Edwin Rutten was als Ome Willem geen lieve kinderheld, maar ook narrig en dwars. Hij krijgt nu drie biografieën

Zelfs de allergrootsten der aarde hebben nooit de eer gekregen die Edwin Rutten nu ten deel valt: hij krijgt deze maand drie biografieën tegelijk! Zo schertste de interviewer donderdag in Hilversum bij de boekpresentatie van de derde biografie Dag Rakkers!: dat er nu drie boeken liggen, komt doordat Rutten twee biografen heeft afgewezen.

Eerst kreeg Rutten, bekend als tv-held Ome Willem, onmin met biograaf Rudie Kagie (Argus, voorheen Vrij Nederland). Daarna nam Haye van der Heyden (scenarioschrijver van series als Divorce en Kinderen geen bezwaar) het over, maar die kreeg ook geen fiat van zijn oude vriend. Uiteindelijk bood Geke Mateboer, vrouw van Paul Abels van uitgeverij Afdh, aan om een derde poging te wagen. Haar boek kreeg wel de goedkeuring van Rutten.

Toestemming van het onderwerp van een biografie is op zich niet nodig, dus zette Kagie zijn „verboden boek”, zoals hij het zelf noemt, online (dagrakkers.nl). Van der Heyden publiceert nu zijn versie bij zijn eigen uitgeverij. Maar de meeste aandacht gaat natuurlijk uit naar het derde, officiële boek. Vervelend voor de betrokkenen, maar een mooie gelegenheid om de drie boeken te vergelijken.

Begin er niet aan, een biografie van iemand die nog leeft, monkelt Kagie in zijn voorwoord. Rutten is namelijk niet de eerste die zich verzet tegen het vastleggen van zijn levensverhaal. Zelfbeeld of zorgvuldig opgebouwde imago rijmen niet altijd met het portret dat er van de artiest gemaakt wordt. In een artikel hierover in HP De Tijd werd in dit verband ook de onlangs gesneefde biografieën over kunstenaar Wim T. Schippers en fotograaf Vincent Mentzel genoemd.

Begin er niet aan, een biografie van iemand die nog leeft, monkelt Kagie in zijn voorwoord

Zondagskind

Geke Mateboer noemt Edwin Rutten (Groningen, 1943) een zondagskind. Zonder veel tegenslag werd hij steeds weer gevraagd voor succesrijke, zeer uiteenlopende functies in de kunsten. Hij begon als zestienjarige op het Amsterdamse Vossius Gymnasium als jazzdrummer in The Gold Coast Combo, naast de latere filmcomponist Rogier van Otterloo. Bijzonder aan de band was dat ze geen dixieland speelde, maar „moderne jazz”. De jonge drummer ging zingen, kreeg een aanbieding van het Metropool Orkest, trad veel op in het buitenland, en ging Nederlandstalige pop erbij doen. Hij zong in de jaren zestig vertalingen van jazzy pophits van Burt Bacharach, als ‘Ik moet altijd weer opnieuw aan je denken’ en ‘Het spijt me’.

De popcarrière verliep, en van jazz kan de schoorsteen niet roken, dus werkte Rutten begin jaren zeventig als stemacteur in de reclame („Als ik Bep zie, wil ik Pepsi”). Hij was zo vaak te horen dat collega’s zeiden dat STER stond voor: ‘Steun Edwin Rutten’. Daar ontmoette hij mede-schnabbelaar Aart Staartjes die hem vroeg voor een nieuw kinderprogramma. Samen bedachten ze De film van Ome Willem. Dat werd legendarische tv, mede dankzij nog steeds herkenbare vaste elementen als het openingslied ‘Luister even wat ik vraag’ met de strofe: „Lust je ook een broodje poep?”. En het slotlied ‘Deze vuist op deze vuist.’ Het programma leek rommelig en geïmproviseerd, maar had wel degelijk een strakke regie van Aart Staartjes. Daarbij kon hij beschikken over grootheden als componist Harry Bannink en schrijvers Willem Wilmink, Karel Eykman en Jan Riem.

De opgeruimde, energieke Rutten had een wat studentikoos, ballerig imago, wat bij omroep VARA op weerstand stuitte. Maar volgens Staartjes waren ‘rechtse types’ juist geestig en aantrekkelijk. Hij wilde niet een lieve kinderheld zijn, maar een gangmaker die weliswaar alle geduld had met kleuters die nodig naar de ‘Plasgeitebreiers’ moesten of hun uitgevallen voortand aan hem wilden laten zien, maar die ook onberekenbaar, narrig en dwars kon zijn – waarna hij vermanend werd toegesproken door ‘Hoofdgeitebreier’ Harry Bannink („Bah, Ome Willem”). Rutten bleek een natuurtalent, die een vanzelfsprekende, speelse omgangsvorm met de kleuters had. Rutten koestert Ome Willem nog steeds als zijn dierbare alter-ego in wie hij veel van zichzelf kwijt kan.

Toen de VARA in 1989 de stekker uit het programma trok, kon Rutten nog een tijd verder met de theatershows van Ome Willem. Hierna begon de veelzijdige artiest een zevende leven (hij was ook nog radio- en tv-presentator, musicalacteur, en dagvoorzitter voor bedrijfsevenementen) als verteller in educatieve voorstellingen rond bekende klassieke stukken. De typering ‘zondagskind’ wil overigens geen afbreuk doen aan de ongekende werklust die Rutten volgens zijn drie biografen al zeven decennia toont – hij werd zaterdag 82 jaar – en aan de zorgvuldige voorbereiding waarmee hij zelfs de geringste klus aangaat.

Edwin Rutte bij de boekpresentatie van ‘Dag Rakkers! Vijftig jaar Ome Willem’, op 9 januari in Beeld en Geluid in Hilversum.
Foto Anneke Janssen/ANP/Hollandse Hoogte

Het verschil

Wat zijn nu de verschillen tussen de drie boeken? Rudie Kagie geeft veruit de meeste informatie, maar zijn boek is wat slordig. Het lijkt erop dat hij zijn manuscript ongeredigeerd online heeft gezet. Haye van der Heyden schrijft voorin het boek dat hij zich baseert op Kagie’s werk. Hij neemt zeker in het begin grote delen van Kagie over, inclusief de fouten (Heinrich Goebbels), maar zijn boek heeft als meerwaarde dat hij Rutten zelf lange tijd kent: eerst als vijftienjarige buurjongen en later als sidekick in de theatertournees van Ome Willem. Verder is Van der Heyden de beste schrijver van de drie en maakt hij er het meest één geheel van, met als kernzin: „Dit is het verhaal van een artiest bij wie, in wat zich aanvankelijk laat aanzien als niet veel meer dan een klusjes tussendoor, alles op zijn plaats valt.”

Het is niet helemaal duidelijk wat Rutten niet beviel aan de eerste twee boeken. Hij vond het vervelend dat Kagie beschreef hoe zijn stiefvader, cineast Gerard Rutten, ooit de handen schudde van de Duitse nazileiders Hitler en Goebbels. Maar Kagie meldt ook dat Rutten senior hierna Engelandvaarder werd en als oorlogsheld de handen schudde van Churchill en koningin Wilhelmina. Een beetje biograaf laat dat niet liggen. Verder vond Rutten het onaangenaam dat zijn eerste huwelijk in het boek zou komen, wegens de pijnlijke scheiding. Maar gek genoeg schrijven de drie biografen hier vrijwel niets over – überhaupt weinig over zijn persoonlijke leven. Uit één zin bij Van der Heyden moeten we afleiden waar de pijn zit: „De relatie met zijn dochters wordt al die tijd stevig beïnvloed door zijn ex, die zich miskend en verlaten voelt.”

Het derde boek, het enige wat Ruttens goedkeuring draagt, ziet er het beste uit, met veel illustraties en lange citaten van Rutten zelf. Alleen, het is allemaal zo nadrukkelijk rozengeur en maneschijn dat je de schaduwzijdes uit de andere boeken gaat missen. Niet per se omdat een biografie pas werkt als er rottigheid over de hoofdpersoon in staat, maar in een goed verhaal moet nu eenmaal iets misgaan.

Het derde boek is zo rozengeur en maneschijn dat je de schaduwzijdes gaat missen

Zo schrijft Kagie dat jeugdvriend Rogier van Otterloo, met wie Rutten in zijn eerste jazzband zat, jaloers was op Ruttens succes als zanger. Zo werd Rutten op de platen die ze maakten, naar voren geschoven als bandleider. Ook zou Van Otterloo als jazzpurist botsen met Rutten over diens populaire smaak. Zo’n detail zegt niets lelijks over Rutten – in alle drie de boeken komt hij naar voren als een enthousiaste, hartelijke en begaafde artiest – maar het geeft wel reliëf aan het verhaal. Je ziet de twee gymnasiasten al kibbelen bij kaarslicht in de repetitiekelder.

Waar derde biograaf Geke Mateboer de concurrentie weer mee verslaat is haar levendige hoofdstuk over Ome Willem op tournee, met de chaotische optredens voor oorverdovend gillende kleuters die steeds het programma onderbraken; met de kritische toeschouwer die oordeelde: „Ri ra rut, Ome Willem het was kut”; met de verstandelijk beperkte man die vroeg: „Ome Willem, houd u van neuken?” (Antwoord: „Jazeker, maar nu even niet”) en de tientallen broodjes poep die Ome Willem kreeg aangeboden, waar hij tot ieders afgrijzen altijd smakelijk een hap van nam, al dan niet geveinsd.