
Sommige mensen kunnen het, sommige vogelsoorten ook. Maar nooit eerder was er een ongewervelde ontdekt die lange afstanden kan navigeren op de sterren. De Australische bogong-mot brengt daar verandering in: die gebruikt een ‘sterrenkompas’ om zo’n duizend kilometer te vliegen naar een plek waar hij nooit eerder is geweest. Dat schrijft een internationaal biologenteam in Nature. Daarmee zijn de prestaties van de nachtvlinder imposanter dan die van de mestkever, die zich óók op de Melkweg kan oriënteren maar dan alleen voor korte afstanden.
Dat motten gek zijn op licht is geen verrassing: iedereen kent het dramatische lot van nachtvlinders die in een kaarsvlam vliegen. Uit ander onderzoek is al langer bekend dat motten de maan kunnen gebruiken om zich te oriënteren. Volgens sommige theorieën zouden motten kaarslicht voor de maan aanzien en daardoor hun ondergang tegemoet vliegen.
Het huidige onderzoeksteam wilde weten of motten ook het licht van verre sterren kunnen onderscheiden. Die zijn in tegenstelling tot de maan immers de hele maand te zien: veel makkelijker bij het navigeren tijdens een lange tocht. De biologen ontdekten eerder al dat de centimetersgrote bogong-motten (Agrotis infusa) zich ook kunnen oriënteren met behulp van het aardmagnetisch veld. Dat, in combinatie met visuele clues zoals maanlicht of sterrenlicht, zou ze kunnen helpen bij hun epische queeste.
Enkele maanden in zomerrust
De insecten verpoppen zich tot volwassen nachtvlinder in de Australische lente en moeten dan vóór de verzengende zomerhitte aanbreekt een koele schuilplek zoeken. Die vinden ze in hoge grotten in het uiterste zuidoosten van Australië, nabij de kust. Daar gaan ze enkele maanden in zomerrust, de zogeheten ‘estivatie’. Maar voor het zover is moeten ze die plek wel kunnen vinden, terwijl ze er nooit eerder geweest zijn (en er ook nooit meer zullen terugkeren: in de Australische herfst keren ze terug naar hun geboortegrond om daar te paren en te sterven).
De biologen vingen de motten met behulp van een speciale lichtval. Daarna werden de insecten in een vliegsimulator geplaatst, die naar behoeven kon worden aangepast. Zo kon er een nachtelijke hemel met sterren en zonder maan worden getoond, en kon ook het effect van het aardmagnetisch veld tijdelijk teniet worden gedaan. Uit die onderzoeken bleek dat de motten inderdaad kunnen navigeren op de sterren en daarbij zelfs kunnen corrigeren voor seizoensgebonden veranderingen. De biologen ontdekten in het mottenbrein ook enkele visuele neuronen die direct betrokken zijn bij de oriëntatie op het sterrenkompas.
Dat de bogong-mot ook echt individuele sterren kan zien met z’n kleine samengestelde insectenogen lijkt overigens onwaarschijnlijk. Vermoedelijk is het vooral de Melkweg die helpt bij het navigeren. Van mestkevers is ook bekend dat ze hun poepballetjes in een rechte lijn kunnen voortduwen door zich te oriënteren op de heldere baan van het sterrenstelsel. Maar, concluderen de biologen, dat doen de kevers hooguit voor een paar minuten, en niet in één specifieke richting – de enorme afstand die de nachtvlinders moeten afleggen, vele nachten achter elkaar, is veel indrukwekkender.
