Een klassieker van de Japanse schrijver Osamu Dazai zegt alles over het verbreken van familiebanden

Roland Barthes mag de auteur dood hebben verklaard – een tekst dient los te staan van de autobiografie en bedoelingen van de maker – maar de auteur is hardnekkig in leven gebleven. Met dank aan een medialandschap waarin autobiografische ‘haakjes’ domineren, aan schrijvers die geoefend zijn in het vermarkten van hun persona, en aan werk dat zich expliciet autobio graaft. Wrang genoeg geldt dit in het bijzonder voor schrijvende zelfdoders. Die ultieme daad lijkt al het voorgaande – leven én werk – in een nieuw licht te plaatsen. De lezer zoekt naar sporen, aanwijzingen en voorafschaduwing, simultaan detective, nabestaande en ramptoerist.

Wat tot de oneerbiedige vraag leidt of sommige van die schrijvers nog gelezen zouden worden als ze géén zelfmoord hadden gepleegd.

Ik ken weinig schrijvers die in de perceptie zo uitdrukkelijk met zelfmoord verknoopt zijn geraakt als de Japanner Osamu Dazai (1909-1948). Diens Wikipedia-lemma opent zelfs met de vaststelling dat hij zijn faam ontleende aan ‘zijn ironie, zijn briljante fantasie en zijn zelfmoordpogingen’. Inderdaad: meervoud. Dazais publieke flirt met de dood had hem bij leven al een morbide glans verleend, een glans die na zijn dood verdiepte. Dat kwam ook door een aantal bijkomende sterfgevallen. Toen Dazai er in 1948 eindelijk in slaagde zich te verdrinken in het Tamagawa-kanaal, was dat in het gezelschap van zijn maîtresse Tomie Yamazaki, een dubbelzelfmoord die ook wel ‘liefdesdood’ wordt genoemd, al is er een vermoeden dat Tomie tot solidariteit was gedwongen. Bij een eerdere poging tot liefdesdood was Dazai door een vissersboot uit zee gevist, terwijl het 19-jarige barmeisje Shimeko Tanabe verdronk. En een jaar ná Dazais dood nam vriend Hidemitsu Tanaka een overdosis slaappillen bij Dazais graf, om zich daarna voor de zekerheid ook nog de polsen door te snijden. De schrijver als zwart gat dat zichzelf en zijn omgeving opslokt.

Dazais laatste roman – het onvoltooide Guddo-bai (Goodbye) buiten beschouwing gelaten – is zijn bekendste boek en een ware klassieker van de naoorlogse Japanse literatuur. Als mens mislukt (1948) leest als een verslag uit het zwarte gat. Het is het verhaal van Yozo Oba, wiens biografie (sorry, Barthes) grote overeenkomsten vertoont met die van Dazai.

Welgestelde familie

Ook Yozo is opgegroeid in een welgestelde familie in het noorden van Japan, als zoon van een vader die geregeld naar Tokio moet voor zittingen van het parlement. En net als Dazai verhuist de hoofdfiguur naar Tokio om te studeren, en onderneemt hij bij het nabijgelegen Kamakura een mislukte poging tot dubbelzelfmoord, waarbij een jonge vrouw verdrinkt.

De roman beslaat drie notitieboekjes die elk herinneringen aan een periode omvatten. Uit de woorden van de in- en uitleider mogen we opmaken dat ze zo rond 1930-1932 op schrift zijn gesteld, aan de vooravond van de ergste uitwassen van het opkomend Japanse militarisme. Er wordt ook van drie bijbehorende foto’s gesproken: een glimlachend kind dat een onbestemd onbehagen oproept, een gekunstelde student die in al zijn schoonheid doet denken aan ‘de engerd in een spookverhaal’, en tot slot een vroeggrijs figuur dat vergeten wordt zodra het gezien is. ‘Zelfs iemand over wie de zogeheten “schaduw van de dood” hangt heeft wellicht meer expressie, laat meer indruk na.’

De notitieboekjes geven een stem aan die gezichten. Het is een wanhopige stem, een eenzame stem van iemand die zichzelf als mens mislukt acht. ‘Het leed van mijn buurman, ik kan er niet bij, niet bij de aard ervan, niet bij de graad ervan’, schrijft hij. Yozo Oba heeft zich als kind aangeleerd de clown uit te hangen om te kunnen bestaan. ‘Ik was uiterst bang voor mensen en tegelijk bleek ik maar niet in staat me volledig van hen af te snijden. Door me voor te doen als clown slaagde ik er toch in enige verbinding te krijgen met mensen. Naar buiten toe had ik onafgebroken een glimlach op mijn gezicht, terwijl me vanbinnen het koude zweet uitbrak.’ Maar een clown wordt ook voor een leugenaar en een deugniet gehouden. ‘Mijn ware aard echter, die was zowat de tegenpool van een deugniet. In die tijd was me al een droeve les geleerd door wat de meiden en knechten me hadden aangedaan. Een klein kind zulke dingen aandoen is de lelijkste, de laagste, de wreedste misdaad die mensen kunnen begaan, zo denk ik nu.’

Onzedig luchtje

Bij die suggestie van misbruik blijft het – er wordt verfrissend weinig gesproken over psychologische oorzaken van de wanhoop. Die wanhoop is er simpelweg. In Tokio wordt Yozo ingewijd in de wereld van drank, sigaretten, prostituees en marxistisch gedachtegoed. ‘Een rare combinatie’, schrijft hij, ‘maar zo was het echt.’ Het onzedige, oneerbare luchtje dat hem aankleeft maakt hem op een vreemde manier aantrekkelijk. Niet dat hij werkelijk geïnteresseerd is in de vrouwen die instinctief zijn eenzaamheid opsnuiven en zich om hem bekommeren. ‘Het ligt niet in mijn aard ook maar een greintje belangstelling op te brengen voor het persoonlijke levensverhaal van een vrouw’, aldus Yozo. ‘Misschien komt het doordat ze slechte vertellers zijn.’ (Nee, je moet Dazai niet lezen voor de sympathieke personages.)

Na de mislukte dubbelzelfmoord met de piepjonge Tsuneko, en de publieke ophef erna, is het bergaf accelereren. Drank- en morfineverslavingen. Tekentalent vergooien door oude erotische prenten te kopiëren en ze clandestien voor snelle centen te verpatsen. De hunkering naar de dood.

Ik las deze roman jaren terug al eens in de Engelse vertaling, toen die vooral mijn ergernis wekte. Dat lag niet aan die vertaling van Donald Keene – ik heb die erop nageslagen – noch aan het boek zelf. Deze eerste Nederlandse vertaling las ik met genoegen. Met meer oog voor Dazais verrassend lichte toets, zijn superieure stijl, en de vernuftige wijze waarop op de voor- en naberichten de betrouwbaarheid van de verteller ondermijnen. Mogelijk verkeerde ik bij eerste lezing zelf in een zwart gat, waardoor er automatisch een verdedigingsmechanisme in werking trad, of zelfs een onhebbelijke jalousie de métier: op welke gronden denk je dat jij somber mag zijn, Yozo Oba, ík heb pas recht de somberman uit te hangen. (Dit plaatst dit soort besprekingen meteen ook in het juiste perspectief. Het is soms maar hoe de pet staat en de bespreker gebakken is – ook de bespreker is niet dood.)

Vertaalkeuzes

Vertaler Luk van Haute heeft een sterk nawoord toegevoegd, waarin hij wijst op de biografische overeenkomsten én verschillen tussen schrijver en personage, en op gemaakte vertaalkeuzes. Hij vertelt over zijn persoonlijke fascinatie met het werk, over de literaire pelgrims die voor Dazai naar een buitenwijk van Tokio trekken, over ‘liefdesdood’ en over Dazais blijvende populariteit, getuige ook film- en mangaversies van Als mens mislukt. Maar hij laat ook zien dat het niet louter de fascinatie met zelfmoordenaars kan zijn die dit boek in leven heeft gehouden. De Japanse literatuur is bezaaid met zelfmoordenaars, van wie Yukio Mishima, Yasunari Kawabata en Dazais held Ryonosuke Akutagawa de bekendste zijn. Maar niet al die zelfdoders is het eeuwige literaire leven gegeven. Dazais aantrekkingskracht zit óók in de wijze waarop hij ingaat tegen clichés en verwachtingen. Hij weigerde het door zijn vooraanstaande familie uitgestippelde pad te volgen, aldus Van Haute. Dazai beschreef treffend de winst en de prijs van het verbreken van familiebanden, en het verantwoordelijkheid nemen voor het eigen, atypische bestaan. Als er een reden is waarom Als mens mislukt nog gelezen wordt, is het die universele worsteling, en niet louter de sensatie van zelfmoord.

Praten over zelfdoding kan bij de landelijke hulplijn 113 Zelfmoordpreventie. Telefoon 0800-0113 of www.113.nl