N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie Boeken
Frank Vande Veire De lezer van deze roman Het einde van alle straten moet zelf aan de slag om er iets van te maken. En toch, of misschien wel daarom, heeft deze ‘liefdesfantasie’ iets ongemeen betoverends.
Wat een raar boek is Het einde van alle straten van de Vlaamse filosoof Frank Vande Veire. We maken kennis met een verteller, die Frank blijkt te heten en voor vier jaar is neergestreken in een stad die veel weg heeft van Parijs. Een ‘droomstad’, omringd door heuvels met begraafplaatsen. In de stad woont ook Franks vroegere geliefde H., door wie hij weldra geobsedeerd raakt. In plaats van de studie over ‘de liefde langs de grenzen van de zuivere rede’, die hij verondersteld wordt te schrijven, krijgen we iets heel anders voorgeschoteld: een ‘liefdesfantasie’ volgens de ondertitel, waarin dromen, liefde, kunst, vrouwelijkheid en dood de hoofdrol spelen, veelal geconcentreerd rond deze raadselachtige H., over wie we bijna niets te weten komen, behalve dat zij getrouwd is met een rijke, jaloerse Rus, zich om de daklozen bekommert, in een kerk orgel speelt en met haastige tred door stad beweegt.
De ondertitel blijkt een vrijbrief te zijn om er geïnspireerd op los te fantaseren. Werkelijkheid of droom, fictie of waan – langzaam maar zeker vervaagt het onderscheid, al kan de oplettende lezer nog wel het verschil zien. Pas op het eind herstelt de orde zich en blijkt opeens dat Frank en H. ‘al minstens een jaar samen’ zijn. Zij aait hem over zijn bol nadat ze zijn proza tot zich heeft genomen, en hij smelt van ‘dankbaarheid’. Wat we daarvóór hebben gelezen was kennelijk de voorwaarde om zover te komen. H., de ideale geliefde, is dus tegelijkertijd de ideale lezer(es).
Ontkenning van de liefde
Wat haar over de streep heeft getrokken en wat de lezer onder ogen krijgt bestaat uit een wirwar van beelden, verhalen, al dan niet verzonnen dromen, observaties, ideeën en ideetjes. Een ‘droomweefsel’ waarmee deze Frank zijn H. – soms ook letterlijk als een soort stalker – achtervolgt tot aan ‘het einde van alle straten’. Hun spookachtige relatie mag overigens geen ‘liefde’ heten, en dat zorgt voor een merkwaardige dialectiek waarin liefde en dood elkaars keerzijde vormen. Pas de ontkenning van de liefde houdt haar in stand, oftewel het verlangen is belangrijker dan de vervulling.
Een banale gedachte, eigenlijk veel te banaal voor dit boek, dat je met Arnon Grunberg (in zijn recente essaybundel Waarheidsliefde en biefstuk) een ‘niet-gedomesticeerde roman’ zou kunnen noemen. De lezer moet zelf aan de slag om er iets van te maken. Anders gezegd: het gaat om de ‘straten’ naar het einde die, net als in de liefde, veel aantrekkelijker blijken te zijn dan het einde zelf.
In al zijn welsprekendheid heeft Vande Veire’s proza iets ongemeen betoverends. Het mozaïekachtige verhaal zit vol met krankzinnige, grappige, prikkelende, bekoorlijke elementen. Neem de tentoonstelling ‘The art of living’ waarbij Frank betrokken raakt en waarin willekeurige stadsbewoners hun alledaagse leven als kunstwerk offreren aan het publiek – maar omdat dat algauw te saai wordt, verzinnen ze er kleine toneelstukjes bij, of anders worden die wel door Frank voor hen verzonnen. De werkelijkheid alléén voldoet niet.
Curieus is ook de vreemde ‘Beweging’ van mensen die in de grootsteedse drukte plotseling ‘verstenen’ en een paar minuten doodstil blijven staan: een voorbeeld van de diverse – symbolische – vormen die dood in deze roman aanneemt. Een Roemeense filosofe, schrijfster van Het ondier vrouw, verkondigt een bizarre theorie over het ‘geheim’ van de vrouwelijkheid, dat inhoudt dat er juist geen geheim is. Iets wat in zekere zin ook voor deze roman opgaat: over de bevredigde liefde, het schijnbare doel van alle inspanning, valt immers niets interessants te vertellen.
Escortdame
Er is een leuk verhaal over een ‘sukkel die verliefd wordt op een computerprogramma’, dat bestaat uit enkel een vrouwelijke stem (‘Lucinde’), voorzien van een ‘grenzeloze luisterbereidheid’. Hun steeds grotere innigheid verdwijnt als de man ook haar fysieke presentie verlangt; een speciale escortdame dient zich aan, die haar lippen beweegt terwijl de stemcomputer spreekt, totdat de man echt met haar wil ‘praten’. Natuurlijk blijkt zij ‘H.’ te heten. En dan vergeet ik nog de elektronische ‘enkelband’ waarmee H.’s jaloerse echtgenoot haar gangen controleert en waarvan Frank het zendertje ontvreemdt, als om te onderstrepen dat bezit hooguit een tijdelijke illusie kan zijn. Toch doet juist dit ‘zwarte ding’ hem in zijn geliefdes armen belanden, zij het wel op een bed waarin ook al een dakloze ligt te slapen.
Op een bepaalde manier is Het einde van alle straten nauwelijks minder knots dan zijn semi-pornografische voorganger Bloeiende Agatha, waaraan enkele (deels gedroomde) bordeelvisites – evenals die enkelband – in de verte herinneren. Het beste lijkt me derhalve om je simpelweg te laten meeslepen door de surrealistische woordenstroom die Vande Veire op het papier heeft losgelaten. Dan kan ook ten volle tot je doordringen hoe zeldzaam het is dat ‘ongetemde’ boeken zoals deze worden geschreven in ons taalgebied.