Een biografie van de Russische componist Tsjaikovski rekent af met de mythes rond zijn persoon

Over het karakter en het privéleven van Pjotr Iljitsj Tsjaikovski is sinds zijn vroege en onverwachte dood op het hoogtepunt van zijn roem driftig gespeculeerd. Tsjaikovski was pas 53 toen hij in november 1893 overleed; kort na de première van zijn Zesde symfonie (‘Pathétique’). De componist leek met die zwaarmoedige en onheilszwangere muziek zijn eigen dood te hebben voorspeld.

Dat gegeven leende zich al meteen voor mythevorming, al wijst niets erop dat Tsjaikovski zijn vroege dood heeft voorzien. De doodsoorzaak was een cholerabesmetting. Dat was eveneens aanleiding voor vraagtekens, want die ziekte werd vooral in verband gebracht met de lagere klassen. Al spoedig ontstonden geruchten dat Tsjaikovski geen natuurlijke dood zou zijn gestorven, maar onder druk was gezet om zelfmoord te plegen, om zo een schandaal te voorkomen vanwege een homoseksuele affaire. Ook daarvoor ontbreekt ieder bewijs. De maatschappelijke omstandigheden maken zo’n gebeurtenis ook niet heel aannemelijk. De betere kringen van Moskou en Sint-Petersburg keken niet enorm op van een homoseksuele levenswandel, mits daarbij enige discretie in acht werd genomen.

Zo zijn er meer elementen in de biografie van Tsjaikovski die zich goed lenen voor legende-vorming. Wat te denken van zijn merkwaardige verhouding met de weduwe Nadezjda von Meck, die hem jarenlang middels een toelage in staat stelde zich volledig aan het componeren te wijden. De weldoenster en de componist schreven elkaar gloedvolle brieven, maar hebben elkaar in al die jaren nooit ontmoet. Verder is er nog het rampzalige huwelijk dat Tsjaikovski, ondanks zijn homoseksuele geaardheid, aanging met een jonge bewonderaarster, Antonina Miljoekova; een tragische vergissing die hem in een acute geestelijke crisis stortte.

Uit zulke gegevens valt vrij eenvoudig een zwart-romantisch kunstenaarslot te boetseren, zo nodig aangevuld met volkenkundige speculaties over de melancholie van de Russische ziel. Die romantisering heeft zonder twijfel bijgedragen aan de niet-aflatende populariteit van Tsjaikovski’s werk. Maar het beeld heeft tegelijkertijd bijgedragen aan de nodige geringschatting: is Tsjaikovski’s muziek al met al niet een beetje té emotioneel en neurotisch om tot de echte grote muziek te rekenen? En dan is zijn muziek ook nog eens geliefd bij een groot publiek – met zijn grote gave voor melodie. Dat maakt hem al helemaal verdacht.

Korte metten

Dat beeld vraagt om een stevige correctie, moet musicoloog en slavist Simon Morrison hebben gedacht. In Tchaikovsky’s Empire maakt hij korte metten met vele clichés rond zijn hoofdpersoon en geeft hij ruim baan aan de onderbelichte aspecten van diens karakter en persoonlijkheid. Tsjaikovski is in zijn visie in de eerste plaats een hardwerkende en gedisciplineerde professional, een ambachtsman – die zichzelf ook zo zag – die meesterwerken wist af te leveren in alle gangbare genres van de klassieke muziek: van opera tot balletmuziek en van symfonie tot strijkkwartet.

Tsjaikovski heeft natuurlijk behoorlijk wat zwaarmoedige muziek geschreven, wie kan dat ontkennen? Maar de zwaarmoedigheid van zijn muziek is niet per se de zwaarmoedigheid van de man zelf , zo onderstreept Morrison. Hij twijfelt of het emotionele leven van Tsjaikovski überhaupt nog te reconstrueren valt en inzichtelijk gemaakt kan worden, gezien de grote afstand in de tijd.

Morrison bouwt met zijn aanpak voort op het scherpzinnige werk van de briljante musicoloog Richard Taruskin, die al in de jaren negentig afrekende met de populaire clichés rond Tsjaikovski .

Hoezo tragiek? Tsjaikovski’s verhaal is zo in de eerste plaats een succesverhaal. Aan het einde van zijn leven was hij zo succesvol en beroemd als geen enkele andere Russische componist voor hem. Discipline en professionaliteit brachten hem zover – niet zijn gecompliceerde gevoelsleven.

Zo’n professionele houding is geen vanzelfsprekendheid. Slavofiele componisten waren juist trots op hun status als amateurs en stonden wantrouwig tegen uit Europa geïmporteerde instituties, zoals het conservatorium; Tsjaikovski behoorde tot de eerste generatie studenten aan het conservatorium van Sint-Petersburg en doceerde vervolgens twaalf jaar aan het conservatorium van Moskou. Hij was niet te beroerd om vaderlandslievende werken te schrijven die de Russische staat en de tsaar verheerlijkte, maar een uitgesproken nationalist was hij niet. Hij bracht een groot deel van zijn rusteloze leven rondreizend door Europa door.

Mozart als idool

Voor elke duistere Hamlet Ouverture of een tragische opera zoals Pique Dame, valt ook een zonnig en onbezorgd werk aan te wijzen in zijn grote oeuvre. Dat geldt vooral voor de vele werken, zoals de orkestsuites, waarin hij een hommage bracht aan zijn geliefde achttiende eeuw. Mozart was zijn idool. Van de filosofisch opgetuigde nieuwlichterij van Wagner moest hij weinig hebben. Diens eindeloze muziekdrama’s waren voor Tsjaikovski een bezoeking. Een rebels buitenbeentje of een maatschappelijke verschoppeling was Tsjaikovski zeker niet. Zijn inborst was conservatief.

Morrison brengt zo nuttige correcties aan op het gangbare beeld, die het mogelijk maken om Tsjaikovski met frisse oren te beluisteren. Toch blijft er iets knagen na het lezen van zijn boek. Tchaikovsky’s Empire is eigenlijk niet zozeer een portret van een persoon, maar meer een beschrijving van een carrière. Van een geslaagde biografie verwacht een lezer toch meer inzicht te krijgen in de mens achter de muziek. Morrison lijkt daar niet echt op uit te zijn geweest. Een willekeurig voorbeeld: Tsjaikovski’s moeder overleed toen hij 14 jaar oud was – wat betekende dat voor het verdere verloop van zijn leven? Morrison is daar niet bijster in geïnteresseerd; wellicht vanuit zijn – voor een biograaf weinig productieve – aanname dat het gevoelsleven van een historische figuur nu eenmaal niet meer te achterhalen valt.

Het dominante beeld van Tsjaikovski wordt vooral bepaald door de brieven die hij uitwisselde met Nadezjda von Meck. Zij dweepte met muziek. Von Meck beschouwde muziek als haar enige troost in dit aardse tranendal. Tsjaikovski schreef haar terug in min of meer gelijke hooggestemde bewoordingen. Morrison gaat ervan uit dat hij daarbij tot op zekere hoogte een rol aannam. Hij hecht meer waarde aan de aardse, kruidige en aanzienlijk pragmatischer brieven die de componist uitwisselde met zijn broers, Modest en Anatoli. Daarin zou meer van Tsjaikovski’s ware persoonlijkheid naar voren komen.

Maar waarom zo’n scherpe keuze maken? Het kan best zijn dat verschillende briefschrijvers verschillende aspecten van Tsjaikovski te zien kregen, die samen iets zeggen over zijn ‘ware aard’. Tsjaikovski kan best een harde en professionele werker zijn geweest, én een ingewikkelde en emotionele persoonlijkheid, die geregeld te kampen had met duistere periodes van twijfel en somberheid.


Lees ook

‘De seksualiteit van Tsjaikovski was enorm complex’

Aljona Michailova en Odin Lund Biron als echtpaar Antonina Miljoekova en Pjotr Iljitsj Tsjaikovski.

De tegenstelling die Morrison ziet tussen zijn persoonlijke karakter en zijn professionaliteit is eigenlijk een valse. Tsjaikovski wist juist als professioneel musicus dat zijn persoonlijke verhouding tot zijn muzikale ideeën en inspiratie cruciaal was voor het slagen van een compositie. Het persoonlijke en het ambachtelijke zijn geen tegenstellingen. De beste muziek van Tsjaikovski is door en door professioneel en persoonlijk tot in ieder detail.