Een oprechte sorry, dat is best ongemakkelijk

„Sorry, meneer…” Na afloop van een lezing steekt een student haar hand op, „maar ik voel me gekwetst door iets wat u zei.”

„O jee.” Ik probeer eerst een glimlach, maar die strandt op haar vastberadenheid. Ik had een sneer uitgedeeld naar ‘slachtofferproza’ – literatuur waarin auteurs hun eigen waargebeurde misère breed uitmeten – en omdat de student leed aan een van de trauma’s of een van de gebreken had die ik opsomde, was ze gekwetst.

„Als dat zo is”, reageer ik meteen, „dan spijt mij dat bijzonder, want dat was zeker niet mijn bedoeling.”

Het gemak waarmee dat eruit komt is niet de enige reden dat ik me een beetje een oplichter voel.

Ik klink als zo’n politicus die ‘de ophef betreurt’. Een nonpology, noemen de Engelsen dat. Bovendien gebruik ik in een moeite door een retorisch foefje dat de Griekse redenaar Hermagoras van Temnos tweeduizend jaar geleden al beschreef.

Dat laatste leerde ik onlangs, uit het boek Maar zo bedoelde ik het niet! van Ronny Boogaart, Henrike Jansen en Maarten van Leeuwen. Deze Leidse neerlandici rangschikken hierin allerlei recente verdedigende uitspraken van politici en andere publieke figuren langs de vier verdedigingslinies die Hermagoras van Temnos opstelde in de eerste eeuw voor onze jaartelling.

Ik vond die indeling heel verhelderend, vooral omdat die linies een rangorde hebben, van sterk naar zwak zodat je ze op waarde kunt schatten, al die uitvluchten die bijna dagelijkse kost zijn. Het sterkste is linie 1. Ontkenning (‘Geen actieve herinneringen aan’). Daarna volgen: 2. Andere interpretatie (‘Het was een grapje/metafoor/ironie’), 3. Verzachtende omstandigheden (‘Ik was dronken/gestrest’), 4. Tegenaanval (‘Je mag ook niks meer zeggen’).

Ik volgde dus linie 2, en gooide er even later ook een linie 3 tegenaan, ik was dronken. Ik koos voor deze variant: „Bij die trauma’s zitten ook dingen waar ik zélf aan lijd!”

Meerdere linies combineren maakt het vaak zwakker, weet ik nu. Naast leerzaam is dit boek, met bijna driehonderd pagina’s aan voorbeelden, ook een portret van een tijd waarin morele grenzen verschuiven, gevoeligheden toenemen en woorden steeds vaker verkeerd vallen. Maar waaróm is excuses hiervoor maken toch zo moeilijk?

Na mijn nonpology valt iemand de gekwetste student bij. „Maar u gebruikte het woord autist. Dat kan eigenlijk niet meer.” Hier wordt het ongemakkelijk. Nu merk ik de aandrang om me iets oprechter te verontschuldigen, want ik vind het vervelend dat iemand gekwetst is. Dat is de onaangename consequentie van de balanceerkunst tussen behagen en uitdagen waar schrijven bij mij vaak op neerkomt. Tegelijkertijd wil ik ook vasthouden aan mijn standpunt. De som van die tegenstrijdige aandrang is dus een laf schijnexcuus, ook doordat ik angst en gêne voel.

Illustratie Lotte Dijkstra

Toverwoordje uitspreken

Je verontschuldigen is het ongewisse in springen. Je weet niet of er verzoening volgt of afwijzing, terwijl je wel je harnas aflegt. Wie publiekelijk spijt betuigt, opent de poorten naar schaamte, angst en controleverlies.

Excuses zijn een taalhandeling, zoals taalfilosoof John L. Austin dat noemde. In zijn standaardwerk How To Do Things With Words (1962) stelt hij dat taal niet alleen een informatietaak vervult. Onder de top van de letterlijke betekenis dobbert een hele ijsberg aan sociale bedoelingen en acties. En die handeling, dat ongemakkelijke ‘doen’ of ‘maken’ van excuses is precies wat ‘sorry’ tot ‘the hardest word’ maakt, zoals Elton John ooit zong.

Neerlandicus Daniël Janssen gaf tijdens het Utrechtse Betweter Festival in 2022 nog een andere verklaring. Je excuseren is een van de weinige taalhandelingen is die we expliciet krijgen aangeleerd, als we twee of drie jaar zijn, en we nog niet zo goed snappen wat we nu precies verkeerd hebben gedaan. Ineens dwingen je ouders je om je nederig op te stellen. Gevolg: een diepe schaamte, die altijd rond excuses maken blijft hangen. „Dat raak je nooit meer kwijt.”

Nog voel ik het lood in mijn kinderschoentjes toen ik bij de buren een voetbal moest ophalen die een bloempot aan diggelen had geschoten. Maar ik herinner me ook de opluchting na het uitspreken van alleen maar dat toverwoordje – ‘sorry’ – waarna alles kennelijk weer goed was. Veertig jaar later probeer ik nog steeds lood te veranderen in lucht: „Sorry als dat woord verkeerd overkomt.”

Voor werkelijke, diepgaandere excuses is veel meer nodig dan alleen sorry zeggen, legde Janssen uit. Je moet specifiek benoemen welke norm je hebt overschreden, empathie tonen met het perspectief van de ander, beterschap beloven, laten zien hoe je dat gaat aanpakken… kortom, een compleet vagevuur, waar je daadwerkelijk gelouterd uitkomt, met nieuwe inzichten.

Nog voel ik het lood in mijn kinderschoentjes toen ik bij de buren een voetbal moest ophalen

Mijn indruk is dat ook dat laatste aan het verdwijnen is. Online stuit ik op deze wervende tekst: „Sorry zeggen is nog eenvoudiger geworden met HIX.AI We gaan je helpen de woorden te vinden die je nodig hebt om je te verontschuldigen voor een aantal veelvoorkomende situaties die je kunt tegenkomen. Wilt u zich verontschuldigen bij een klant? Wij kunnen helpen. Product te laat? Geen probleem.”

Dit gaat om bedrijven, maar de principes gelden ook voor persoonlijke en publieke excuses zoals bij mijn lezing. Daar heb je vooralsnog geen virtuele sorry-assistent die in je oortje fluistert, maar als je de checklijst van sorry-componenten eenmaal kent, is het opdreunen van een toverspreuk die ze allemaal bevat een fluitje van een cent.

Als ik dat had gedaan tegenover die studenten, had dat ongeveer zo geklonken: „Als jullie je door dat woord gekwetst voelen, dan heb ik de lading ervan verkeerd ingeschat en bied ik daar mijn oprechte excuses voor aan. Voortaan zal ik het hebben over ‘neurodivergente personen’. Iedereen tevreden?”

‘Dat wijf’

Vast niet. Toch is dit vaak hoe het publieke debat verloopt. En dat ligt niet alleen aan degene die een uitglijder maakt. Ook de aanklagers en aanstootnemers richten zich steeds feller op het letterlijke taalniveau. Met het dwingende appèl om uitspraken ‘terug te nemen’, er ‘afstand van te nemen’, enzovoorts willen ze vooral de morele grammatica herschrijven, in plaats van werkelijk in debat treden over de onderliggende ideeën en waarden.

Het is veel makkelijker om kritiek te leveren op wat iemand zégt dan op wat iemand bedóélt. En het levert ook nog eens een grotere commotie en verspreiding op.

Vooral in het digitale tijdperk, waarin foute uitspraken ook gemakkelijker zijn te detecteren. Sociale media faciliteren een permanente surveillance, waarin iedere echte of vermeende uitglijder eindigt in een filmpje of screenshot. Iedereen kan een grensrechter zijn, azend op het moment dat hij kan vlaggen als een publieke figuur buiten de lijntjes gaat. Vervolgens krijg je het irritante welles-nietes-steekspel op de semantische grenslijnen.

Het boek van de drie neerlandici heeft hier voorbeelden te over van. In maart dit jaar werd aan tafel bij Studio Voetbal oeverloos gedebatteerd over het woord ‘wijf’, nadat Ajax-trainer Maurice Steijn de clubpsycholoog van Almere had aangeduid als „dat wijf van Almere City”. Tussen Jeroen Pauw en Mona Keijzer (BBB) ontspon zich dit voorjaar een semantische discussie over Keijzers opmerking in een NRC-interview: had toenmalige asielstaatsecretaris Eric van den Burg (VVD) ze wel allemaal „op een rijtje”? O nee, Keijzer twijfelde niet aan zijn verstandelijke vermogens, maar: had hij wel „overzicht op alles”, had hij die „prioriteiten” wel „op een rij”? Het rijtje veranderde slinks in een rij. Zwak, jawel, maar was het nou echt een grove belediging?

Had Mona Keijzer berouw moeten tonen? Tranen? Dit spijt me zó erg, Eric… Welnee

Had Mona Keijzer berouw moeten tonen? Tranen? Dit spijt me zó erg, Eric… Welnee, in zulke discussies zit niemand te wachten op oprechte spijtbetuigingen, maar hooguit op een vluchtig sorry. Het gaat om het markeren van de taalgrenzen. ‘Wijf’ en ‘ze niet op een rijtje hebben’ belandden misschien niet op de zwarte lijst met pisnicht, autist en omvolking, maar publieke figuren zullen ze niet gauw meer in de mond durven nemen.

Het debat dreigt op die manier ingeruild te worden voor verbale transacties. De handelingscomponent verdwijnt uit de taalhandeling. Spijt betuigen wordt even luchtig als de sloganachtige mantra uit de NS-speakers: „Onze excuses voor het ongemak.”

Tegenover zoveel onoprechtheid vind ik de opstelling van Johan Derksen haast verfrissend. Na het beruchte ‘kaars-verhaal’ bij Vandaag Inside in 2022 hanteerde hij een andere techniek om lood in lucht te veranderen. Hij weigerde simpelweg mee te doen aan het gehuichel. „We moeten van de directie onze oprechte excuses maken, en dan gaan zij bepalen hoe het verder gaat. Dan denk ik: we zitten hier een examen excuses maken te doen… lik mijn reet.”

Zinloze wrok

Lik mijn reet. Dat is ook wat Friedrich Nietzsche zei, in iets poëtischer bewoording. De filosoof met de hamer pleitte voor een leven zonder spijt. In Menselijk, al te menselijk (1879) stelt hij: „Nooit het berouw een kans geven, maar direct bij zichzelf zeggen: daarmee zou ik een tweede domheid aan de eerste toevoegen.”

Amor fati, daar gaat het om in zijn filosofie. Houden van je lot. Dat reikt verder dan ‘er vrede mee hebben’. Het betekent dat je elke gebeurtenis van je leven voluit omarmt, inclusief alle gebreken, pijn en tekortkomingen. Spijt is het omgekeerde, een zinloze wrok tegen je eigen bestaan, terwijl alles wat gebeurde – inclusief wat je deed in woord en daad – nu juist noodzakelijk was voor het vormen van je huidige zelf.

Die spijtloze school lijkt zijn aanhang overwegend aan rechts-populistische zijde te hebben. Het is strategie van de schaamteloosheid die Donald Trump leerde van geestelijk mentor Roy Cohn – „attack, deny, never show defeat”. Het is de halsstarrigheid van Geert Wilders en Marjolein ‘Mijn-Tweet-Klopt’ Faber.

Lichtvoetigere spijtweigeraars vinden we online achter de ironische hashtag #SorryNotSorry. Gebruikers ervan dekken zich op voorhand in tegen kritiek op uitspraken waarvan ze weten dat het provocaties zijn. „You are not important enough to hate. #SorryNotSorry.” Schitterend. Hier spreek je het toverwoordje uit terwíjl je de overtreding begaat. Je middelvinger krijgt een magisch schild.

Had ik dat moeten doen na mijn lezing? Het lijkt hardvochtig en egoïstisch, maar de ongemakkelijke conclusie is dat het wel oprechter zou zijn dan het stamelen van leugenachtige nonpology’s. Ik vond immers dat ik niets fout had gedaan. In een online discussie met onbekenden zou ik me waarschijnlijk gekozen hebben voor nietzschiaans schouderophalen. Daar speelt ook mee dat de atmosfeer er zo weinig vergevingsgezind is dat je als beschuldigde al gauw in het defensief schiet. Maar hier stond ik tegenover kritische maar welwillende overwegend jonge literatuurliefhebbers in de tastbare sociale werkelijkheid.

Wat wel degelijk oprecht was, was mijn verlangen om de onderlinge relatie te herstellen. Daar had ik mij op kunnen richten. Zonder spijt te betuigen voor waar ik geen spijt van had, tóch door het vagevuur gaan van het ongemak. Dan had ik de discussie niet platgeslagen.

Ik had mijn waardering moeten laten blijken voor de stap om dit ter sprake te brengen. Vervolgens zou ik de stelligheid van mijn uitspraken ‘ombuigen naar bespreekbare meningen’. Die formulering kwam ik tegen in het nieuwe boek van de Vlaamse denker Ignaas Devisch: We informeren ons kapot. Het is een pleidooi voor meer twijfel in het algemeen en ook in het publieke debat.

Ombuigen betekent niet dat ik woorden afzwak of terugneem. Ik leg dan vooral uit wat hun status is: ‘stellige onzekerheid’ noemt Devisch het. Dat wil zeggen dat je er weliswaar van uitgaat dat wat je beweert steekhoudend en onderbouwd is, maar dat je tegelijkertijd erkent dat je eigen perspectief onvermijdelijk beperkt is. Je staat open voor aanvulling of correctie door anderen, ook al is dat onprettig.

De loper uitrollen voor dat ongemak: is dat niet wat een echte amor fati-adept hoort te doen? Welkom, twijfel, pijnlijke confrontaties, tegenspraak. Sorry, maar géén excuses voor het ongemak – wat ons niet doodt maakt ons sterker, beste reizigers – dus laten we iedere minuut van dit oponthoud aangrijpen als een kans om te groeien.

Dat had ik allemaal eerder moeten beseffen, denk ik nu. Spijt? Ja, toch wel. Entschuldigung, Friedrich. #SorryNotSorry.