De afsluiting van de Zuiderzee, de aanleg van de Deltawerken – als het in de Nederlandse geschiedenis over water gaat, staat meestal de strijd tégen dat water centraal. Veel minder bekend is een andere hydrologische historie: die van hemelwater. „Tegenwoordig is de opvang en afvoer van regenwater een hot topic”, vertelt historicus Bob Pierik (30). „Maar uiteraard is regenwater al millennia van essentieel belang, onder meer als drinkwater.” En dus was Pierik de afgelopen jaren als post-doc betrokken bij een groot project van de Vrije Universiteit Amsterdam, Coping with Drought. Daarin stond de geschiedenis van drinkwater tussen 1550 en 1850 centraal.
„Grofweg kun je daarbij een onderscheid maken tussen Oost- en West-Nederland”, vertelt Pierik tijdens een rondwandeling door de Jordaan, een volkswijk in Amsterdam-West. In zijn kielzog trippelt foxterriër Dolly, die hem ook tijdens zijn veldwerk in de stad regelmatig vergezelde. „In het oosten hadden ze toegang tot goed grondwater en oppervlaktewater, maar in het laaggelegen westen waren mensen vaker afhankelijk van regenwater. De rest was té vervuild door industrie en afval, maar vooral ook te brak vanwege instromend zeewater.”
Pierik, zelf opgegroeid in Zwolle, focuste zich specifiek op Amsterdam. „Zo’n grote, laagliggende stad, direct aan een zeearm – het IJ – dat was vragen om problemen. Het zoute water liep praktisch de stad in. En dus moesten ze alternatieven verzinnen, zoals het opvangen van regenwater. Alleen: dan krijg je te maken met een nieuw probleem. Waar láát je al dat water in een toch al volle stad?”
Eerder al, in 2022, promoveerde Pierik al op het Amsterdamse stadsleven in de zeventiende en achttiende eeuw. Dat verscheen in 2024 bij uitgeverij Meulenhoff in boekvorm, onder de titel Zo veel leven voor de deur. „Daardoor raakte ik steeds meer geïnteresseerd in de geschiedenis van het alledaagse. Dingen die we voor lief nemen. Je schrijft niet in de zeventiende eeuw in je dagboek op: ik ging even een emmertje water halen. Dus zulke onderwerpen krijgen vaak weinig aandacht in historisch onderzoek.”
Lees ook
Met dit boek kun je je voorstellen hoe het er op straat aan toeging in vroegmodern Amsterdam
Burenruzies over regenwater
Een makkelijke zoektocht was het niet, maar uiteindelijk bracht Pierik (onder andere aan de hand van oude belastingregisters, akten en tekeningen) de infrastructuur van het oude Amsterdamse drinkwatersysteem in kaart. Zo traceerde hij 3.685 ‘regenbakken’ – opslagplekken voor regenwater, al dan niet ondergronds, vaak gedeeld door meerdere huishoudens. „Voor het grondgebruik moest je als burger een zogeheten precariobelasting betalen, zoals café-eigenaren nu ook moeten doen als ze een terras op de stoep willen. Dat ging meestal om een gulden per jaar.” Soms ontstonden door de bakken ook burenruzies. In een recent artikel in het Journal of Historical Geography citeert Pierik de Amsterdamse Lijs. Die riep op 23 februari 1757: „Ik wil god verdomme niet uitschijden met scheppen, en ik zal ’t over straat gooijen.” Haar buurvrouw Magdalena plaatste verontwaardigd een tobbe onder de uitgang van de regenbak – er was immers al zoveel „schaarsheijd van regenwater in de stad”.
Er waren ook grotere, gemeentelijke noodopslagen waar de gehele buurt in tijden van droogte uit kon putten, vertelt Pierik naast de imposante Noorderkerk. „Net zoals Nederlanders nu worden aangespoord om een noodpakket met flessen mineraalwater aan te leggen, zo was er vroeger ook een back-up. Zie je die metalen paal daar, met een bakfiets ertegen? Dat was vermoedelijk het tappunt.”
Even later gaat Dolly voorop door een poort naar het zeventiende-eeuwse Suykerhofje, waar een gerestaureerd donkergroen houten pomphuisje staat met twee kranen. „Zo’n dubbele pomp zag je wel vaker. Vaak kwam één pomp dan uit op het grondwater – dat werd bijvoorbeeld gebruikt om de vloer te schrobben – en één op de regenbak.” Regenwater was destijds veel schoner dan tegenwoordig, benadrukt hij. „Van stikstofoxide en zure regen had nog nooit iemand gehoord. En de bakken waren afgesloten, dus er kwam ook niet zomaar vuil in.”
1 cent per emmer duinwater
Uiteindelijk, na twee cholera-epidemieën, werden de bakken vervangen door een waterleiding. Het water kwam voortaan helemaal vanuit de duinen bij Zandvoort – de huidige Amsterdamse Waterleidingduinen. Eind 1853 werd het eerste duinwater verkocht voor 1 cent per emmer. Niet iedereen was direct enthousiast, zegt Pierik. „Er werd al eeuwen over gediscussieerd. Bestuurders waren bang dat het heel duur zou worden, en dat het de stad militair kwetsbaar maakte. Ga maar na: door zo’n centrale waterleiding te saboteren kun je een hele stad lamleggen. Maar nog los van die politieke overwegingen moesten burgers ook gewoon aan de watertransitie wennen. Ze vonden dat duinwater maar gek smaken. Aanvankelijk hadden vooral de rijken een eigen aansluiting op het leidingwater, als statussymbool. De opkomst van de Amsterdamse waterleiding is dus niet alleen een technisch verhaal, maar ook een sociaal verhaal.”
Toch nam de drinkwaterkwaliteit over het algemeen toe: juist de duinen staan bekend als goede natuurlijke waterfilters. En dan hadden achttiende-eeuwers soms óók nog eigen waterfilters in huis, voegt Pierik toe. „Poreuze vulkanische stenen die ze waterstenen noemden en die waarschijnlijk van de Canarische eilanden kwamen. Daar goot je dan met een emmer water in en dan liep het er aan de onderkant uit.”
Ook over watergeschiedenis valt, kortom, een heel boek te schrijven. Dat is Pierik dan ook zeker van plan. En Dolly? Die verlangt na al dat praten over water vooral naar een koekje.
Wie is
Bob Pierik?
- Geboortejaar
- 1994
- Hij woont
- In Amsterdam
- Werkt als
- Waterhistoricus
- Schreef
- Het boek Zo veel leven voor de deur (2024)
- Ontspant door
- Te squashen of wandelen
- Wandelmaatje
- Foxterriër Dolly (2), vernoemd naar Dolly Parton
- Lievelingsweer
- Droog en zonnig, zoals tijdens zijn recente vakantie in Baskenland
- Drinkt water het liefst
- Met prik (ook een achttiende-eeuwse uitvinding)