Duurzamer eten zonder je gek te laten maken


Voedsel Duurzaam is zo’n breed begrip, dat je bij boodschappen al snel tegen dilemma’s aanloopt. Drie simpele handvatten bieden een weg uit het woud van vragen.


Illustratie Martien ter Veen

Kun je voor de planeet nou beter biologisch eten of niet? Pindakaas met of zonder palmolie? Consumenten gaven de laatste jaren steeds meer geld uit aan duurzaam voedsel, berekende de Wageningen Universiteit. Maar wat de term ‘duurzaam’ nu precies behelst, valt niet zo eenvoudig te zeggen.

De definitie van de Nederlandse overheid klinkt simpel: voedsel dat geproduceerd en geconsumeerd wordt met respect voor mens, dier en milieu. Maar dat kan over van alles gaan: dierenwelzijn, natuur, biodiversiteit, klimaat, eerlijke handel, zelfs gezondheid.

En daarmee ben je er nog niet. Want waar let je dan precies op? CO2-uitstoot is belangrijk als je naar klimaatverandering kijkt. Maar waterschaarste of landgebruik zijn bij sommige producten een groter probleem. En wat weeg je zwaarder als er tegengestelde belangen zijn: behoud van biodiversiteit of een goed inkomen voor boeren? Natuur of dierenwelzijn? En kijk je naar de voetafdruk per product of per hectare? Hoe vind je al die informatie überhaupt als producenten er niet transparant over zijn? Dat alles kan tot het lamgeslagen gevoel leiden dat het allemaal geen zin heeft.

Maar het heeft wél zin, weet Corné van Dooren, duurzaamheidsexpert bij het Wereld Natuur Fonds en eerder bij het Voedingscentrum.

Van Dooren is zover dat hij probeert minder koffie te drinken, en hij let op het Fairtrade- of Rainforest Alliance-keurmerk. Want koffieteelt gaat onder meer gepaard met ontbossing, verlies van biodiversiteit en armoede onder boeren. Maar hij weet dat niet iedereen dezelfde keuzes maakt. En hij vindt ook niet dat iedereen moet stoppen met koffie drinken.

Als hij dan toch een advies moet geven: „Begin eens met een dag minder vlees eten. Als je daaraan gewend bent, kijk je een keer naar je boodschappen, of je minder kunt verspillen. Als dat lukt, drink je wat minder koffie.” Of je koopt Nederlandse appels in plaats van mandarijnen. Of wat minder zuivel. Liefst lokaal geproduceerd en niet al te bewerkt eten. „Elk stapje is goed.”

Als 5 procent van de mensen iets doet, komen bedrijven in beweging

De strategie van kleine stapjes helpt tegen het gevoel dat je het nooit genoeg doet of steeds de verkeerde keuzes maakt.

Maar de allersimpelste manier om duurzamer te eten zonder je gek te laten maken, bestaat uit drie basisregels: „Minder vlees eten, nergens te veel van en minder verspillen.” Regel één is de grootste klapper: in het Nederlandse eetpatroon veroorzaakt vlees ruim een derde van de uitstoot van broeikasgassen. Zonder verspilling zou de milieubelasting van de Nederlandse voedselconsumptie 14 procent lager zijn.

Met die drie regels, zegt Van Dooren, heb je het laaghangend fruit wel te pakken. Dan hoef je niet te weten dat je beter Europese walnoten dan Californische amandelen kunt eten of dat oude kaas met meer uitstoot gepaard gaat dan mozzarella. „Als je de basisregels volgt, kun je je voetafdruk vaak al halveren.”

Minder vlees, nergens te veel van en minder verspillen. Wie dat in het achterhoofd houdt, hoeft zich ook niet zo druk te maken over steeds nieuwe inzichten. „Van veel producten kennen we de impact nog niet, en wat we nu wel weten kan morgen anders zijn. Maar over de basis is al heel lang wereldwijde consensus.” De algemene regels veranderen niet als de ene kaassoort net iets meer impact blijkt de hebben dan de andere.

Onvermijdelijk loop je als consument tegen dilemma’s aan. Zo heeft plofkip een kleinere footprint dan Beter Leven-kip, maar de kip is slechter af. „Dan zul je zelf een afweging moeten maken tussen dierenwelzijn en klimaat.” Maar je hoeft je, vindt Van Dooren, als consument niet schuldig te voelen over keuzes die door de overheid of de supermarkten gemaakt moeten worden. „Kooi-eieren zijn niet meer te koop. Dan sta je als consument ook niet meer voor dat dilemma.”

Het gedrag van één consument lijkt een druppel op de gloeiende plaat, maar Van Dooren bestrijdt dat. „Je stemt met je vork. Het lijkt weinig uit te maken, maar als 5 procent van de consumenten iets doet, komen supermarkten, leveranciers en cateraars in beweging. En op een dag bieden alle restaurants fairtrade-koffie aan en staan er overal plantaardige gerechten op het menu. Dat heet transitie.”

Nederlandse biefstuk of kip uit Polen

Transport levert een relatief kleine bijdrage aan de voetafdruk van voedsel. De meeste uitstoot van broeikasgassen komt door landgebruik en wat op de boerderij gebeurt. Rundvlees heeft verreweg de grootste voetafdruk van al het eten en drinken, hoewel Nederlands vlees van uitgemolken koeien wel een veel kleinere impact heeft dan Zuid-Amerikaans rundvlees.

Nederlandse vleesburger of vegaburgers van geïmporteerde soja

De meeste soja in onze voeding consumeren we zonder dat we het zien. 94 procent eten we indirect via vlees, zuivel en eieren: het was voer voor koeien, varkens en kippen. De soja in sojaburgers en sojamelk komt meestal uit Canada en Europa en daarvoor wordt geen bos gekapt. Op de lijst van door de EU geïmporteerde grondstoffen die voor de meeste ontbossing zorgen, staat soja op nummer 1: dat komt met name door veevoer uit Zuid-Amerika.

Vrije-uitloop of scharrelei

Voor dierenwelzijn: vrije-uitloop. Voor het milieu: scharrel. Van scharrelkippen die binnen zitten, kunnen schadelijke stoffen worden afgevangen. En een groot deel van de milieu-impact van kippen komt door voer – hoe minder ruimte, hoe minder voer ze nodig hebben. Vrije-uitloopkippen worden overigens scharrelkippen tijdens een ophokplicht.

Palmolie of raapzaadolie

Naar plantaardige olie kun je op veel manieren kijken: ontbossing, biodiversiteitsverlies, CO2-uitstoot, landgebruik, leefomstandigheden van boeren, etc. Dat maakt het onmogelijk om de beste oliesoort aan te wijzen. Voor een liter palmolie is minder land nodig dan voor alle andere soorten olie. Maar doordat er zoveel van geproduceerd wordt, vooral in Indonesië en Maleisië, is palmolie verantwoordelijk voor meer ontbossing dan bijvoorbeeld raapzaad.

Moestuinsla of supermarktsla

Zelf je eten verbouwen is geweldig, maar niet per definitie duurzamer dan sla uit de supermarkt. Grote telers werken efficiënter dan de moestuinier die zaden en tuingereedschap moet kopen, een lagere opbrengst heeft, een deel van de oogst ziet mislukken en misschien ook nog met de auto naar de moestuin rijdt.

Verse spinazie of uit de diepvries

Als de spinazie in Nederland van de volle grond komt en je alles opeet, gaat er niets boven vers. Buiten het seizoen zijn pot- en diepvriesgroenten een goed alternatief. Afgepast eten uit de vriezer voorkomt bovendien verspilling. Qua voedingswaarde maakt het niet uit. Spinazie uit de vriezer kun je ook zien als lokaal en uit het seizoen.

Sojamelk of havermelk

Er zijn studies die hard maken dat havermelk iets minder CO2-uitstoot oplevert, maar uiteindelijk hangt de milieubelasting af van waar en hoe het geteeld wordt. Dat varieert per merk. Maar welke plantaardige ‘drink’ je ook kiest, de voetafdruk van koemelk is altijd vele malen groter.

Biologische of gangbare tomaat

In algemene zin is niet te zeggen of bio duurzamer is dan gangbaar. Biologische boeren gebruiken geen kunstmest en chemische bestrijdingsmiddelen. Bio is beter voor de bodem maar voor een kilo voedsel is gemiddeld meer land nodig. Of bio beter is dan gangbaar hangt onder meer af van de boer, de plaats en het product. Wat betreft gezondheid: biologische voeding bevat geen chemische gewasbeschermingsmiddelen terwijl er meer antioxidanten in zitten – om twee voordelen te noemen – maar er is te weinig onderzoek gedaan om te concluderen dat biologisch eten gezonder is.

Weidemelk of Beter Leven-melk

Weidemelk belooft dat koeien minimaal 120 dagen per jaar buiten grazen; dat is minder dan de 180 dagen van Beter Leven-melk met drie sterren. Weidemelk stelt geen milieu-eisen. Het Beter Leven-keurmerk doet dat wel. Beter Leven drie sterren stelt ook hogere eisen dan ‘Beter voor Koe, Natuur en Boer’ van Albert Heijn. Dat laatste is een bedrijfslogo, geen keurmerk. Milieu Centraal noemt zes topkeurmerken voor zuivel; Weidemelk en Beter voor Koe, Natuur en Boer staan daar niet bij.

Vers sinaasappelsap of cola

Cola heeft een lagere CO2-uitstoot dan vers sap van sinaasappels. Ook is er minder water en land voor nodig. Sinaasappelsap bevat ongeveer net zoveel suiker als cola. Vruchtensap staat dan ook niet meer in de Schijf van Vijf. Daarin staan alleen water, koffie en thee.

Fairtrade koffie of koffie zonder keurmerk

Fairtrade is opgericht om boeren een beter bestaan te bieden. Milieu staat niet op de eerste plaats. Er zijn ook koffiemerken zonder keurmerk die boeren toch een beter inkomen bieden of zich richten op minder CO2-uitstoot. Dat is veelal duurdere single origin-koffie: koffie uit één gebied waarvan de herkomst bekend is. Duurdere koffie zonder keurmerk kan dus minstens zo goed voor boeren zijn als Fairtrade, maar in de supermarkt is een keurmerk de beste garantie.

Aubergine met of zonder plastic

Verpakking maakt een relatief klein deel uit van de milieubelasting van voedsel. Verspilling is een groter probleem. Plastic verlengt de houdbaarheid van veel groenten en fruit. Het lijkt krom dat de biologische aubergine in plastic zit, maar je moet ze uit elkaar kunnen houden. En als de gangbare aubergines in plastic zitten, is veel meer verpakking nodig omdat er van deze aubergines meer worden verkocht.

Avocado of kipfilet als broodbeleg

Per land verschilt het waterverbruik nogal, toch is voor een kilo avocado gemiddeld minder water nodig dan voor een kilo kipfilet. Maar gelet op waterschaarste in de gebieden waar ze vandaan komen scoort avocado meestal slechter. Qua uitstoot van broeikasgassen en landgebruik doet avocado het dan weer aanzienlijk beter dan kip. Vanuit het oogpunt van klimaatverandering (CO2-uitstoot) zijn alle dierlijke producten slechter dan avocado.

Sperziebonen uit Spanje of uit Kenia

De vraag is wat je belangrijk vindt. Bij de duurzaamheidsdoelen van de Verenigde Naties horen ook gezondheidsdoelen en eerlijk werk. Dus wat doe je als plukkers van boontjes uit Kenia een beter leven hebben dan die in Spanje? Duurzaamheid behelst meer dan CO2-uitstoot.

Aardbeien uit Nederland of ananas uit Zuid-Amerika

Aardbeien hebben gemiddeld een hogere CO2-uitstoot dan ananas. Van ananas wordt dan weer relatief veel weggegooid. Bananen doen het wat betreft CO2-uitstoot beter dan vaak wordt gedacht. Banaan scoort ook beter dan kiwi, mandarijn en sinaasappel. Maar de kleinste footprint van al het fruit heeft de Nederlandse appel.

Kweekzalm of wilde zalm

Wildvangst gaat gepaard met overbevissing en ongewenste bijvangst. Bij kweekzalm zijn watervervuiling, verspreiding van ziekten en parasieten en kruisingen van wilde en ontsnapte kweekzalm een paar van de problemen. Het is hoe dan ook appels met peren vergelijken, maar de Viswijzer, een website die vis op duurzaamheid beoordeelt, kan helpen om te kiezen.

Walnoten of banaan

Per kilo scoort banaan veel beter op uitstoot van broeikasgassen, land- en watergebruik. Maar omgerekend naar calorieën levert banaan ruim twee keer meer uitstoot op dan walnoten. Een kleine banaan (100 gram) levert 92 kcal, een handje noten (25 gram) is goed voor 177 kcal. Wat dit voorbeeld zegt: hoeveel je ergens van eet, telt ook mee.

Magnetronmaaltijd of zelf koken

Het algemene advies is: eet zo weinig mogelijk bewerkt voedsel. Maar ook een kant-en-klaarmaaltijd kan uit nauwelijks bewerkte gezonde ingrediënten bestaan. Je verspilt mogelijk minder voedsel omdat je een afgepaste portie koopt en de magnetron gebruikt minder energie dan gasfornuis of oven.