N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Hofwijck Constantijn Huygens gaf zijn buitenhuis een mannelijk lichaam als plattegrond en maakte er een Nederlands oerhuis van baksteen van.
Van alle nog bestaande buitenplaatsen die in de 17de eeuw in Nederland zijn aangelegd, is Hofwijck de merkwaardigste. Ooit was Hofwijck een buitenplaats in een rustig groen gebied aan de Vliet, de waterweg tussen Den Haag, Delft en Leiden. Nu ligt de buitenplaats van Constantijn Huygens ingeklemd tussen een snelweg en een spoorbaan aan de ene kant en het opgerukte Voorburg aan de andere kant. Het is niet alleen de ligging maar ook de buitenplaats zelf die Hofwijck zo vreemd maakt. Simpeler kan een gebouw bijvoorbeeld niet zijn.
Gezien vanaf het spoorwegstation van Voorburg oogt het als een huis dat door een klein kind is getekend: een rechthoekige doos met een piramidevormig puntdak – meer is het buitenhuis niet dat Constantijn Huygens (1596-1687), de dichtende en componerende secretaris van de stadhouders van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, omstreeks 1640 liet bouwen.
Pas als je een eind langs de razende A12 naar Hofwijck bent gelopen, zie je dat op de gevels trompe l’oeil-schilderingen van klassieke beelden zijn aangebracht. Maar veel maakt dit niet uit: doordat de schilderingen hetzelfde formaat hebben als de ramen met okergele luiken ernaast, doen ze nauwelijks afbreuk aan het puristische karakter van de villa in een rechthoekige vijver.
De eenvoud heerst ook in het museumhuis, waar op de bovenverdiepingen kleine tentoonstellingen zijn te zien over Constantijn Huygens en zijn zoon Christiaan, de sterrenkundige en uitvinder van het slingeruurwerk. Met zijn simpele zwart-witte stenen vloer, balkenplafond en marmeren schouw, pronkt de ‘pronkkamer’ op de bel etage nauwelijks. De keuken beneden in het souterrain is zelfs doodgewoon, evenals de twee bovenetages, waar de oorspronkelijke slaapkamers hebben plaatsgemaakt voor de tentoonstellingsruimtes.
Villa suburbana
Vader Huygens ontwierp zijn buitenplaats zelf, met Jacob van Campen, de toparchitect van de Republiek, als adviseur. Met de woordspeling Hofwijck, een samentrekking van ‘hof’ en ‘wijken’, maakte hij duidelijk wat de bedoeling was van zijn buitenplaats aan de Vliet. Huygens wilde een gemakkelijk per trekschuit te bereiken ‘villa suburbana’, waar hij kon ontsnappen aan het drukke hofleven in Den Haag. Na de voltooiing in 1640 schreef hij er een 2200 regels tellend gedicht over, waarin hij de lezer een rondleiding geeft over zijn buitenplaats.
Met Hofwijck deed Huygens mee aan de mode onder de rijke elite van de Republiek om buitenplaatsen aan te leggen. De mode was overgewaaid uit Italië, waar vooral in de Veneto al in de zestiende eeuw veel buitenhuizen voor rust en verpozing waren gebouwd. Tijdens een verblijf in Venetië in 1620 had Huygens er enkele bezocht, waaronder de Villa Malcontenta, ontworpen door de toen al beroemde Italiaanse Andrea Palladio (1508-1580).
Vooral in de protestantse landen Engeland en Nederland werd Palladio bewonderd om zijn zuivere architectuur en golden zijn boeken als het Nieuwe Testament van het classicisme. Ook Huygens kende Palladio’s regels voor de juiste verhoudingen en ornamentiek van moderne gebouwen.
Maar voor zijn buitenhuis in Hofwijck maakte hij er nauwelijks gebruik van. Terwijl Palladio zijn villa’s vaak tempelfrontons met zuilen had gegeven, zag Huygens daar in Hofwijck van af. Zijn watervilla moest het zelfs stellen zonder pilasters, waarmee hij de voorgevel had versierd van zijn ook door hemzelf ontworpen – en in 1876 afgebroken – huis uit 1637 aan het Plein in Den Haag. Alleen de deur en kleine dakramen van de watervilla gaf hij tympaantjes. Zo maakte hij van zijn buitenhuis een van vrijwel alle tierelantijnen ontdaan Nederlands oerhuis van baksteen.
Ideale verhoudingen
Kunsthistoricus en De-Stijlexpert Hans Jaffé wees eens op de eigenaardigheid van de Nederlandse taal dat ‘schoon’ niet alleen ‘zuiver’ en ‘rein’ betekent, maar ook ‘mooi’. Het was volgens Jaffé dan ook geen toeval dat de 20ste-eeuwse puristische kunstbeweging De Stijl in Nederland in 1917 werd opgericht. Met hun streven naar ‘artistieke zuiverheid’ stonden De Stijl-kunstenaars, zoals Piet Mondriaan, in een lange puriteinse traditie die in de 16de eeuw was begonnen met de omarming van het calvinisme, legde hij uit in een essay over De Stijl.
Net als hun 17de-eeuwse voorlopers, de interieurschilders Pieter de Hooch, Johannes Vermeer en Pieter Saenredam, zochten „de afstammelingen van de vroege beeldenstormers”, zoals hij de leden van De Stijl noemde, schoonheid in zuiverheid.
Ook Hofwijck is een voorloper van de rechthoekige kunst en architectuur van De Stijl. Niet alleen Huygens’ oerhuis staat in het teken van de rechthoek maar ook de merkwaardige, langwerpige tuin die hij ontwierp. Van de Romeinse architect Vitruvius, wiens Tien boeken over architectuur voor hem het Oude Testament van de architectuur waren, wist Huygens dat de ideale verhoudingen in de klassieke bouwkunst overeenkwamen met die van het menselijk lichaam. Dit bracht hem op het idee om de buitenplaats eenvoudigweg een mannelijk lichaam als plattegrond te geven. Wel maakte hij, alsof hij een lid van De Stijl was, van bijna alle onderdelen van zijn menselijke tuin een rechthoek. Zo vormen het buitenhuis en de rechthoekige vijver het hoofd van de buitenplaats. De buitenste, kaarsrechte paden van de tuin zijn de armen, de vierkante boomgaard in het midden van de tuin fungeert als buik.
Het enige ronde deel in de oorspronkelijke tuin was een zandberg ter hoogte van de knieën waarop Huygens een obelisk had laten zetten ter nagedachtenis van zijn in 1637 overleden vrouw. Maar het onderlichaam van Hofwijck werd in de 19de eeuw geamputeerd om plaats maken voor een spoorwegstation. Zo bestaat Huygens’ buitenplaats nu, net als de ‘doorgebeelde’ koe van de oprichter van De Stijl Theo van Doesburg uit 1918, louter uit rechthoeken.