Een ontdekkingstocht door de wereld van spreekwoorden

Recensie

Boeken

Kinderboek In een nieuw kunstboek neemt Ted van Lieshout spreekwoorden en gezegden onder de loep, door te kijken naar Pieter Bruegel. Het is een ludieke ontdekkingstocht en een oefening in kijken.

Het schilderij 'De verkeerde wereld' van Pieter Bruegel.
Het schilderij ‘De verkeerde wereld’ van Pieter Bruegel.

Foto Wikicommons

‘Met de trechter op zijn kop, schiet het schenken echt niet op’. Wie nu denkt: van deze oude wijsheid heb ik nog nooit gehoord, wees gerust, dat klopt. Dit spreekwoord bestaat helemaal niet. Het is een vrolijk verzinsel van Ted van Lieshout die in zijn nieuwe kunstboek Rozen voor de zwijnen de ruim honderd spreekwoorden die Pieter Bruegel den Oude ooit op zijn schilderij De verkeerde wereld (1559) uitbeeldde, grondig en fantasierijk onder de loep neemt. Geïnspireerd door wat hij ziet op het wonderlijke paneel (‘een van de raarste schilderijen die ik ooit heb gezien’), associeert hij er daarbij lustig op los. Dus ja, er passeert nog veel meer de revue dan Bruegels man die tegen de maan pist, de hark zonder steel, de gek die geschoren wordt en de vrouw die haar man de blauwe huik omhangt: andere kunstwerken, andere schilders en heel veel andere uitdrukkingen. Bestaande én enkele niet bestaande.

Vraag-antwoord

Denk niet dat Van Lieshout hierbij van de hak op de tak springt, of, zoals Bruegel zou zeggen ‘van de os op de ezel’. Net als in Wat is kunst?, waarin Van Lieshout gedurfd het raadsel kunst ontrafelde, maakt hij vernuftig gebruik van een speels vraag-antwoordgesprek dat je schijnbaar logisch door het aantrekkelijke en onderhoudende boek gidst. Zo bespeurt de fictieve vragensteller op enig moment een mand waaruit witte damp lijkt op te stijgen. Hij vindt die mooi en wil weten: ‘Is daar geen spreekwoord over?’ Van Lieshouts antwoord leidt je dan via het in onbruik geraakte ‘hij draagt de dag met manden uit’ (hij verdoet zijn tijd) en andere spreekwoordelijke manden, naar Bruegels man die zichtbaar door de mand is gevallen, ‘een zegswijze die veel gebruikt kan worden, want iedereen vertelt wel eens een leugen en vaak komt dat uit’. Weliswaar weet Van Lieshout niet wat leugens met een mand te maken hebben, ‘maar’, zegt hij, ‘als je rondloopt met een zware mand vol leugens, kan zomaar de bodem uit je leugenachtige verhaal vallen’, waarna een exposé over liegen start.

De lichtvoetige toon van de geanimeerde babbelgesprekjes en de zorgvuldig gekozen (detail)afbeeldingen van De verkeerde wereld en andere cultuurhistorisch relevante prenten en schilderijen maken dat het boek nergens saai wordt – en dat is knap, gezien de grote informatiedichtheid. Al lezend en kijkend kom je ongemerkt zo van alles te weten. Niet alleen over de betekenis van allerlei (vergeten) uitdrukkingen en hoe ‘handig, mooi, beeldend en poëtisch’ ze wel niet kunnen zijn, maar ook over de tijd waarin Bruegel leefde en over hoe belangrijk de beeldtaal toen was, omdat mensen niet konden lezen. Een schilderij als Bruegels De val van de opstandige engelen (1562), dat volgens Van Lieshouts vragensteller net ‘een enge film in één plaatje is’, was bijvoorbeeld niet alleen gewild om de toeschouwers ervan te doordringen wat vanuit kerkelijk perspectief goed en fout was. Het diende ook gewoon ter vermaak, getuige Bruegels verstopte grapje van het duiveltje dat een enorme scheet laat.

Ontdekkingstocht

Leuk is dat Van Lieshout je regelmatig eerst zelf laat zoeken naar dit soort details, wat dit boek tot een ludieke ontdekkingstocht en oefening in goed kijken maakt. Dat je daarvoor wel steeds moet terugbladeren naar de openingsafbeelding van De verkeerde wereld, is soms wat onhandig. Toch drukt dit de kijk- en leespret niet. Die zit ‘m overigens vooral in de treffende manier waarop Van Lieshout Bruegels tijd naar de onze brengt middels prettig eigentijdse en geestige scènes. ‘Te biecht gaan bij de duivel’ doe je bijvoorbeeld, ‘als je niet weet of je gebeurt of gebeurd moet schrijven en uitgerekend aan de leraar vraagt bij wie je het best af kunt kijken’, schrijft Van Lieshout. Niet minder gevat is zijn omschrijving van de biechtstoel als ‘een soort inloopkast’. Zo creëert van Lieshout een eigen omgekeerde wereld waarin het zeer aangenaam toeven is.