Dreigend bankroet Tunesië voedt vrees voor nieuwe migratiestroom

IMF en Tunesië De Tunesische president Saied weigert een principe-akkoord met het IMF te bekrachtigen. Hij lijkt erop te speculeren dat Europa uit angst voor migratie zijn invloed bij het IMF aanwendt voor meer soepelheid.

Tweedehands kledingmarkt in Sidi Bouzid. De kleding komt in containers in Tunesië aan en wordt na herstel lokaal verkocht of weer geëxporteerd.

Tweedehands kledingmarkt in Sidi Bouzid. De kleding komt in containers in Tunesië aan en wordt na herstel lokaal verkocht of weer geëxporteerd.

Foto Getty Images

Voor landen als Tunesië die financieel aan de grond zitten is aankloppen bij het Internationaal Monetair Fonds als naar de dokter gaan. Je krijgt een diagnose en middelen om wat aan de kwaal te doen. Maar het IMF eist in ruil daarvoor een aantal hervormingen die de politieke leiders van zulke landen zwaar op de maag liggen. Hoe dieper zo’n land in moeilijkheden verkeert, hoe moeilijker om de eisen van het IMF te negeren.

Toch verzetten regeringsleiders zich vaak tot het uiterste om onder de voorwaarden van het IMF uit te komen. Dat deed ook de Tunesische president Kais Saied de afgelopen maanden. Nadat er al vorige herfst een principe-akkoord was bereikt tussen zijn staf en het IMF over kredieten ter waarde van 1,9 miljard dollar bleef Saied weigeren dit te bekrachtigen. Hij sprak van „dictaten”, die Tunesië alleen maar verder zouden verarmen. De Tunesische regering bereidt nu een nieuw voorstel voor.

Saied speelt hoog spel. Eerder deze maand waren de buitenlandse valutareserves nog maar toereikend voor 91 dagen. Kredietbeoordelaar Fitch kwalificeerde Tunesië deze maand als een land met een verhoogde kans op een staatsbankroet. Op de financiële markten kan Tunesië niet meer terecht.

Vooral Europese landen, voorop Italië, vrezen dat Tunesië zijn buitenlandse schulden later dit jaar niet meer kan betalen. Een daarop volgende crisis zou kunnen leiden tot een nieuwe grote migrantenstroom. De EU-landen zijn bereid financiële hulp te bieden mits het IMF daarvoor het groene licht geeft. „Het is een beetje een absurde toestand”, zegt Thomas Claes, die namens de Duitse Friedrich Ebert Stiftung de ontwikkelingen in Tunesië en de regio al acht jaar volgt. „Europese staten en de VS lijken veel ongeruster over de economische problemen dan de Tunesische regering zelf. Ik begrijp niet waarom Saied hier zo nonchalant mee omgaat.”

Weer discussie over IMF

Met zijn verzet blies Saied een oude discussie over het IMF nieuw leven in. Al decennia schilderen critici in ontwikkelingslanden het IMF af als een meedogenloze lakei van het kapitalistische Westen. Ze verwijten het te weinig oog te hebben voor de sociale gevolgen van zijn vaak hardhandige sanering van de economie.

Ook eerdere IMF-kredieten voor Tunesië – in 2013 en 2016 – wierpen weinig vruchten af, afgezien van het feit dat de Tunesische centrale bank onafhankelijk van de regering werd. Dat kan er ook aan gelegen hebben dat Tunesië zich lang niet aan alle voorwaarden hield, waarna het IMF de kraan tot nader order dichtdraaide.

Lees ook: Deal met EU kan autocratische president Saied uit de brand helpen

„De belangrijkste macro-economische indicatoren verbeterden in elk geval niet”, constateert de Tunesische journalist Fadil Aliriza telefonisch vanuit Washington. Hij publiceert regelmatig over de Tunesische economie. „De werkloosheid bleef hoog en de levensstandaard en de koopkracht van de mensen gingen achteruit. Er ontstond een tekort aan medicijnen, de inflatie steeg en de Tunesische dinar werd minder waard. ”

Het gevoeligst liggen vaak de subsidies op voeding en brandstof, ook in Tunesië. Daarbij gaat het onder meer om brood, een eerste levensbehoefte voor veel arme mensen. Juist in de Arabische wereld, waar in onder meer Egypte, Tunesië en Jordanië in het verleden rellen uitbraken na verlaging of intrekken van broodsubsidies, zijn regeringen huiverig om aan die subsidies te tornen. Hoe kostbaar die ook zijn, zeker na het stokken van de graanuitvoer vanuit het Zwarte Zeegebied. Niettemin is Tunesië voorzichtig bezig deze subsidies te reduceren.

Subsidie op brandstof

Een van de grootste twistpunten dit voorjaar was de subsidie op brandstof. Het IMF verlangde van Saieds regering dat zij de brandstof-subsidie zou afschaffen. Tijdens een IMF-mediabriefing in april dit jaar legde Jihad Azour, directeur Midden-Oosten en Centraal-Azië, uit dat het een verspilling was van de overheid elke particulier die vijftig liter benzine kocht 20 dollar terug te betalen. Juist de Tunesische middenklasse vulde met deze subsidie de tanks van hun auto’s, niet de armsten die geen auto’s bezitten. „Ik geloof niet dat die 20 dollar verstandig worden gebruikt in het geval van een economie die in zijn toekomst moet investeren.”

Het IMF is niet ongevoelig voor critici die zeggen dat het medicijn de pijn van de patiënt soms nodeloos verlengt. In 2018 evalueerde het zijn programma’s van de jaren daarvoor grondig. „Daaruit kwam naar voren dat we soms misschien toch wat waren doorgeschoten en meer op sociale kwesties moesten letten”, aldus een functionaris, die al jaren meedraait bij het IMF. „Als je dat veronachtzaamt, kan er in zo’n land gemakkelijk een beweging ontstaan tegen het hele pakket aan maatregelen. En dan is het rendement minder.”

Zo werd het IMF flexibeler als er weerstanden rezen tegen door het Fonds voorgestelde belastingverhogingen (om de overheid meer financiële armslag te verlenen). „Er valt in zo’n situatie heel goed met het IMF te praten over manieren om de kwetsbaarste mensen niet de dupe te laten worden van zulke maatregelen”, zegt de functionaris, „bij voorbeeld door een bodem te leggen voor de mensen met de laagste inkomens. Bovendien, IMF-programma’s dragen bij aan macro-economische stabiliteit die vervolgens andere donoren over de streep kan trekken het land en de bevolking financieel te ondersteunen.”

Met dat sociale oog van het IMF valt het echter in de praktijk nogal tegen, meent Claes van de Ebert Stiftung. Hij wijst op de omstreden brandstofsubsidie. „Het afbouwen daarvan werkt in de hele economie door. Ook voor arme mensen wordt transport dan bij voorbeeld duurder en werkt het inflatie in de hand”, zegt hij vanuit Tunis. De inflatie bedraagt ruim 10 procent en voor voedingsmiddelen zelfs 30 procent. Claes: „Het IMF bepleit in plaats van die subsidies gerichte cash-hulp aan armen te geven. Maar anders dan bij die subsidies bereik je dan toch juist vaak arme mensen in afgelegen streken niet.” Gevraagd naar een geslaagd IMF-programma in de regio, zegt Claes dat hij er niet direct een kan noemen. „Het beste is het naar verhouding in Marokko gegaan, dat is er macro-economisch gezien wat beter aan toe. Maar de programma’s in Tunesië, Egypte en Jordanië zijn nooit goed uit de verf gekomen. De praktijk is in die landen dat het ene programma steeds opgevolgd wordt door het andere.”

Hoewel het IMF doorgaans strikt vasthoudt aan zijn economische en financiële criteria, geven zelfs IMF-functionarissen toe dat politieke factoren op de achtergrond vaak meespelen. Het helpt om de steun van EU-landen en de VS achter je te hebben, die veel invloed bij het IMF hebben. Het lijkt erop dat de Tunesische president Saied daarop speculeert. „Hij speelt nu de kaart van de Europese angst voor migratie”, zegt Claes. „Of die werkt, zal snel moeten blijken.”