Is een nationale investeringsbank essentieel voor het Nederlandse vestigingsklimaat? Zo’n bank kan immers meer geld ophalen voor startende en groeiende ondernemingen, en daarmee hun financieringskansen verbeteren.
Ja, zei Theo Henrar, voorman van industriekoepel FME, begin dit jaar tegenover NRC.
Ja, zeiden 51 prominenten uit bedrijfsleven en economische wetenschap in een open brief in april.
Ja, zei vervolgens een meerderheid in de Tweede Kamer.
En ja, ook het kabinet was welwillend. De inmiddels afgetreden minister van Economische Zaken Dirk Beljaarts (PVV) zegde een paar weken geleden toe voor de zomer met vervolgstappen te komen.
Vindt iedereen zo’n nationale investeringsbank dan een absolute must voor een volgend kabinet?
Wendy de Jong niet per se. Zij is voorzitter van ROM-Nederland, het samenwerkingsverband van regionale ontwikkelingsmaatschappijen. Die zijn opgezet om de groei van bedrijven te helpen versnellen, tot internationale uitbreiding aan toe. De ROM’s zijn daarnaast provinciale ontwikkelingsbanken: samen hebben ze ruim 2 miljard euro aan investeringen uitstaan in Nederlandse bedrijven. Toch vindt ze een landelijke kopie niet de oplossing.
De Jong: „Geld – meer ruimte om te investeren – is maar een deel van de oplossing. Bovendien: ik ben zo bang dat we door een nationale investeringsbank op te richten, vooral bezig zijn met het neerzetten van weer een nieuwe structuur. En dat we het daar dan vooral met elkaar over gaan hebben – en niet bezig zullen zijn de problemen van ondernemers op te lossen.”
Landelijke dekking
De Jong is naast haar functie bij ROM-Nederland algemeen directeur van Oost NL. Deze regionale ontwikkelingsmaatschappij zet zich inmiddels vijftig jaar in voor de economische ontwikkeling van Gelderland en Overijssel. Sinds 2021, toen Noord-Holland met ROM InWest als laatste een ontwikkelingsmaatschappij kreeg, zijn er negen ROM’s. Ze hebben samen landelijke dekking.
In het kantoor van Oost NL in Apeldoorn vlakbij de A1 – vanwaar je snel in Zwolle, Enschede, Nijmegen en Wageningen bent – beaamt De Jong dat de ondersteuning van ondernemers vanuit de overheid wel degelijk beter kan en moet. „Maar versterk daarbij vooral je bestaande structuur. En ja, dan mag je echt kritisch kijken naar hoe dat gestroomlijnder en beter kan. Minder bureaucratisch, ook bij ons ROM’s. Maar zet wel echt in op wat er al is. Verbeter dat. Er zit al echt wel logica in.”
Het onderwijs, het stikstofprobleem, het elektriciteitsnet: dáár moet het kabinet in investeren om bedrijven te helpen
Sinds 2020 kent Nederland op landelijk niveau InvestNL, gericht op groei van bedrijven in Nederland, en sinds 2021 InvestInternational, voor investeringen van Nederlandse bedrijven in het buitenland. Inmiddels wordt er op het ministerie van Economische Zaken over nagedacht de twee samen te voegen, om ze effectiever te maken. Daarnaast beschouwt De Jong het agentschap RVO, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, als de staatsinvesteringsstructuur van Nederland. Deze dienst verschaft subsidies en helpt bijvoorbeeld bij octrooiaanvragen en aanbestedingen.
Vreemd geld
Deze landelijke instellingen kunnen geen ‘vreemd geld’ ophalen. Daardoor kunnen ze alleen de beperkte publieke middelen die ze krijgen investeren. Dat gold ook voor het Nationale Groeifonds, inmiddels geschrapt door het nu demissionaire kabinet. De Jong: „Het is eigenlijk allemaal subsidie, subsidie, subsidie. En eenmaal uitgegeven, is het weg. Stop daarmee. Kies voor revolverende fondsen.”
Revolverende fondsen zijn investeringsfondsen die leningen en kapitaal verstrekken aan bedrijven. De opbrengsten ervan – rente, terugbetaalde leningen en de verzilvering van deelnemingen – vloeien terug naar de fondsen, waardoor die weer nieuwe investeringen kunnen doen. Bovendien halen deze fondsen doorgaans met hun publieke geld privaat kapitaal op. Zoals ROM’s doen. „Voor elke euro die wij kosten, halen we 30 euro aan investeringen in onze regio’s binnen. Dat is de manier waarop je publiek kapitaal slimmer inzet.”
Op die gedachte – met publiek geld privaat geld ophalen – stoelt ook de nationale ontwikkelingsbank. De 51 zakelijke prominenten die hiervoor pleiten, stellen met 10 tot 12 miljard euro overheidskapitaal zo’n 100 miljard euro financieringsruimte te kunnen scheppen. Maar, benadrukt De Jong telkens: extra geld is maar een deel van de oplossing. Het probleem zit veel meer in wat ze in ROM-jargon de „ontwikkelkracht” noemt van bedrijven. Kunnen die hun energie steken in ontwikkeling en uitbreiding?
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data133570800-985850.jpg|https://images.nrc.nl/AugrBM0xXEoTI-OwwLzkMzUWnUE=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data133570800-985850.jpg|https://images.nrc.nl/EqgLxCkJv2Yl994YoQiDLdfE7Kg=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data133570800-985850.jpg)
En juist ruimte daarvoor is er nu niet, zegt de Jong, omdat allerlei voorwaarden voor groei ontbreken. Dáár zou het kabinet „in moeten investeren”, vindt ze. „De bereikbaarheid in Nederland moet beter, het onderwijs moet beter, het stikstofprobleem moet worden aangepakt, er moet ruimte komen op het elektriciteitsnet.”
En ja, op dat vlak gaat een nationale investeringsbank niet het grote verschil maken, vindt De Jong. Waarbij het niet alleen aan het kabinet is een oplossing te bieden. „De netbeheerders en de ACM [toezichthouder op het elektriciteitsnet] moeten ook gewoon leiderschap tonen.”
Als voorbeeld haalt De Jong projecten met smart energy hubs aan in Overijssel en Gelderland. Dat zijn lokale initiatieven van bijvoorbeeld groepen bedrijven op een bedrijventerrein, die afstemmen wie wanneer energie verbruikt en opwekt. Daardoor hoeft het overbelaste landelijke stroomnetwerk minder te worden aangesproken.
Bedrijven hebben grote behoefte aan groepscontracten voor energie. Dan denk ik: neem je verantwoordelijkheid, netbeheerders, regel dat!
Samen met de provincies helpen ROM’s zulke hubs op te zetten. Het blijk daarbij lastig om afspraken te maken met netbeheerders. „Er is enorme behoefte aan groepscontracten voor energie. Dat komt nog steeds niet goed van de grond. Iedereen wijst naar elkaar, en dan is het op zijn vroegst alweer eind 2026 voordat die contracten mogelijk zijn. Dan denk ik: neem nou gewoon je verantwoordelijk, regel dat! Netbeheerders en ACM zijn echt aan zet.”
Boodschap
De Jong wil het belang van regionale ontwikkelingsmaatschappijen en haar mening over een nationale investeringsbank graag uitdragen. Daarvoor had ze al een afspraak staan met de minister van Economische Zaken, voor eind juli. Maar daags voor dit gesprek viel het kabinet.
Lees ook
Lees ook: Denktank economen: stel maatschappelijke zorgplicht voor bedrijven in
Ze gaat er vanuit dat die afspraak doorgaat, al zal dat niet met Beljaarts zijn. Maar wie er straks ook zit, haar boodschap blijft hetzelfde: wil je investeren in het Nederlandse vestigingsklimaat, ondersteun dan vooral het midden- en kleinbedrijf in de regio. Bezuinig dus níét op de rijksbijdrage aan de ROM’s – waar EZ wel op zint. „Wij kregen net vorig jaar een extra bijdrage om ons werk te versterken. Bezuinigen, waardoor wij menskracht moeten laten gaan, doet dat teniet.”
