Duitse recessie kan best wel vermomde zegening blijken

Inflatie De Duitse economie verkeert in een recessie. Dit hoeft niet erg te zijn bij de huidige economische oververhitting en lage werkloosheid. Voor de inflatiebestrijding is enige krimp zelfs welkom.

Assemblage bij Volkswagen in Wolfsburg, de grootste autofabriek van Europa.
Assemblage bij Volkswagen in Wolfsburg, de grootste autofabriek van Europa. Foto Swen Pfoertner / via Reuters

Was dit een onheilstijding, of misschien wel een klein beetje goed nieuws? Vorige week klonk daar opeens weer het gevreesde r-woord in Europa. De Duitse economie – de motor van de eurozone – verkeert in recessie.

Het Duitse statistische bureau Destatis meldde donderdag dat het Duitse bruto binnenlands product in het eerste kwartaal van dit jaar met 0,3 procent is afgenomen ten opzichte van het kwartaal ervoor. In een eerdere berekening was het bureau nog uitgegaan van stagnatie (0 procent groei). Omdat het Duitse bbp ook in het laatste kwartaal van 2022 was gekrompen – met 0,5 procent – staan nu twee opeenvolgende kwartalen van krimp genoteerd in Duitsland.


Twee kwartalen in de min op rij, dat is een recessie, volgens de onder economen gangbare theorie. Als het bij twee kwartalen lichte krimp blijft, wordt dat vaak een ‘technische’ recessie genoemd. Maar als de economische neergang doorzet, doemen de redenen op waarom dat r-woord zo wordt gevreesd: oplopende werkloosheid, faillissementen, toenemende armoede.

Waarom is een recessie in Duitsland dan niet alleen maar slecht nieuws? Bbp-krimp helpt centrale banken bij het aanpakken van hét economische probleem van deze tijd: de verdraaid hardnekkige inflatie. Zowel in de eurozone en als in de Verenigde Staten blijft de ‘kerninflatie’ – waar de nogal grillige energie-en voedselprijzen uit zijn gefilterd – sinds begin dit jaar steken op ruim 5,5 procent op jaarbasis. Dat is veel meer dan de 2 procent die centrale banken als doel hanteren.

Voor het terugdringen van de inflatie is een relatief lange periode nodig van ondermaatse economische groei, of een recessie. Pas als de vraag van consumenten naar producten en diensten écht minder wordt, kan de opwaartse druk op de prijzen afnemen. Producenten en winkeliers zullen dan proberen de omzet op peil te houden door de prijzen te verlagen, zodat die tijdens de recessie betaalbaar blijven voor de consument.

De centrale banken proberen de inflatie te lijf te gaan met de meest heftige serie van renteverhogingen die sinds begin jaren tachtig is doorgevoerd. Zo moet de economie afkoelen. Hoe hoger de rente, hoe duurder het voor consumenten wordt om geld te lenen. Uiteindelijk moet dit de consumptie inperken.

Maar dat wil tot nu toe niet echt lukken: grote delen van de wereldeconomie draaien nog steeds relatief hard door, ondanks het lage consumentenvertrouwen door de oorlog in Oekraïne.

Een manier om dit weer te geven is de zogenoemde ‘output gap’. Daarin wordt berekend of een economie harder gaat dan zijn ‘kruissnelheid’, een economische groei waarbij er krapte noch overschot ontstaat. Een negatieve output gap betekent dat de economie onder zijn kunnen presteert, en er ruimte is voor afnemende prijsdruk. Een positieve output gap wijst juist op een overspannen economie, waarin de inflatie kan oplopen. Meestal is de output gap licht negatief: het gemiddelde voor de gevestigde industrielanden is -0,9 in de afgelopen 43 jaar.

Oververhitting

De situatie op dit moment is dat de output gap in veel landen maar nét onder nul zit, of zelfs positief is. Voor alle industrielanden samen schat het Internationaal Monetair Fonds dit jaar een output gap van 0,2 – positief dus. Uitschieters: de Verenigde Staten (0,9) en Nederland (1,6). Geen wonder dat de Nederlandse economie hier zo verhit aanvoelt. Maar ook een land als Italië zit nu bijna op 0, en Frankrijk en Duitsland presteren met een cijfer van rond -1 procent maar nét onder hun kunnen.

Lees ook: Ondanks de doemscenario’s stortte Poetin Europa niet in een recessie. Hoe komt dat?

Bij zo’n krapte hoort een lage werkloosheid, en die is er ook. 3,4 procent in de Verenigde Staten, 3,4 procent in Nederland en slechts 2,8 procent in Duitsland. In zuidelijk Europa is de werkloosheid hoger, maar die liep nog niet zo lang geleden in de dubbele cijfers – en dat is nu alleen in Spanje en Griekenland nog zo. Het gemiddelde voor de eurozone (6,5 procent) ligt historisch laag.

Die lage werkloosheid zorgt op zijn beurt weer voor een opwaartse druk op de lonen, want vakbonden kunnen hogere looneisen stellen als personeel schaars is. Zo kan het inflatieprobleem blijven bestaan: hogere lonen werken vaak door in hogere prijzen van het eindproduct. Sandra Phlippen, de topeconoom van ABN Amro, vatte het probleem wat betreft de Nederlandse arbeidsmarkt onlangs bondig samen: er zijn niet zozeer te weinig mensen, maar misschien eerder te veel banen. Dat krijg je bij een economie die al tijden boven zijn macht moet presteren.

In die zin is de Duitse recessie niet ongunstig. Erachter besloten ligt dat consumenten nu minder kooplustig beginnen te worden. Duitse consumenten gaven 1,2 procent minder uit aan goederen en diensten dan in het voorafgaande kwartaal. In Nederland, waar het bbp in het eerste kwartaal met 0,7 procent afnam, groeide de consumptie voor het eerst sinds eind 2021 niet meer.

Onduidelijk is in hoeverre dit komt door de renteverhogingen die de ECB doorvoerde. Volgens de ECB zelf beginnen de renteverhogingen (het belangrijkste ECB-tarief van banken is in minder dan een jaar van -0,5 naar 3,25 procent gegaan) nu door te werken in de economie. Het monetair beleid, moet „voldoende restrictief” zijn voor de economie, zo is het ECB-mantra van de laatste tijd. Hoe ver de rente nog moet stijgen, is nu in Frankfurt de grote vraag.

Centrale banken geven niet graag toe dat een recessie ze best zou helpen bij de inflatiebestrijding: algauw krijgen ze het verwijt dat ze dan in feite pleiten voor banenverlies en voor het over de kop gaan van ondernemingen.

‘Recessie nodig tegen inflatie’

Maar uit recent onderzoek blijkt dat succesvolle pogingen van centrale banken om inflatie te beteugelen eigenlijk altijd, al dan niet bewust, een recessie veroorzaken. Economen van onder meer Columbia Business School van de bank JP Morgan bestudeerden zestien periodes sinds de jaren vijftig waarin centrale banken de inflatie met hogere rentes naar beneden brachten, in de VS, Canada en Europa. Alle zestien keer viel dit samen met een recessie.

Het bekendste voorbeeld daarvan vormt de Amerikaanse Federal Reserve onder leiding van Paul Volcker, begin jaren tachtig. Volcker schroefde de Fed-rente op tot bijna 20 procent om de inflatie (14,5 procent in de zomer van 1980) te bedwingen. Dat werkte, maar hij veroorzaakte wel twee recessies op rij en de werkloosheid liep op tot bijna 11 procent.

Dit soort échte pijn is westerse landen bij de huidige renteverhogingscyclus door centrale banken vooralsnog bespaard gebleven.