Een bankrun kent alleen verliezers

Banken Zodra er foto’s van lange rijen voor de bank of hamsterende medemensen naar buiten komen, is het vaak al te laat, ziet Johan de Jong.


Beeld Yulia Reznikov

Vrijdag 3 oktober 2008. Het kabinet kondigt aan dat het de Nederlandse onderdelen van Fortis, waaronder ABN Amro, voor 16,8 miljard euro heeft gekocht om deze van de ondergang te redden. Het is een voor Nederland ongekend grote ingreep in de bankensector, maar vriend en vijand zijn het erover eens dat het op dat moment noodzakelijk is. Wel vragen mensen zich af hoeveel geld de Nederlandse belastingbetaler er nog van zal terugzien en of het steunen van noodlijdende banken met overheidsgeld in de toekomst niet voorkomen kan worden.

Nu, bijna vijftien jaar later, is het opnieuw onrustig in de bankenwereld. De Amerikaanse Silicon Valley Bank (SVB) is ten onder gegaan in de snelste bankrun ooit na verliezen door slecht risicomanagement. Ondanks het ongemak dat na de kredietcrisis is ontstaan over verregaande steun aan de bankensector, grijpen overheden en toezichthouders nu toch weer in. Zo wordt het geld van rekeninghouders bij SVB gegarandeerd en komen er extra kredietmogelijkheden voor de andere banken. En dat is maar goed ook.

Selffulfilling prophecy

Anders dan de meeste bedrijven zijn banken namelijk kwetsbaar voor zogenaamde ‘runs’. Die kunnen ontstaan in situaties waarin mensen vrezen voor een aanstaand tekort. Een voorbeeld daarvan is de vrees voor een tekort aan toiletpapier aan het begin van de coronapandemie. Uit angst voor mogelijk ongemakkelijke situaties in de badkamer kochten mensen veel meer toiletpapier dan ze op dat moment nodig hadden. Hoewel er in principe genoeg geproduceerd werd voor iedereen, leidde de ‘toiletpapierrun’ toch tot lege schappen. Zo veroorzaakte de verwachting van een tekort het tekort, in plaats van andersom: een selffulfilling prophecy.

Bij banken zou zoiets ook kunnen gebeuren, omdat ze een groot deel van de tegoeden van klanten uitlenen en beleggen. Ze houden genoeg geld beschikbaar om rekeninghouders die geld nodig hebben onmiddellijk uit te betalen, maar niet zoveel dat ze álle rekeninghouders in één keer kunnen uitbetalen.

In normale tijden zijn mensen er natuurlijk niet mee bezig dat het toiletpapier op kan raken of dat de bank hun geld niet meer kan uitbetalen. De verwachting is: het spaargeld is veilig, evenals het ondergoed. Maar soms gebeurt er iets dat mensen kan laten twijfelen, bijvoorbeeld een gerucht dat er iets aan de hand is met de bank (al dan niet waar), nieuws over een slechte belegging, of een bankrun bij een andere bank. Daarbij gaat het er niet zozeer om of mensen dit gerucht of nieuws geloven, maar vooral over hoe ze denken dat dit nieuws andere rekeninghouders zal beïnvloeden. Iedereen weet immers dat een bank bij een bankrun in de problemen komt. Dus als alle rekeninghouders verwachten dat alle andere rekeninghouders hun geld zullen opnemen, is dat ook precies wat er zal gebeuren.

Lange rijen, lege schappen

Omdat verwachtingen over het gedrag van anderen zo belangrijk zijn, zullen juist signalen over het feit dat er een run gaande is de grootste schade veroorzaken. Zodra er foto’s van lange rijen, lege schappen, of hamsterende medemensen naar buiten komen, wordt het erg lastig om het tij nog te keren. Rutte kan immers wel zeggen dat er genoeg toiletpapier is om nog tien jaar te poepen, maar dat zal het probleem van de lege schappen niet oplossen. Die worden namelijk veroorzaakt door de run zelf en niet omdat er een fundamenteel tekort is. Er wordt wel gezegd dat banken strategieën gebruiken om te voorkomen dat er snel de impressie van een bankrun ontstaat. Bankkantoren werden vroeger bijvoorbeeld vrij ruim opgezet, zodat er buiten niet te snel rijen zouden vormen.

De beste strategie is echter om te voorkomen dat bankruns überhaupt ontstaan, en dat is bij uitstek iets waar een overheid bij kan helpen. Zo is het mogelijk om de tegoeden van rekeninghouders te verzekeren, zoals bijvoorbeeld gebeurt via ons depositogarantiestelsel. Hierdoor hoeven rekeninghouders met een tegoed tot 100.000 euro niet bang te zijn dat ze hun geld verliezen als hun bank in de problemen komt. Daarnaast kan een overheid of centrale bank extra geld lenen aan een bank die in de problemen dreigt te komen, zodat een aanstaande bankrun wordt afgewend. In het uiterste geval kan de overheid een bank ook direct overnemen.


Lees ook: De banken gijzelen de publieke sector – nog steeds

Grotere risico’s

Ingrepen als deze hebben echter ook nadelen. Als banken en hun rekeninghouders immers niet meer zelf hoeven op te draaien voor verliezen, loont het voor hen om in de jacht naar een hoger rendement grotere risico’s te nemen. Dit kan op termijn juist leiden tot méér faillissementen van banken. De overheid kan dit probleem (deels) ondervangen door strengere regels voor banken in te stellen. Maar ook dat heeft een prijs. Heel strenge regels kunnen namelijk ook de kredietverlening van banken beperken en daarmee de economische groei. Dat raakt uiteindelijk ook de belastinginkomsten.

Afgezien van speculanten die gokken op de ondergang van een bank, kent een bankrun eigenlijk alleen maar verliezers. De sleutel tot het voorkomen van een bankrun is om rekeninghouders te ontzien als een bank in de problemen komt. Dat dat iets kost op het moment dat een bank failliet gaat en dat daar strengere regels bij horen, is iets waar we aan zullen moeten wennen.