Het was een week waarin Europa probeerde zichzelf te verjongen en opnieuw uit te vinden, met een handje hulp van twee oude mannen. De één: een 77-jarige sfinx-achtige Italiaan, een door de wol geverfde technocraat met aanzien in Rome en Brussel. De ander: een 78-jarige bombastische Amerikaan met zes faillissementen en een veroordeling op zijn naam en een vers politiek mandaat voor de komende vier jaar. Hun namen: Mario Draghi en Donald Trump.
Draghi is op een missie om de Europese economie uit het slop te trekken. De Italiaanse oud-premier en oud-president van de Europese Centrale Bank publiceerde zijn bevindingen in september in een vuistdik rapport vol aanbevelingen, bedoeld om de economische groei, de innovatie en de productiviteit van het continent op te schroeven. Vrijdag poogde hij de verzamelde regeringsleiders van de Europese Unie in Boedapest te enthousiasmeren om er werk van te maken.
De boodschap van Draghi – de Europese landen moeten offers brengen en veel meer samenwerken om te voorkomen dat ze weggeblazen worden op het wereldtoneel – kreeg extra relevantie door die andere zeventiger. Trumps verkiezingszege wierp een schaduw over de top. „Het gevoel van urgentie is vandaag groter dan een week geleden”, stelde Draghi zelf gedecideerd vast bij aanvang van de top.
Thermische schok
Voor de EU-landen is Trump de thermische schok die de bestaande scheurtjes in het economische model blootlegt en verder kan vergroten. Alom heerst in de hoofdsteden en Brussel de verwachting dat Europa zich schrap moet zetten voor diens tweede presidentschap, dat veel grotere gevolgen kan hebben voor de transatlantische relatie dan diens eerste termijn in het Witte Huis.
Met goedkopere energie, lagere belastingen, minder milieuregels en de invoering van importheffingen voor alle goederen die vanuit Europa naar de VS komen, wil Trump het Amerikaanse bedrijfsleven op radicale wijze stutten. Hij draait er niet omheen wie de prijs voor die Amerikaanse heropleving moet betalen. „We gaan de banen van andere landen hierheen halen, we gaan hun fabrieken hierheen halen”, beloofde Trump in september in een speech in de staat Georgia. „Ik wil dat Duitse autobedrijven Amerikaanse autobedrijven worden.”
Het gevoel van urgentie is vandaag groter dan een week geleden
Zo strooit Trump zout in de toch al forse wonden van Europa. Duitsland, met afstand de grootste economie, groeit al twee jaar nauwelijks en kampt met grote problemen in de industrie. De meeste andere EU-landen laten amper betere cijfers zien. In de bloeiende techsector brengt Europa bijna geen bedrijven voort die op wereldschaal kunnen wedijveren met Amerikaanse en Chinese giganten.
Als de landen willen voorkomen dat ze verder afdrijven, zo luidt de diagnose van Draghi, dan moeten ze snel in actie komen. Allereerst is de interne markt nog veel te versplinterd: nationale verschillen in regels en barrières tussen de markten van de verschillende lidstaten maken het moeilijk voor bedrijven om in andere landen uit te breiden en om extra financiering te vinden om te groeien. Een van de gevoelige suggesties van Draghi is minder blokkades voor fusies tussen grote bedrijven op te werpen, om zo meer continentale kampioenen te creëren.
Daarnaast moeten veel Europese overheden hun economische strategie drastisch herzien. Het geloof in gematigde lonen als recept om de economie concurrerend te houden – het Duitse succesmodel van de afgelopen twee decennia – is volgens Draghi gedateerd. De toekomst zit in zijn analyse veel eerder in hoogwaardige en innovatieve sectoren met goedbetaalde banen. Dat vereist meer overheidsgeld voor onderzoek, subsidies voor de chipindustrie en minder regels voor techbedrijven.
Ook het klimaatbeleid moet onder de loep genomen worden, vindt Draghi. Schone groei is belangrijk, maar de Europese klimaatplannen uit de Green Deal moeten niet tot een verlies van banen en groei leiden. Iets vergelijkbaars geldt voor de energiemarkt: de overstap van fossiele naar schone energiebronnen moet niet tot hoge prijzen leiden.
Geld is struikelblok
In Boedapest lukte het de regeringsleiders maar deels om Draghi’s aanbevelingen over te nemen. Het resultaat is de zogenaamde ‘Boedapest-verklaring’, een lijstje van veelal vage voornemens om Europa weer concurrerend te maken zonder veel concrete doelen of jaartallen te noemen. Er moet een kapitaalmarktunie komen, zoals Draghi voorstelt, maar onduidelijk blijft wanneer die er zal zijn.
De interne markt moet beter gaan functioneren en Europa moet zijn industrie niet verliezen – maar onduidelijk blijft welke concessies de landen daarvoor doen. In de onderhandelingen voorafgaand aan de top sneuvelden steeds meer passages vanwege onenigheid. Het meest concrete doel dat is overgebleven is het voornemen van alle landen om uiterlijk in 2030 minstens 3 procent van het bbp aan onderzoek en innovatie gaan uitgeven. Alleen: dat streven is niet nieuw, het is al jaren oud.
Het grootste struikelblok blijft geld. Volgens Draghi zal de EU jaarlijks op zoek moeten naar 750 tot 800 miljard euro aan extra investeringen om weer mee te doen op het wereldtoneel. Dat is anderhalf keer zoveel als de Nederlandse begroting en even veel als de EU-landen in het hele coronaherstelfonds staken, uitgesmeerd over meerdere jaren. Een groot deel van die pot geld kan uit het bedrijfsleven komen, vindt Draghi, maar ook overheden moeten hun bijdrage leveren.
Wie moet dat betalen? Nederland en Duitsland – al heeft dat laatste land over enkele maanden een nieuwe regering – hebben zich al gekeerd tegen het aangaan van gezamenlijke schulden en voelen ook weinig voor een grotere afdracht aan de EU-begroting of een belasting die de EU kan heffen om eigen inkomsten te hebben. In hun ogen laat Draghi zijn oren veel te veel hangen naar Italië.
In Boedapest zag ‘Super Mario’, zoals zijn bijnaam luidt, de bui al bij voorbaat hangen. Draghi noemde het inzetten van overheidsgeld „onmisbaar” maar voegde direct toe dat het „niet bovenaan de agenda” zou staan. Hij weet dat Europese leiders vaak pas in crisistijd tot baanbrekende beslissingen komen.
Niet voor niets zag hij voor de haalbaarheid van zijn plannen wel een lichtpuntje in de Amerikaanse verkiezingsuitslag: „Er is geen twijfel dat de verkiezing van Trump een groot verschil maakt in de banden tussen de VS en Europa. Maar niet noodzakelijkerwijs alleen op een negatieve manier.”