De debuutbundel verblijf van dichter en psychiater Yasmin Namavar (1983) is vol contrasten: Nederlands en Farsi, natuur en stad, liefde en alledaagse beslommeringen. Achter de kieren van wat zich voordoet als vanzelfsprekend sluipt een dreigende wereld, die het onbeheersbare voelbaar maakt en het alledaagse onder spanning zet. Wees op je hoede, wordt er tussen de regels gefluisterd.
Namavar, van Iraans-Nederlandse afkomst, hanteert een stijl die afwisselend beeldrijk en afgemeten is. Soms worden het beeldende en het sobere tegen elkaar afgezet. In het tweede gedicht van de aangrijpende reeks ‘droogte’, waarvan de eerste regel kortweg „het vu ziekenhuis” luidt, klinkt een weigering om afscheid te nemen:
dit is het bed van mijn vader
dit is geen rouwadvertentie
dit is geen handleiding voor afscheid
dit is mijn vader
Deze regels geven een gelaagde strijd weer: een verzet tegen poëzie én tegen de dood. De regel „dit is geen handleiding voor afscheid” suggereert: verwar dit schrijven niet met een betekenisvol of pretentieus gedicht over verlies – het gaat hier om mijn vader. „Dit is mijn vader” valt te lezen als een wanhopige ontkenning van de dood: dit is niet de dood, dit is mijn vader.
Het volgende gedicht, genummerd met een teken dat een Perzische 3 is, staat rechts uitgelijnd op de pagina ernaast, waardoor de gedichten als handen met gespreide vingers naar elkaar lijken te reiken. In stijl contrasteert het derde gedicht sterk met het voorgaande:
hij zweet, slaapt een dag en een nacht
ontwaakt als de kelk valt op hongerig zand
uit de bloem kruipen termieten, kleverig warm
van zingende lente zonnedorst.
Hier krijgt Namavars afkomst een talige uitwerking, waarbij de dichteres speelt met wat men van Nederlandse en Perzische poëzie verwacht. Ze poetst de veronderstelde culturele verschillen niet weg, maar zet ze juist tegenover elkaar: waar de Nederlandse poëzie traditiegetrouw neigt naar verdichting en soberheid, laat de Perzische traditie meer overdaad en barokke beelden toe. Aannames die Namavar overigens op losse schroeven zet door de tradities in andere gedichten juist vrijelijk te combineren en naar haar hand te zetten.
Klei en zand samen
Ook in het openingsgedicht ‘vingerafdrukken’ reflecteerde Namavar op haar afkomst:
ik ontdoe mij van alle mogelijke manieren
op eenvoudige wijze uit te leggen
wat ik zeggen wil
over de effecten van de revolutie op het huwelijk van mijn ouders
klei en zand samen, soms keramiek soms baksteen
De lezer is gewaarschuwd: er is geen eenvoudige manier om te spreken over hoe politieke omwentelingen een leven binnendringen. Het gedicht beschrijft vervolgens hoe de ik-figuur onheil op afstand probeert te houden en hoe zij ontraceerbaar wil zijn voor een niet nader genoemde instantie. Maar is dat wel voldoende?
het leek me iets te simpel
een schaap te slachten op een altaar met een slagersmes
ik ontdoe mij niet van mijn bloedvaten, lymfebanen
ik zie er precies uit als mezelf, draag mijn eigen organen
verdedig mij tegen virussen, bacteriën naar mijn beste kunnen
mijn huis herbergt dna
in mijn tandenborstel, in de inkt van de printer
in het kleine ledikant in de voorkamer
De regel „ik zie er precies uit als mezelf” is opvallend binnen de opsomming. Deze suggereert dat het enige moeite kost om met een uiterlijk op de proppen te komen dat geen vragen oproept – alsof de ik-figuur zich bewust is van hoe ze gezien wordt en hoe ze zich moet aanpassen om niet op te vallen. En: „desalniettemin ben ik bang voor vingerafdrukken, bijtwonden/ op een lichaam van een dierbare, op het mijne”. Waarom het gevaarlijk is om sporen achter te laten wordt niet expliciet gemaakt, maar in de context van de genoemde revolutie wekt de angst gevonden te kunnen worden opgejaagdheid en angst voor vervolging op.
In een ander, titelloos gedicht, dat als een ondergrondse laag van de bundel in vijf delen onderaan de pagina verschijnt, wordt deze angst nog tastbaarder. Nachtmerrieachtige beelden verschijnen hier met een vanzelfsprekendheid als uit oude sprookjes: „de nacht was onze eerste opdracht. hij droeg een grijs jongenshemd, honds met een rij lange tanden. ik dacht verleiden, vermoorden, domesticeren, jij sloot hem op in het duister, gooide hem in een stalen kooi terwijl ik huiverde”.
Zeven opdrachten
Door zeven opdrachten heen lijkt de ik-figuur zichzelf en de ander – mogelijk een gespleten zelf – te confronteren met de spanning tussen culturen, tussen aanpassing en verzet: „ik solliciteerde op elke baan en kookte bonen rijst tomatensaus. in de nacht ging ik op pad, beoefende mij in echolocatie, zocht vleermuizen, interesseerde me niet langer voor het kwetsbare”. De opdracht tot desinteresse lijkt verzoening te suggereren, maar kan ook betekenen dat de ik-figuur zich zodanig heeft verhard dat niets haar meer kan raken. Ook in de bundel als geheel zoekt de dichter naar een bestaan voorbij kwetsbaarheid. Het zonnige in het leven is niet afwezig in de bundel maar wordt juist, ontroerend genoeg, actief nagestreefd.
In deze overrompelende debuutbundel brengt Namavar letterlijk en figuurlijk zonder hoofdletters grote onderwerpen als migratie, ontheemding en identiteit voor het voetlicht. De thema’s worden nergens direct benoemd, maar klinken door in het bevragen van wat zich voordoet als vanzelfsprekend in het alledaagse. Op momenten van ogenschijnlijke rust, zoals tijdens een bezoek aan de dierentuin, is de dreiging het grootst:
het wuiven van het buigzame fluitenkruid, de goedlachse populieren
de mensen zijn van huis en de middag schenkt hun miezer of patat
ze wandelen een in slaapgewiegde dood
hun bed thuis, de pyjama op een hoopje
honk waar ze huilen en koken
en alles doet zijn best zo gewoon te lijken
zelfs de onwaarschijnlijk fonkelende koikarpers in de buidel van het verblijf
zwemmen achteloos.
In verblijf is niets vanzelfsprekend. Een verblijf is, behalve een dierentuinhok, een tijdelijk onderkomen. En kan, in de gebiedende wijs, ook een oproep zijn om nergens wortel te schieten. Gevaar is nooit ver weg. Deze bundel laat zien hoe het is als een verblijf de plek is waar je het meeste thuis bent. Ook als dit verblijf levenslang is en het bestaan zelf blijkt te zijn.
