Een klein dorp in Gelderland is het epicentrum van de ‘laanboomkweek’: verkoelende, CO2-slurpende groene reuzen

Tegen een stalen hek staan twee veldesdoorns van zo’n acht meter hoog. De loofbomen zijn maanden geleden uit de grond gehaald, maar onmiskenbaar leven ze nog – hun bladeren zijn sappig groen. Zo’n zes jaar hebben deze bomen op verschillende percelen met hun wortels in de grond gestaan. Buigbare scheutjes groeiden uit tot forse stammen; zaailingen werden metershoge bomen.

Afgelopen herfst, toen de kou de sapstromen van de bomen stillegde, groeven medewerkers van laanboomkweker Huverba ze uit. De wortels werden getrimd, de medewerkers pakten ze samen in een kluit en wikkelden die in kokosvezel.

Zo staan honderden soorten op het distributieterrein van Huverba te wachten op hun verkoop. Door een netwerk van slangetjes lopen druppels water de kluiten in. Zo blijven ze makkelijk nog twee jaar vitaal, als ze niet verkocht zijn gaan ze de grond weer in. „Die bomen gaan naar Londen”, zegt Derk van Dorland (37), commercieel directeur. Hij wijst op de veldesdoorns die tegen het hek staan.

Iedereen ziet dat bomen belangrijk zijn voor verkoeling en CO2-opname. Wat dat betreft verkoopt ons product zichzelf

Derk van Dorland
commercieel directeur Huverba

Epicentrum

Huverba, begin twintigste eeuw opgericht door Van Dorlands overgrootvader, staat aan de rand van een dorp dat rustig het epicentrum van de laanboomkweek in Europa genoemd mag worden. In en rond het Gelderse Opheusden zijn ruim 160 boomkwekerijen. En ze doen goede zaken. De vraag naar laanbomen – bomen die langs wegen, in parken en op begraafplaatsen geplant worden – neemt toe. Steden willen vergroenen en particulieren willen onder een boom in hun tuin zitten. Met als gevolg dat Huverba elk jaar zo’n 15 procent méér bomen, struiken en ander groen verkoopt dan het jaar ervoor. „Dit jaar komt onze omzet denk ik uit tusssen de 23 en 24 miljoen euro”, zegt Van Dorland.

Opheusden ligt in de Neder-Betuwe tussen de Rijn en de Waal. Honderden jaren van overstromingen brachten hier slib mee, en dat maakte de bodem bijzonder vruchtbaar. „Begin vorige eeuw deed iedereen hier het boomkweken er zo’n beetje bij”, zegt Jerphaas Rustenhoven (43), operationeel manager bij het bedrijf.

Rustenhoven en Van Dorland drinken koffie in een kantoortje, in de ruimte naast hen zitten zo’n tien mensen achter schermen, met headsets op, te bellen. „Tijdens de wederopbouw kwam het laanboomkweken in een stroomversnelling”, vertelt Rustenhoven. „Uniek voor deze streek is dat alle bedrijven in de keten in één regio zitten”, zegt Rustenhoven. „De toeleverancier voor bamboestokken die naast kleine boompjes staan, zit hier om de hoek. En er is een boomkwekersopleiding in het dorp.”

De blaadjes op de stam worden weggehaald om een nette kroon te krijgen.

Foto’s Dieuwertje Bravenboer

In coronatijd veranderde de vraag fundamenteel. „Toen werd groen hot”, zegt Rustenhoven. Mensen konden hun huis niet uit en wilden beter zorgen voor hun leefomgeving. Daarnaast groeit de aandacht voor meer groen in steden en dorpen, zeggen de mannen. „Tien jaar geleden waren bomen en groen de sluitpost bij een plan voor een nieuwe wijk”, zegt directeur Van Dorland. „Als er geld overbleef, kwamen er een paar bomen. Daar komt een projectontwikkelaar nu niet meer mee weg. Dat is voor onze sector perfect. Iedereen ziet dat bomen belangrijk zijn voor verkoeling en CO2-opname. Wat dat betreft verkoopt ons product zichzelf.”

Tientallen boomkwekers

De mannen verlaten hun kantoor en stappen een modderig busje in. Ze rijden langs de Huverba-percelen die verspreid liggen over de streek. Onderweg passeren ze tientallen boomkwekers en honderden hectaren aan bomen. „Kijk: hier begint het allemaal”, zegt Van Dorland. Rustenhoven trapt hard op de rem, Van Dorland wijst naar een perceel met piepkleine plantjes – esdoorns – van een andere kweker. Dit zijn bomen die gezaaid worden bij de Belgische grens, legt hij uit. Na twee jaar gaan de kleine plantjes door naar een nieuwe kweker. En pas dan, als ze een jaar of vijf zijn, komen ze in Opheusden terecht.

Dan groeien ze nog zéker vijf jaar door voordat Huverba ze verkoopt. „We moeten dus vijf of tien jaar vooruitkijken en dan gokken wat gaat verkopen. En je gokt weleens mis”, zegt Van Dorland. „Op het moment dat de eikenprocessierups ging opspelen, stond de hele kwekerij hier vol met eiken. Dus kweken we honderden soorten.” Wel zijn er factoren waarmee een kweker rekening kan houden. Zo zet hun bedrijf meer in op klimaatbestendige soorten die goed tegen droogte kunnen.

Van Dorland zou graag zien dat gemeenten meer met kwekers samenwerken. „Gemeenten willen nu per se een bepaalde boom, die bijvoorbeeld 500 euro kost. Terwijl wij óók goede alternatieven hebben staan waar weinig vraag naar is. Die willen we ook voor 250 euro of 150 euro aanbieden.” Maar daar kiezen ze niet voor, zegt Van Dorland. „Terwijl ze prima op groen kunnen besparen.”

Bomen met kluit worden ingepakt in kokosvezels en bewaterd met een speciaal drainagesysteem.

Foto’s Dieuwertje Bravenboer

Rustenhoven trapt het gaspedaal weer in en rijdt het busje naar een perceel met naaldbomen in rechte rijen. „De Pinus is mijn favoriet”, zegt Van Dorland. Hij laat op zijn telefoon een kunstig gesnoeid exemplaar uit eigen tuin zien. Dan stoppen de mannen bij een perceel met rijen kaarsrechte kerspruimen en bolesdoorns.

Misschien heb ik hem zelf nog gesnoeid. Dit doet wel zeer

Jerphaas Rustenhoven
operationeel manager

Kwekers hebben één streven: perfectie. Een ideale laanboom heeft een kenmerkende kaarsrechte, kale stam, pas na twee meter beginnen de zijtakken. Om de boom perfect te krijgen, groeit hij langs een rechte bamboestok, en verwijderen de kwekers de zijtakjes van de stam. Van Dorland haalt ze met zijn hand van de kerspruimen. „We hebben er een missverkiezing van gemaakt”, zegt Rustenhoven.

Hij loopt over het laanboomperceel van de kerspruimen naar een rij moeraseiken en wijst op een van de stammen. „Deze is niet verkoopbaar, alleen omdat hij een paar plekjes heeft.” Rustenhoven krast met zijn sleutel in een van de donkere plekken. „Hij is helemaal gezond.” Toch eindigt deze boom hoogstwaarschijnlijk in de versnipperaar, samen met jaarlijks honderden bomen – puur vanwege schoonheidsfoutjes. „Een boom met een wond is hetzelfde als een meubelstuk met een kras: hij wordt minder waard”, zegt Van Dorland. Hij zucht. „Misschien heb ik hem een paar jaar geleden zelf nog gesnoeid. Dit doet wel zeer.”

„Overheden werken met voorwaarden waaraan een boom moet voldoen, een door hen aangekochte boom moet perfect zijn.” Van Dorland en Rustenhoven proberen zo’n boom altijd nog wel met korting te verkopen. „Deze zou ik misschien bij een mooie natuurbegraafplaats kwijt kunnen”, oppert Van Dorland, terwijl hij met zijn hand over de stam wrijft.


Lees ook

Meer bomen in de stad krijgen is zo gemakkelijk nog niet

Verplaatsbare bomen op het Rotterdamse Handelsplein.