
Acht jaar geleden kreeg Bodine Gonggrijp (34) met haar familie een auto-ongeluk. „Toen heb ik gezien wat voor impact zo’n gebeurtenis kan hebben, mentaal – los van de fysieke effecten. Na een half jaar denk je: iedereen loopt weer rond, dus het is voorbij. Maar zo werkt het niet.” Die onzichtbare nasleep van ingrijpende gebeurtenissen werd het onderwerp van haar promotieonderzoek. Gonggrijp ontdekte dat slachtofferschap niet alleen invloed heeft op de mentale gezondheid, maar zelfs op epigenetisch niveau sporen nalaat.
Bij de koffieautomaat van het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR) op de Vrije Universiteit Amsterdam hangt drie dagen na haar verdediging de uitnodiging nog op het prikbord, collega’s feliciteren haar. Hoe het was? „Eigenlijk heel erg leuk”, vertelt Gonggrijp stralend. „Je weet al jaren dat het eraan komt en vorige week was ik alleen maar zenuwachtig. Maar toen ik er eenmaal stond, vond ik het alleen maar heel leuk.”
Slachtofferschap vindt ze een beetje een moeilijk woord. „Het komt oorspronkelijk van het woord ‘offer’, natuurlijk, heel ouderwets eigenlijk. Je wilt jezelf misschien helemaal niet als slachtoffer zien. Wat dat betreft vind ik het Engelse victim al beter.” Maar hoe je het ook noemt, de op het oog onzichtbare gevolgen van ingrijpende gebeurtenissen op mensen blijken groot.
Voor haar onderzoek putte Gonggrijp uit het Nederlands Tweelingen Register (NTR) van de VU. Daarin staan ruim tweehonderdduizend mensen – meerlingen en hun familieleden. Om de paar jaar kunnen de deelnemers een vragenlijst invullen en af en toe kunnen ze meedoen aan dna-onderzoek. Met die database kon Gonggrijp de invloed van omgeving onderscheiden van genetische factoren. Ze focuste op slachtoffers van geweldsmisdrijven, diefstallen en zedendelicten – misdrijven die in het register staan. „Daarnaast is de deelnemers ook gevraagd: welke gebeurtenissen zijn u in uw leven overkomen? Dus ook dingen als je partner verliezen, financiële problemen of zelf ziek zijn.” Die laatste categorie voegde ze samen en bestempelde Gonggrijp als ‘levensgebeurtenissen’.
Clustering binnen families
Gonggrijps werk bevestigt ten eerste wat uit eerder onderzoek al bekend was: slachtofferschap hangt samen met een slechtere mentale gezondheid, bijvoorbeeld depressiviteit en eenzaamheid. Maar dat verband is niet noodzakelijkerwijs causaal, benadrukt Gonggrijp. Ze zag juist ook dat slachtoffers vóór een gebeurtenis al meer mentale problemen hadden. „Ik zag een bepaalde kwetsbaarheid. Dat betekent niet dat als je zoiets hebt, dat je automatisch slachtoffer wordt. Maar ik zag wel dat er risicofactoren waren en dat je genen en je omgeving wel degelijk een rol spelen.” Ze zag bijvoorbeeld ook dat slachtofferschap zich clustert binnen families.
Ze keek ook naar de invloed van misdrijven en levensgebeurtenissen op de zogenaamde epigenetische afstelling van genen in bloedcellen. Factoren zoals stress kunnen epigenetische labels aanbrengen of juist verwijderen, die de activiteit van genen beïnvloeden. Aan de hand van zogenoemde epigenetische biomarkers in het lichaam is iemands biologische leeftijd af te lezen. „Die epigenetische klok toont hoe oud je lichaam is, los van je kalenderleeftijd. Ik zag bij slachtoffers dat ze biologisch ouder waren dan hun echte leeftijd. Het laat dus zulke diepe sporen na dat je het gewoon in de afstelling van je genen kunt zien, dat vond ik zelf heel frappant.” De biologische veroudering kwam overigens bij eeneiige tweelingen waarvan de een wel en de ander niet een delict had meegemaakt niet duidelijk naar voren: daarbinnen had Gonggrijp „godzijdank” niet genoeg mensen die een delict meegemaakt hadden. „Mijn onderzoek toont het tipje van de ijsberg, naar mijn weten is dit het eerste onderzoek dat specifiek vanuit de epigenetica naar slachtofferschap onder volwassenen kijkt.”
„Een beetje geluk”, bracht Gonggrijp bij dit onderzoek. Ze begon ooit met de studie geneeskunde, maar deed ook een bachelor psychologie. Toen kwam ze erachter dat ze het eigenlijk leuker vindt om „iets meer naar de mensen te luisteren”. Dat zijpad leidde tot de master genes in behaviour and health aan de VU en een fascinatie voor de invloed van genen op mentale gezondheid. Toen Gonggrijp zocht naar een promotieplek, zocht ze iets waarmee ze ook sociaal impact kon maken, want „genetica kan soms een beetje droog zijn”.
Beginnetje
Gonggrijp hoopt dat haar onderzoek „meer begrip kan kweken voor mensen die iets meemaken”. Ze zegt: „Ik denk dat we soms toch nog onderschatten wat voor impact gebeurtenissen hebben, vooral als je het niet aan de buitenkant kunt zien.” Ook wijst de aangetoonde kwetsbaarheid bij slachtoffers erop dat preventie erg belangrijk is, aldus Gonggrijp. „Als iemand bijvoorbeeld bij een psycholoog loopt met mentale gezondheidsproblemen, kunnen we misschien dan al wat meer betekenen.”
Ze is nog lang niet uitgekeken op het onderwerp. Gonggrijp is al begonnen met postdoctoraal onderzoek bij het NSCR met steun van Fonds Slachtofferhulp naar de financiële kant van slachtofferschap, waarvoor ze gaat werken met data van het CBS. „Dit is echt een beginnetje”, zegt ze, terwijl ze haar hand op haar ruim driehonderd pagina’s tellende proefschrift legt. „Ik hoop ooit een soort consortium op te richten, om meer data te combineren en nog dieper te kijken. Naar online slachtofferschap heb ik bijvoorbeeld nu helemaal niet kunnen kijken. Er liggen nog heel veel vraagstukken die ik hopelijk ooit kan oppakken.”
