Een inclusieve digitale wereld begint bij een menselijke computertaal

Interview

Felienne Hermans Programmeertalen zijn niet inclusief en veel te complex. „Ze zijn ontwikkeld in Amerika door witte westerse mannen.

‘We kunnen vijf robotwagens vol complexe software naar Mars sturen, maar in het Chinees of Arabisch programmeren ho maar”, zegt Felienne Hermans, hoogleraar computerwetenschappen aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. „Programmeertalen zijn niet inclusief en veel te complex.” Afgelopen donderdag sprak Hermans haar oratie uit, over het versimpelen en inclusiever maken van programmeertalen.

Computertalen worden gebruikt om software te ontwikkelen, websites in de lucht te houden en complexe wetenschappelijke modellen te maken. De taal bestaat veelal uit complexe termen als setA.difference_update(setB) of _Feature((2, 2, 0, ‘alpha’, 2), (3, 0, 0, ‘alpha’, 0), 8192).

Om het probleem met programmeertalen te begrijpen, besteedt Hermans in haar onderzoek onder andere aandacht aan de oorsprong van het programmeren: „De meeste computertalen zijn ontwikkeld door mannen, maar zij leren op een hele andere manier dan de meeste vrouwen.”

Volgens Hermans leren mannen veelal volgens het trial and error-principe, terwijl vrouwen vaak eerst de handleiding lezen, en dan pas aan de slag gaan. „Maar die handleiding ontbreekt bij veel programmeertalen”, stelt ze. „Als je iets verkeerd programmeert in Python staat er alleen maar ‘syntax error’, maar waarom staat er niet gewoon: je hebt een fout gemaakt en hier heb je wat tips om het op te lossen?”

Dat zou een programmeertaal volgens Hermans al een stuk toegankelijker maken, niet alleen voor vrouwen, maar voor iedereen.

Hoe ziet zo’n begrijpelijke programmeertaal er dan precies uit?

„Nou, ik ben mijn eigen programmeertaal gaan maken, genaamd Hedy. Ik kwam op dat idee door de middelbareschoolleerlingen aan wie ik naast mijn werk op de VU lesgeef in het vak modelleren en programmeren. Zij vonden computertalen heel erg moeilijk. Ze begrepen verschillende codes niet en kregen vervolgens geen uitleg waarom ze dan een error kregen.

„Ze haakten al heel snel af. Ik dacht alleen maar: waarom dan? Ik had het zo geleerd, puzzel al dertig jaar met computertaal, dus ik besefte niet hoe complex die talen eigenlijk zijn. Mede door hen heb ik nu een computertaal ontwikkeld waarin de codes simpeler zijn en gebruikers uitleg krijgen als ze fouten maken. Daarnaast werkt Hedy voor meer talen dan alleen het Engels.”

Zijn alle programmeertalen gebaseerd op het Engels?

„Ja, de meeste wel. Voor ons is dat niet zo’n probleem. Neem het bekende commando if. Wij hebben die letters op ons toetsenbord staan, dus ook als we geen Engels spreken kunnen we het typen. Maar iemand in Saoedi-Arabië, China of Georgië kan dat niet. Als je daar wilt programmeren heb je een ander toetsenbord nodig en dien je dat alfabet te leren. Dat maakt programmeertalen alleen nog maar minder inclusief. In Hedy kun je op dit moment in 47 talen programmeren, waaronder talen met het niet-romeinse alfabet.”

Maar, is dat erg?

„Nou ja, het feit dat vrouwen en mensen uit niet-Engelssprekende landen nu geen onderdeel zijn van de ontwikkeling van programmeertalen creëert heel rare situaties in de digitale wereld. Veel programmeertalen zijn ontwikkeld in Amerika door witte westerse mannen. Dat brengt bepaalde aannames met zich mee. Neem kunstmatige intelligentie. Als je nu aan ChatGPT vraagt om een vrachtwagenchauffeur en een receptionist te beschrijven, dan is de chauffeur een heel stoere westerse man en de receptionist een ontzettend zorgzame vrouw met een korte rok.

„Dat zijn stereotypes en aannames die in het fundament van onze digitale wereld zitten: de programmeertaal. Daarnaast zijn er genoeg voorbeelden van racisme in software. Het inclusiever en menselijker maken van computertalen kan die discriminerende aannames veranderen.”

De taal wordt daardoor toegankelijker. Zitten daar geen nadelen aan?

„Jawel, ik krijg ook weleens kritiek van programmeurs die zeggen dat het juist zo’n mooie universele taal is, en dat deze zienswijze die taal alleen maar fragmenteert. Maar dat is een trade-off. Ik vind dat we als mensen een gezonde portie basiskennis moeten kunnen vergaren over onze digitale wereld.

„We weten allemaal hoe we een band moeten plakken, en hoe we de oliestand van onze auto’s moeten controleren, maar over iets alledaags als onze digitale wereld weten we nauwelijks hoe deze functioneert. Dat begrip begint bij een begrijpelijke en inclusieve programmeertaal zodat mensen het niet alleen maar zien als een raadselachtige wirwar aan computertermen.”