Econoom Wiemer Salverda: ‘Stijging van welvaart in de afgelopen dertig jaar is voorbijgegaan aan minima’

Minimumloon Het minimumloon en sociale uitkeringen moeten meestijgen met de welvaart, maar dat is al decennia niet het geval, zegt econoom Wiemer Salverda.

Baanverlies bij de laagste inkomens als het minimumloon stijgt, is een bekende vrees onder economen.
Baanverlies bij de laagste inkomens als het minimumloon stijgt, is een bekende vrees onder economen. Foto Isa Wolthuis

Het minimumloon en sociale uitkeringen hadden mee moeten groeien met de algemene welvaart in Nederland. Maar in de praktijk kwam hier weinig van terecht. Dat schrijft emeritus hoogleraar arbeidsmarkt en ongelijkheid Wiemer Salverda van de Universiteit van Amsterdam woensdag in economenvakblad ESB. Het delen in de welvaart van sociale minima blijkt volgens hem „volkomen illusoir” te zijn.

Toen het wettelijk minimumloon werd ingevoerd, in 1969, was het de bedoeling dat dit mee zou stijgen met de welvaart. Die doelstelling bleef tot en met het huidige kabinet onveranderd. Datzelfde gold vanaf 1974 voor uitkeringen, toen deze werden gekoppeld aan het minimumloon: bij stijging van het minimumloon stijgen uitkeringen met eenzelfde percentage.

Tot 1979 stegen het minimumloon en de sociale uitkeringen nog, schrijft Salverda, waarna deze enkele jaren sterk daalden. Sinds halverwege de jaren tachtig bleef de koopkracht van werknemers met een minimumloon of huishoudens op het bestaansminimum nagenoeg stabiel. Tegenwoordig is de koopkracht van sociale minima ongeveer hetzelfde als vijftig jaar geleden, terwijl de algehele koopkracht met zo’n dertig procent toenam, aldus de emeritus hoogleraar.

Dat het minimumloon en sociale uitkeringen niet meestegen met de welvaart, heeft volgens Salverda twee redenen: de indexering valt structureel te laag uit, en door overheidsingrijpen bleef het minimumloon nog verder achter. De eerste reden heeft te maken met de manier waarop de hoogte van het minimumloon bepaald wordt. Dat gebeurt aan de hand van het zogeheten Indexcijfer cao-lonen, van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Dit cijfer moet de gemiddelde verandering in cao-lonen weergeven. Het minimumloon stijgt dus mee met de gemiddelde stijging van cao’s.

Maar deze methode schiet ernstig tekort, zegt Salverda tegen NRC. „Het cijfer gaat over de loonafspraken waar werkgevers zich minimaal aan moeten houden, maar zegt niet alles over de lonen die mensen daadwerkelijk krijgen uitbetaald.” In de praktijk krijgen medewerkers soms een extra periodiek of een promotie naar een andere loonschaal, waardoor ze boven het gemiddelde cao-loon uitkomen. Die stijging wordt volgens Salverda met deze methode niet doorberekend naar het minimumloon.

Aparte contracten

Daarnaast, zegt Salverda, stegen de lonen zonder cao (vaak bij kleine bedrijven in relatief nieuwe sectoren, zoals de IT) de afgelopen jaren bijna twee keer zo hard (5,8 procent) als de lonen die een cao volgen (3 procent). Dat komt mogelijk doordat de hoogste lonen vaak buiten een cao vallen, ook in sectoren die in principe wel gebonden zijn aan een cao. „Voor de hoogstbetaalde banen maken werkgevers vaak aparte contracten. Want binnen een cao is het bijvoorbeeld moeilijk om bonussen uit te keren.”

Het Indexcijfer geeft bovendien een vertekend beeld van de gemiddelde lonen in Nederland, omdat de cao-lonen nu nog slechts een derde van alle lonen behelsen, zegt Salverda. „Vakbonden hebben steeds minder bereik. Ze slagen er niet in om veel nieuwe bedrijven zich te laten aansluiten bij een cao.”

De tweede oorzaak voor het gat tussen de algemene welvaart en de minimumlonen en sociale uitkeringen, ligt bij ingrepen die de overheid deed. Om te bezuinigen verlaagde het kabinet-Lubbers I in 1984 het minimumloon, uitkeringen en ambtenarensalarissen met 3 procent, zegt Salverda. Dat was destijds een unieke gebeurtenis in Europa. In de jaren tachtig en negentig werd het minimumloon nog meerdere jaren bevroren, net als in 2004 en 2005. Tijdens de eurocrisis verlaagde de Griekse overheid het minimumloon in 2012 en 2013.

In de jaren 80 en 90 werd het minimumloon nog meerdere jaren bevroren

„In de jaren negentig waren veel economen het erover eens dat het voor laaggeschoolden juist gunstig was om het minimumloon laag te houden”, vertelt Salverda. „Onder hen bestond grote concurrentie om banen. De werkloosheid in die groep was groot. Door de lonen laag te houden zouden laaggeschoolden meer kans hebben op een baan.” Dat idee werd ook overgenomen door politici.

Minimumbedrag

Salverda is kritisch op het deelrapport dat de Commissie Sociaal Minimum in juni uitbracht. Daarin stelt de commissie vast welk bedrag mensen nodig hebben om volwaardig mee te kunnen draaien in de maatschappij. Dat bedrag moet hoog genoeg zijn om huur, boodschappen en vaste lasten te kunnen betalen, maar ook om onder meer een uitstapje te kunnen maken of te sporten bij een vereniging.

De commissie, die werd aangesteld na een motie van Tweede Kamerlid Pieter Omtzigt, concludeerde dat de groep die rond het sociaal minimum leeft fors geld tekort komt, en bij uitblijven van overheidsmaatregelen de komende jaren verder in de problemen raakt. Een verhoging van de bijstand en het minimumloon zijn de effectiefste maatregelen om dit te voorkomen, adviseerde de commissie. Het kabinet zal hier naar verwachting van de commissie ongeveer 6 miljard euro voor nodig hebben. Eind deze maand volgt het tweede deelrapport, waarin de commissie suggesties doet voor verbeteringen in het gehele stelsel voor sociale zekerheid.

Salverda vindt het opvallend dat de commissie slechts kijkt naar wat er minimaal nodig is om mee te kunnen draaien, en niet naar hoe sociale minima achterblijven op de algemene welvaart. Zeker omdat Nederland de afgelopen jaren Europese richtlijnen ondertekende die de hoogte van het minimumloon wel koppelen aan de algemene loonontwikkeling, zegt hij.

Navolging van deze Europese richtlijnen zou volgens Salverda een verhoging van het minimumloon van 30 procent betekenen. Dat zou een stijging van de uitgaven aan uitkeringen met 19 miljard euro betekenen. Een dusdanig grote sprong in het minimumloon zou volgens het Centraal Planbureau ten koste gaan van 1,3 procent van het aantal banen in Nederland, schrijft Salverda. Baanverlies bij de laagste inkomens is een bekende vrees onder economen bij een stijging van het minimumloon. Sommige werkgevers zouden hun medewerkers ontslaan omdat de loonkosten te hoog worden. Salverda is daar niet bang voor. „Werkgevers hebben hun personeel nu hard nodig.”

Lees ook: Van armoedeval tot werkloosheid: het debat over bestaanszekerheid kent grote dilemma’s

Vanaf volgend jaar verdwijnt in Nederland het minimumloon per maand. Straks krijgen werknemers een minimumuurloon, waardoor de lonen in sectoren met voltijdswerkweek gemiddeld 10 procent omhoog gaan. De VVD, Nieuw Sociaal Contract (NSC) van Pieter Omtzigt, SP, BBB en GroenLinks-PvdA zeggen het minimumloon verder te willen verhogen.

De laagste inkomens moeten volgens Salverda wat betreft welvaart simpelweg kunnen meegroeien met de rest. „Het zou mensen een groter gevoel van eigenwaarde geven als ze niet afhankelijk zijn van toeslagen, omdat ze zeker zijn van een hoger inkomen.”