lam te leggen. Want testosteron, zo leerde hij, stimuleert de groei van prostaatkanker. Aan sport had Muijres nooit gedaan en nu is hij ter behoud van zijn fitheid drie keer per week in de weer met kettlebells in de gym van de fysio.
De hormoontherapie pakte hem zijn lust af en ook zijn orgasme. „Het stopt nu daar waar normaal de climax begint.” Op zijn 24ste had hij het waarschijnlijk een ramp gevonden. Nu, als zestiger, noemt hij het „vervelend”. Hij zegt: „De intimiteit die aan de basis ligt van het seksuele, is veel belangrijker. Dat je het fijn vindt om tegen elkaar aan te liggen, dat je ’s nachts tegen elkaar aanschuift.” De intimiteit en genegenheid tussen hem en zijn vrouw „is er met sprongen op vooruit gegaan”.
Het besef dat de kanker hem op een dag fataal wordt, verlaat hem geen dag. Maar het vloert hem niet. En aan de buitenkant merk je er niets van. Sterker, het besef dat hij lijdt aan een ongeneeslijke ziekte lijkt bij menigeen te zijn weggeëbd. Heel gek: toen hij destijds het slechte nieuws deelde, leken sommigen hem te zien als op sterven na dood. Maar toen hij laatst tegen iemand zei dat hij nog altijd veel sport om genoeg energie te houden, was het ineens: ‘O? Ben jij nog ziek dan?’
Het besef dat de kanker hem op een dag fataal wordt, verlaat Math Muijres geen dag. Maar het vloert hem niet. Foto Merlin Daleman
Prostaatkanker heeft gewoon een heel lange spanningsboog, maar ja, wat doe je eraan? Spreekt hij over de dodelijkheid – driekwart dood binnen tien jaar, gemiddeld negen afgesnoepte levensjaren – dan antwoorden mensen opvallend vaak: ‘Maar je kunt ook morgen onder een tram komen.’ Ze bedoelen het vast goed maar invoelend is het allerminst, zegt Muijres. „Op 22 januari 2018 hoorde ik dat ik dood zou gaan. Dat is echt iets anders dan het theoretische risico dat iedereen in zijn leven loopt.” Hij voelt zich goed, al is hij sinds kort wat sneller moe. Hoe lang hij nog heeft, weet niemand. Wat hij wel weet: dat hij tijdens Oud en Nieuw zijn vrouw aankeek en zei: „Wat was 2024 weer een verrekte mooi jaar.”