Ik had het verhuizende kroost beloofd om voor het eten te zorgen. De geplantificeerde variant van garnalen in zwartepepersaus las als een goede optie voor de 22-jarige veganist en de 21-jarige vegetariër. Zwartepepersaus eten we geregeld met broccoli in de kant-en-klaarversie van de toko. Een keer zelf maken is natuurlijk veel leuker. Geen stress over garnalen die mogelijk te gaar worden, dat scheelt. Twee maanden eerder had ik in drie Maleisische restaurants afgekeken hoe je tofu in dikke repen ter grootte van Belgische friet kan snijden en daarna 20 minuten bakken in een wok. Ik stofte de vijzel af om de pepers fijn te stampen. De uien liet ik minder lang op hoog vuur, want die leken te verbranden. Ik gebruikte een vegetarische ‘oester’-saus, gemaakt van paddestoelen. De smaak kwam authentiek Thais over, met een uitgebalanceerd palet aan smaken. Dit gaan we vaker eten. Eén nadeel: het recept bleek voor twee personen. Dat las ik pas na afloop. We dronken er guava-sap bij, een toepasselijk tropisch drankje.
Volgens de Koran en Bijbel was het Belqis (de Arabische naam van de koningin van Sheba) die Jemen bijzondere specerijen cadeau gaf waarmee het koninkrijk grote rijkdom verwierf. De belangrijkste twee waren wierook en gom, in die tijd de duurste producten.
Het Jemenitische rijk was zo welvarend dat de Romeinen het Arabia Felix noemden, ‘felix’ is Latijn voor gelukkig. Jemen was een historisch belangrijke handelshaven die naast specerijen en wierook ook bekend was om de honing en koffie. Historici gaan ervan uit dat koffie oorspronkelijk uit Ethiopië komt, maar de eerste geschreven bronnen over de teelt ervan stammen uit de twaalfde eeuw en werden in Jemen gevonden.
Een historisch en cultureel rijk land dus, met bijzondere architectuur en een grote liefde voor eten en mooie geuren. En land van de qat, het stimulerende blad waar Jemenieten graag op kauwen.
Maar Jemen lijdt sinds 2014 onder een verwoestende burgeroorlog, die tot een enorme humanitaire ramp heeft geleid. Wie kan, vlucht. Een klein deel van hen kwam in Nederland terecht.
In 2020 werd het eerste Jemenitische restaurant van Nederland, Yemeni, in Amsterdam geopend – na een jaar verhuisde het naar Den Haag. Inmiddels zijn er in verschillende steden restaurants te vinden. Alleen al in Den Haag is er een handvol. Eén daarvan is Reef AlYemen, aan de multiculturele Stationsweg. Het eten is er halal en er wordt geen alcohol geserveerd.
De Jemenitische keuken heeft haar eigen karakter, maar kent ook invloeden uit Azië en Oost-Afrika en heeft gelijkenissen met Arabische en Midden-Oosterse culinaire tradities.
Zoals het voorgerecht dat we nemen, een mix van de bekende vegetarische dips: hummus, mutabal, baba ganoush en tabouleh. De hummus is romig, met de vertrouwde ondertoon van tahin en de lekkere kick van de knoflook. De mutabal heeft die fijne rokerige smaak van gebrande aubergine en de baba ganoush is aangenaam licht en fris, net als de kruidige tabouleh. De namen mutabal en baba ganoush worden vaak door elkaar gebruikt, maar mutabal is een romige dip met tahin en knoflook, bij baba ganoush wordt de aubergine grover gehakt en geen tahin gebruikt. We vegen het bord schoon met uitstekend mulawah-brood.
Tanur
Jemenitische mulawah is een platbrood dat traditioneel wordt gebakken in de klei-oven, de zogenaamde tanur-oven, die hetzelfde is als de tandoor; mooi hoe je aan de namen gemeenschappelijkheid herkent.
Je moet mulawah warm eten, anders wordt het hard en mis je de heerlijk zachte, gelaagde structuur en krokante korst. Ik stort me erop als we nog een warme mulawah krijgen bij sissend hete garnalen in een zalig donkere saus. De combinatie van gekaramelliseerde ui, tomaten en specerijen geeft diepte aan de saus en maakt haar verslavend lekker.
Sowieso zit het bij Reef AlYemen wel goed met de specerijen en kruiden. Een vegetarische soep met kikkererwten, vermicelli, gerst en tomaten ziet er nederig uit, maar nog voor ik een lepel neem, vult mijn neus zich met de bekoorlijke geur van komijn. Het is een verwarmende en verkwikkende soep, zo eentje die vermoeidheid en verkoudheid verjaagt.
Een van de bekendste en populairste nationale gerechten van Jemen is mandi; het wordt traditioneel ondergronds gegaard in de tanur-oven en gemaakt met basmatirijst, vlees en specerijen. Het gerecht vindt zijn oorsprong in de zuidelijke stad Hadramout en is ook in andere Arabische landen geliefd. Op de kaart staat zowel een versie met zowel lam als kip; we kiezen kip en krijgen een vorstelijke schaal met saffraan gekleurde rijst (witte, gele en oranje korrels) met gemak groot genoeg voor twee personen. De rijst heeft van die mooie lange korrels en is verrijkt met gekarameliseerde ui, de kip is heerlijk zacht en mooi gegrild, de huid is krokant. In een apart kommetje erbij zit ‘sahawek’, een frisse chili-tomatensaus. Eerst proef je het verkoelende van de tomaat en limoen, daarna voel je de pit van de chili op je tong tintelen. Ik vind de saus perfect, voor mijn tafelgenoot, die doorgaans chilipepers uit het vuistje eet, is ze te pittig.
Met de desserts betreed ik nieuw terrein: ze hebben allemaal brood als basis. Nu zijn gerechten met brood of deegwaren in jus of saus heel gebruikelijk in de Maghreb en het Midden-Oosten. Nog onlangs proefde ik in mijn geboortestad een hartig-zoete variant met kip, flinterdun deeg, gekaramelliseerde uien en rozijnen.
Maar de ‘areeka royal’ die we delen, een portie waar een heel gezin van kan eten, lijkt op niets wat ik ooit geproefd heb. Het bestaat uit een stevige mix van brood, dadels en room, afgetopt met mozzarella – die ietwat domineert – krokante noten en honing. Het is zware kost, maar ik vind het wel interessant om dit type dessert verder te verkennen. Het zou niet misstaan als ontbijt. Van mij had er alleen wel iets meer honing bij gemogen.
Het eten bij Reef AlYemen is buitengewoon smakelijk en de bediening hoffelijk. Het plastic op de tafels ontsiert de boel een beetje, maar als je zo goed kookt, ga ik daar niet over zeuren. Het enige wat ontbreekt, is goede Jemenitische muziek uit de speakers.
Er wordt in Nederland veel gemopperd op nieuwkomers en de multiculturele samenleving, maar dit is waar die voor mij voor staat: onbevangen ontmoetingen aan tafels vol heerlijkheden. Mensen nemen een enorme rijkdom aan cultuur mee. Zeker voor Jemen is het van onschatbare waarde dat zijn culinaire cultuur in de diaspora levend wordt gehouden en gedeeld.
Vorige maand was er ophef over een ‘brief’ die voormalig NRC-redacteur en Het Parool-hoofdredacteur Sytze van der Zee naar onze redactie stuurde. Daarin spuwde hij zijn gal over de nieuwe indeling van de krant, waarbij het dagelijkse economiekatern is opgeheven en artikelen over economie over alle pagina’s verspreid worden. „Dat krijg je ervan als je een vrouw tot hoofdredacteur benoemt”, schreef Van der Zee. „Met haar komst is de verdere feminisering van deze ooit zo gewaardeerde krant een feit. Het begin van het einde.”
In de storm die op de sociale media opstak – ‘openlijk seksisme’, ‘oude zielige man’, ‘dit had nooit gepubliceerd mogen worden’ – hield ik me koest. Ik keek wel uit. Als vrouw wordt er van je verwacht dat je solidair bent met je seksegenoten. Maar afgelopen week dacht ik ineens: dit heeft lang genoeg geduurd.
Want Van der Zee heeft gewoon gelijk. Sinds we Patricia Veldhuis als hoofdredacteur hebben, neemt de feminisering van de krant én redactie hinderlijke vormen aan. En ook ik maak mij daar zorgen over.
Zo worden er sinds februari alleen nog maar knappe jonge mannen aangenomen, worden ze ontslagen als ze trouwen, en hangen er bangalijsten getiteld ‘vers mannenvlees’ naast de koffieautomaten.
We moeten elkaar ook steeds laten uitpraten in vergaderingen, er wordt niet meer tegen elkaar geschreeuwd, je krijgt geen promotie meer als je haantjesgedrag vertoont, en IEDEREEN moet ineens de koffiekopjes in de vaatwasser zetten.
We beginnen de dag tegenwoordig verplicht om 06.00 uur met een Teams-vergadering waarin we samen onze make-uproutine doornemen. Eenmaal op de redactie moeten we elkaar knuffelen, bij elkaar ‘inchecken’, en doen we een plenaire yogasessie om elkaar niet alleen mentaal flexibeler op te kunnen vangen, maar dit ook lichamelijk beter op te kunnen volgen.
De rest van de dag gaat het vervolgens over ‘inclusie en diversiteit’ met de bijbehorende cursussen, workshops, micro-learnings, spiegelsessies (in je broekje) en heidagen om het BESPREEKBAAR te maken. Handtastelijke mannen worden publiekelijk geshamed. Ook als het alleen maar een geintje was.
Verder wordt er gewerkt aan een ‘mindful’ katern, met breipatronen, is huilen op de werkplek meteen een enkele reis naar bedrijfsmaatschappelijk werk, therapie en prikkelloze ruimtes, en er is een werkgroep opgericht om te kijken of we de dagelijkse deadlines kunnen afschaffen omdat die te veel stress opleveren.
Maar al die feminisering met gevoelens en waardenvrije ‘feedback’ is natuurlijk nog maar Fase 1. Fase 2 is de aanstaande fusie met de Linda, met tips over die ene onontdekte wijk met leuke lokale dingetjes in Barcelona, en tops over hoe je samen de badkamer verbouwt.
Fase 3 is het echte werk. De fotootjes van de mannelijke columnisten zijn niet langer meer pasfoto’s, maar kalenderportretten in speedo. Op basis van het aantal likes bij de foto wordt bepaald of de column mag blijven bestaan. Maak je borsthaar maar nat, Youp!
En dan fase 4. Daarin wordt het jaarlijkse voetbaltoernooi vervangen door een dagje samen naar de ‘wellness’, komt er een elektrische viool in de NRC Handelsband, wordt de kookrubriek vleesvrij, mag Bas van Putten alleen nog maar kinderwagens en bolderkarren testen, doen we geen exclusieve interviews meer; alleen nog maar inclusieve, en wordt het verboden nog ironie te gebruiken in columns.
Ik ben niet gek. Ik realiseer me dat de feminisering in de hele samenleving oprukt. Zo was die crisiswet er natuurlijk allang geweest als Marjolein Faber een man was geweest, en was Bert Huisjes allang premier. Maar nu het mijn geliefde old-boys-sigaren-met-pantoffels-krant NRC betreft, kan ik niet langer zwijgen. Laten we elkaar niet voor de gek houden.
Een vrouw als baas is gewoon onnatuurlijk. Een vrouw als baas geeft alleen maar gezeik.
Welke man komt NRC verlossen?!
<dmt-util-bar article="4867642" headline="Ja, ook ik maak me zorgen over de feminisering bij NRC” url=”https://www.nrc.nl/nieuws/2024/09/30/ja-ook-ik-maak-me-zorgen-over-de-feminisering-bij-nrc-a4867642″>
Wáár zijn de spinnen? Dit is de tijd van het jaar waarin normaal gesproken veel spinnen in en om het huis zichtbaar worden, van kruisspinnen in grote webben tot hooiwagenspinnen achter de kast. Maar net zoals er in de tuinen en bossen deze lente en zomer minder insecten waren, lijken er ook minder spinnen te zijn.
Is dat ook zo?
„Het gekke is dat we dat niet precies weten”, zegt Peter van Helsdingen (89). Hij doet al sinds de jaren 50 onderzoek naar spinnen, en is nog altijd verbonden aan Naturalis Biodiversity Center. Hij is een van de weinige spinnenonderzoekers in Nederland, en er zijn volgens hem simpelweg geen complete overzichten van de aantallen spinnen in Nederland.
Er was tot vorig jaar een Nationale Spinnentelling, uitgevoerd met hulp van vrijwilligers, maar die is bij gebrek aan belangstelling dit jaar niet doorgegaan. „Ontegenzeggenlijk gaat het slecht met de meest zichtbare spinnensoorten”, zegt Van Helsdingen. „Vroeger kwam ik rond deze tijd van het jaar in mijn tuin zó 20, 25 grote webben van kruisspinnen tegen, nu heb ik er pas een handvol gezien. Sommige soorten die ik vroeger de hele tijd zag, zoals het groen kaardertje, een klein groen spinnetje, heb ik al jaren niet meer gevonden.”
Waarom is er wel belangstelling voor vele andere dierentellingen – vogels, egels, wespen, bodemdieren? „Veel mensen vinden spinnen maar eng, denk ik,” zegt Yuting Dong, die aan Wageningen University promoveert op het voortplantingsgedrag van spinnensoorten. „Ik krijg vaak verbaasde blikken van mensen als ik zeg dat ik spinnenonderzoek doe. En dat terwijl ze een centrale rol vervullen in ecosystemen. ”
Spinnen zijn voedsel voor vogels en amfibieën, en ze voeden zichzelf veelal met insecten. Als het slecht gaat met spinnen, gaat het slecht met de natuur.
„En het zijn ronduit fascinerende dieren,” zegt Yuting Dong. „Al was het maar vanwege hun opvallende voortplantingsgedrag.” Ze doet bijvoorbeeld onderzoek naar de uitgebreide voortplantingsrituelen van de valse weduwespin; het mannetje is veel kleiner dan het vrouwtje en na een paringssessie van een uur eet zij hem soms op.
Van Helsdingen: „We weten dat de vliegende insecten met ongeveer 70 procent zijn afgenomen de afgelopen 30 jaar, dus het ligt voor de hand dat het met de spinnensoorten die daarvan afhankelijk zijn net zo hard achteruit gaat.” Maar dat is niet zeker. De waarnemingsmeldingen die vrijwilligers doorgeven via websites als Waarneming.nl zijn soms wel bruikbaar om de ontwikkeling van specifieke soorten enigszins te volgen, maar te versnipperd en onbetrouwbaar om een goed totaalbeeld te krijgen.
Indicator van klimaatverandering
Hoe het met spinnensoorten gaat, kan een indicator zijn van hoe klimaatverandering zich ontwikkelt. De laatste jaren zijn er flink wat spinnensoorten bijgekomen in Nederland die voorheen alleen in zuidelijker landen leefden. Neem de wespspin: die voedt zich graag met sprinkhanen, en met sommige sprinkhanensoorten gaat het de laatste jaren juist goed, waarschijnlijk vanwege het warmere weer. Deze wordt de laatste jaren duidelijk vaker gespot via Waarneming.nl, al kan dat er ook aan liggen dat hij nogal fotogeniek is met felle gele strepen.
Ook vaker gezien: de stekelpotige valse wolfspin, die vrij groot is en mensen kan bijten als hij zich bedreigd voelt, en daarom elk jaar wel weer in het nieuws komt. „Zo’n soort valt natuurlijk wel op,” zegt Van Helsdingen. Valse wolfspinnen komen oorspronkelijk uit Zuid-Europa, de eerste exemplaren zijn waarschijnlijk meegelift met vakantiegangers. De laatste jaren verspreiden ze zich (waarschijnlijk) steeds verder door Nederland.
Het is ook niet makkelijk om spinnen in kaart te brengen, omdat ze verschillende habitats hebben: sommige soorten wonen rond mensen (zogeheten synantropische spinnen) andere leven in bomen of langs oevers. Ze hebben uiteenlopende diëten, van kleine visjes tot insecten en soms zelfs kleine zoogdieren, en ze maken lang niet allemaal een web. „Hoe dan ook verdienen ze meer aandacht,” zegt Van Helsdingen. „Iedereen heeft het over de insecten, maar niemand over spinnen.”
Grote gerande oeverspinEet kikkervisjes
Deze soort blijft het liefst uit de buurt van mensen en woont alleen in laagveengebieden aan de rand van water. Waterverontreiniging is dan ook de grootste bedreiging. De grote gerande oeverspin is een van de grootste inheemse spinnensoorten van Nederland, met een lijf van ongeveer twee centimeter en lange en stevige poten die een centimeter of vier kunnen worden. Hij eet veelal insecten en andere spinnen, soms kikkervisjes en stekelbaarzen.
WespspinKan kilometers vliegen
Deze soort komt sinds de jaren 80 in Nederland voor: eerst alleen in Zuid-Limburg en Noord-Brabant, maar hij trekt de laatste decennia verder noordwaarts. Onderzoekers denken dat dit komt door de opmars van die sprinkhanensoorten die hij eet, die breiden hun leefgebied ook uit, waarschijnlijk vanwege het warmere klimaat. De wespspin, ook wel tijgerspin genoemd, zit veel in grasvelden, en kan met behulp van zijn spinrag kilometers ver vliegen. Dat doen jonge exemplaren met een techniek die ballooning heet: daarbij maakt de spin een soort parachute van spinrag waarmee hij meegevoerd kan worden door luchtstromen.
valse weduweVangt ook spitsmuizen
Afgelopen zomer waren er op de site Waarneming.nl opvallend veel meldingen van deze relatieve nieuwkomer in Nederland. Waarschijnlijk zochten veel exemplaren in het extreem natte voorjaar drogere plekjes in huizen op. Oorspronkelijk leven ze in zuidelijker landen, maar ze zijn waarschijnlijk meegekomen met transporten van bijvoorbeeld fruit en groenten. De valse weduwe heeft krachtig gif en vangt soms zelfs kleine zoogdieren in haar web, zoals spitsmuizen.
Stekelpotige valse wolfspinBijt wel, is niet gevaarlijk
Ook deze spin komt oorspronkelijk uit Zuid-Europa, maar doet het de laatste jaren opvallend goed in Nederland. Hij rukt op in waarnemingen en spinnentellingen, en heeft zich hier de afgelopen jaren permanent gevestigd. Hij zoekt warme en droge plekken op, zoals huizen. Het is een jager zonder web, en kan bijten als hij zich bedreigd voelt. Die beet is wel giftig maar niet gevaarlijk. Zijn naam – ‘valse’ wolfspin – is niet vanwege dat bijtgedrag, maar omdat hij lijkt op de echte wolfspin.
kruisspinDe meest getelde spin
Steevast was de kruisspin de meestgetelde spinnensoort in Nederland tijdens de Nationale Spinnentelling, met tussen de zes en twaalf exemplaren per tuin. Deze spin is verantwoordelijk voor de grote wagenwielachtige spinnenwebben die vaak in schuurtjes of bij ramen hangen. Na een sterke afname van waarnemingen rond het jaar 2010 lijkt de soort zich nu redelijk te stabiliseren, maar studies in onder meer Groot-Britannië en Zwitserland wijzen erop dat deze soort over de afgelopen 30 jaar gemeten net zo dramatisch afneemt als de populaties van vliegende insecten waar hij zich mee voedt.