N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Bij de dierendokter In zijn praktijk in Amsterdam-Zuidoost praat dierenarts Chris Polanen met baasjes over hun zieke huisdier. Deze keer: De kat die absoluut niet naar Utrecht wilde voor behandeling.
De dame belde mij nadat ze naar mij doorverwezen was door een bevriende collega. Haar kat had een zeldzame ziekte, waardoor een narcose mogelijk gevaarlijk was. Toch moest er een kleine operatieve ingreep gedaan worden. Ik was op geen van deze gebieden een specialist en begreep niet waarom de mevrouw naar mij doorverwezen was.
„Er is nog iets”, zei de dame. Ik hoorde twijfel in haar stem.
„U bent Surinaams, toch?”
„Ja.”
„Ik heb namelijk een Surinaamse buurman. Mijn kat ging altijd bij hem op bezoek, maar hij heeft iets met die kat gedaan… Ik weet niet precies wat. Nu is de kat bang voor donkere mensen.”
„O.”
Schaamte
Ik voelde zoals gewoonlijk wat irrationele plaatsvervangende schaamte als ik hoorde dat een landgenoot een dier niet goed behandeld had. Maar ja, tegen de tijd dat de kat zich realiseerde dat ik Surinaams was, had hij de verdoving toch al te pakken.
„Hoe donker bent u eigenlijk?”
Als deze vraag mij anno 2023 gesteld zou worden zouden er heel wat alarmbellen afgaan. Het gebeurde echter al heel wat jaren geleden. Als Surinaamse migrant was ik al snel gewend geraakt aan onwetende, domme en onbeschaamde opmerkingen op dit gebied. Ik maakte mij er eigenlijk nooit druk om.
Dus antwoordde ik: „Hoe donker? Best donker.”
Stomme vragen krijgen stomme antwoorden.
„Ik bedoel er niets vervelends mee, hoor. Ik vraag het voor de kat.”
Ze klonk opgewekt en onschuldig.
„Maar er is nog een ding. Iets lastigs.”
Ik bedacht dat ik niet moest vergeten mijn collega te bedanken voor deze verwijzing
„Eh… ja?”
Ik bedacht dat ik niet moest vergeten mijn collega te bedanken voor deze verwijzing.
„Mijn kat heeft ook last van entiteiten. Ik weet niet of u open staat voor dat soort dingen.”
„Entiteiten? U bedoelt geesten? Van overleden mensen?”
„Ja.”
„Ja hoor, daar sta ik voor open”, antwoordde ik, zo neutraal mogelijk. Dit beroep dwingt mij om voor alles open te staan, dacht ik.
Goed gevoel
„Dat is mooi. Denkt u trouwens dat de kat de narcose wel overleeft?”
„Ik heb nog nooit een kat met deze ziekte onder verdoving gebracht. Het zou het veiligst zijn als u de kat naar de Diergeneeskundige Faculteit in Utrecht bracht voor behandeling.”
„Dat heb ik al aan de kat gevraagd, maar hij zei dat hij absoluut niet naar Utrecht wilde. En ik heb een heel goed gevoel bij u.”
„Dat is fijn. Laten we een afspraak inplannen.”