Dyson krijgt geen schadevergoeding in strijd tegen ‘sjoemelstofzuiger’

Volgens Dyson was het „discriminatie”. Een collectieve poging van de gevestigde namen in de stofzuigerindustrie om een nieuwkomer met een zakloze stofzuiger te benadelen. Geholpen door een wetgever die zich door „de hele Europese lobby” liet beïnvloeden. Met als gevolg dat „miljoenen consumenten” zijn misleid.

Het zijn slechts enkele van de felle verwijten die de Britse fabrikant Dyson uitte in zijn jarenlange gevecht tegen de ‘sjoemelstofzuiger’. Dat conflict draait om een Europese richtlijn, die in 2010 in werking trad, voor het toekennen van energielabels aan stofzuigers. De manier van testen die daarin wordt beschreven, is volgens Dyson ten onrechte in het voordeel van machines met stofzak.

Het bedrijf, in 1993 zelf bedenker van de zakloze stofzuiger, eist daarom een flinke schadevergoeding van de Europese Commissie, die de richtlijn opstelde. Dyson meent dat het voor 176 miljoen euro aan verkopen is misgelopen omdat zijn producten relatief ongunstig uit die testen kwamen. Deze donderdag maakte de hoogste Europese rechter een einde aan de zaak: Dyson kreeg ongelijk.

Testmethode

Om de zaak te snappen, is het nodig om iets dieper in de testmethode te duiken. Welk label een apparaat krijgt, is afhankelijk van hoeveel energie een stofzuiger gebruikt in verhouding tot de hoeveelheid stof die hij opzuigt. Volgens de voorschriften moeten fabrikanten die test uitvoeren met een lege zak – of in het geval van Dyson een leeg reservoir.

In de optiek van Dyson is dat niet eerlijk. Een stofzak raakt gaandeweg vol, waardoor de lucht minder makkelijk door een apparaat stroomt en de zuigkracht afneemt. Een zakloze zuiger zoals die van Dyson heeft dat probleem niet: zij werken met een ander mechanisme, waardoor de apparaten met een vol reservoir nog net zo efficiënt zijn.

Daarnaast claimt Dyson dat sommige fabrikanten het vermogen van hun stofzuigers aanpassen naarmate de zak voller wordt. Het bedrijf trekt regelmatig de parallel met het dieselschandaal dat in 2014 bij Duitse autofabrikanten aan het licht kwam: ook zij gebruikten trucs om efficiënter uit tests te komen.

Bij een lage Europese rechter kreeg Dyson aanvankelijk ongelijk, maar na beroep vindt het bedrijf in 2008 alsnog steun. De rechtbank herziet zijn besluit en oordeelt dat de richtlijn moet worden aangepast. De meetmethode is volgens de rechter „niet acceptabel” omdat testen met een lege zak niet representatief is voor de omstandigheden waarin de meeste gebruikers stofzuigen.

Ongelijke behandeling

Voor Dyson is dat reden om – in een nieuwe procedure – ook een schadevergoeding te eisen. Het bedrijf wijst erop dat de Commissie wist dat de meetomstandigheden in het voordeel waren van traditionele fabrikanten en de richtlijn desondanks doorzette, wat leidt tot ongelijke behandeling. Het Europese Gerecht was het daarmee niet eens.

Volgens de lagere Europese rechter erkent de Europese Commissie de bezwaren, maar beargumenteert ze haar keuze ook. Testen met een deels gevulde zak is om te beginnen tijdrovender en duurder. En het brengt een heel pakket met nieuwe twistpunten met zich mee. Want hoe vol moet zo’n zak dan? En waarmee vul je hem?

De testmethode was dus weliswaar niet eerlijk, zo luidde het oordeel, maar dat was eerder een slechte keuze dan een doelbewuste poging om bedrijven voor te trekken. Die misser is niet „voldoende serieus” om een schadevergoeding te rechtvaardigen. Dyson tekende opnieuw protest aan, maar dit keer zonder succes: het Europees Hof voor Justitie hield de uitspraak in stand. Tegen dat vonnis is geen beroep meer mogelijk.