Dossiers van ‘foute’ Nederlanders volgend jaar toch nog niet digitaal te raadplegen

Nabestaanden van Joodse slachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog krijgen voorlopig toch geen inzagerecht in de strafdossiers van ‘foute Nederlanders’ in die periode. Slachtoffers van de collaborateurs, zoals afgevoerde Joden of verraden verzetsmensen, kunnen voorlopig geen gericht onderzoek in die strafdossiers doen. Dat is het gevolg van het besluit, afgelopen vrijdag, van minister Eppo Bruins (Onderwijs, NSC) om het Nationaal Archief voorlopig een halt toe te roepen bij het digitaal verwerken en openstellen van de meer dan 420.000 strafdossiers van die ‘foute Nederlanders’.

Het was de bedoeling dat die dossiers vanaf volgend jaar openbaar en digitaal raadpleegbaar zouden zijn, maar Bruins steekt daar nu een stokje voor. Hij volgt daarmee een waarschuwing van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). Die vindt dat het risico van privacyschending van nog levende personen in die dossiers te groot is en dat er „handhavend” zal worden opgetreden als die dossiers vanaf volgende maand digitaal gepubliceerd worden. Bruins wil digitale openstelling nu opschorten, in afwachting van wijziging van de Archiefwet, waardoor het mogelijk wordt om het algemeen belang en het privacybelang van nog levenden beter tegen elkaar te kunnen afwegen.

Het Nationaal Archief werkt al sinds 2022 aan het digitaliseringsproject Oorlog voor de Rechter en dacht alle privacy-risico’s in kaart te hebben gebracht en besproken met belanghebbenden, zoals nabestaanden van daders en slachtoffers. Met name bij de Joodse gemeenschap is de teleurstelling groot: „Het is niet alleen teleurstellend, maar ook een schande dat het nu op de valreep niet doorgaat”, aldus voorzitter Chanan Hertzberger van het Centraal Joods Overleg (CJO).

Drie vragen over de actie.

1
Al die dossiers zouden volgende maand openbaar worden. Waarom nu, vlak voor de deadline, deze obstakels?

De Autoriteit Persoonsgegevens kreeg afgelopen voorjaar een melding van een nabestaande over mogelijke privacyschendingen als zijn dossier op straat zou komen te liggen. Daarop heeft de AP navraag gedaan bij de projectleiding en ontdekte in oktober een intern memo van het Nationaal Archief zelf, waarin gewaarschuwd werd dat er onvoldoende maatregelen genomen waren om privacyschendingen van nog levende personen te voorkomen. Om hoeveel personen het gaat, is onbekend. De miljoenen pagina’s omvattende strafdossiers zijn nu beperkt doorzoekbaar voor pers, wetenschappers en familieleden van de toenmalige verdachten en staan ook alleen op naam van die verdachten geregistreerd. Namen van slachtoffers die destijds genoemd werden in getuigenverklaringen, verhoorverbalen of dagboeken, zijn niet geregistreerd. Voor nabestaanden van de slachtoffers zou het na tachtig jaar nu mogelijk worden om zelf digitaal te zoeken naar omgekomen familieleden. Daarom worden in het kader van het project Oorlog voor de Rechter die miljoenen pagina’s in speciale ateliers één voor één gescand en in een megabestand ondergebracht dat vervolgens op naam of andere trefwoorden raadpleegbaar is.

De dossiers zijn vanaf volgende maand voor iedereen doorzoekbaar, maar niet digitaal en daardoor niet doorzoekbaar op namen van slachtoffers. Vanuit de Joodse gemeenschap klinkt nu teleurgestelling, zeker nu het uitstel op de valreep, vlak voor de deadline gebeurt. „Het uitstel betekent dat vele families mogelijk nooit meer de kans krijgen om het lot van hun vermoorde familieleden te achterhalen”, aldus Hertzberger van het CJO. „De beslissing verhindert directe toegang tot essentiële informatie voor Joodse overlevenden die de geschiedenis van hun families willen reconstrueren.”

2
Komt die privacy-waarschuwing als een verrassing?

Nee, daar was al eerder voor gewaarschuwd. De strafdossiers zijn inmiddels meer dan zeventig jaar oud, maar er komen zoveel namen in voor dat het risico op het online publiceren van strafrechtelijke of bijzondere persoonsgegevens van mensen die nog leven, klein maar reëel is, was eerder al de inschatting van de projectleiding die Oorlog voor de Rechter voorbereidt. Dat is in strijd met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), en het archief is volgens de projectorganisatie zo omvangrijk, dat het onmogelijk is om handmatig die kwetsbare persoonsgegevens van nog levende mensen eruit te filteren. Om alle risico’s op privacyschending te voorkomen, zou ontsluiting van het archief tot 2050 moeten wachten. Pas dan is zeker dat iedereen die in de dossiers voorkomt, overleden is. Voor de projectorganisatie was het de vraag of de privacybescherming van die hele kleine groep opweegt tegen het recht op informatie van een hele grote groep. De gemaakte keuze, die van het algemeen belang, is nu door de minister teruggedraaid.

3
Is er op termijn zicht op volledige digitale ontsluiting van die strafdossiers?

De minister kondigt in zijn brief aan de Tweede Kamer wijziging van de Archiefwet aan. Niet alleen om digitale ontsluiting van die strafdossiers alsnog mogelijk te maken, maar ook omdat het oordeel van de AP consequenties kan hebben voor veel meer historische archieven met kwetsbare persoonsgegevens. „Ik onderschrijf ook het belang van de bescherming van persoonsgegevens, maar het kunnen maken van een belangenafweging hierin is noodzakelijk”, aldus de minister in zijn brief. Met name over de oorlogsjaren komen binnenkort nog meer archieven openbaar, zoals het Oorlogsarchief Nederlandse Rode Kruis en het Archief van het Nederlandse Beheersinstituut. De Tweede Kamer behandelt komend voorjaar voorstellen om de oude Archiefwet te moderniseren, zodat die beter is toegespitst op digitale toepassingen. Dat zou volgens het CJO ook het moment moeten zijn om Europese regelgeving in die wet op te nemen die het mogelijk maakt om soepeler om te gaan met privacybescherming als het historische archieven betreft die over de Holocaust en genocide gaan. Dat kan, zonder tijdrovende procedures, langs de Raad van State in de Tweede Kamer per amendement geregeld worden.


Lees ook

Mijn familie was fout in de oorlog. En dat mag nu iedereen weten

Geert Verlaan, een oom van Jos Verlaan, in 1943. Hij zat bij de SS. De opa van Jos was lid van de NSB.