Donna Haraway: ‘Je moet ’s avonds meer weten dan je ’s ochtends wist’

Begin jaren zeventig, in de hoogtijdagen van de Amerikaanse tegencultuur, deed bioloog en wetenschapsfilosoof Donna Haraway aan Yale promotieonderzoek naar de ontwikkeling van zeedieren. Overdag werkte ze in het lab, en na het eten en een jointje dook de groep jonge onderzoekers het lab weer in. Nog steeds een beetje stoned keek Haraway dan door haar microscoop naar de eerste celdelingen in een octopuseitje. Het leerde haar om open te staan voor het prachtige, ingenieuze en vreemde van het aardse bestaan.

„Zelfs nog vóór Een Cyborg Manifest zette ik mij in mijn werk af tegen het verbijzonderen van mensen”, zegt Haraway via een videoverbinding vanuit haar werkkamer in Santa Cruz, Californië. Een Cyborg Manifest is de tekst uit 1985 waaraan zij haar cultstatus dankt, omdat ze er het feminisme van haar tijd mee op zijn kop zette. „Wees liever een cyborg dan een godin”, schreef zij.

Destijds zochten veel feministen naar het wezenlijk vrouwelijke. Maar zodra je praat over ‘de’ vrouw en ‘het’ vrouwelijke, zo zei Haraway destijds, steel je eigenlijk de stem van vrouwen wier ervaringen je helemaal niet kent; als witte, welgestelde vrouw bijvoorbeeld die van zwarte vrouwen, arme vrouwen, zieke vrouwen. Ook feministen zouden moeten begrijpen dat hun visie op de wereld slechts beperkt is, en niet gespeend van eigenbelang.

Cyborgs, betoogde ze, wéten dat. Cyborgs hebben geen ‘wezen’ of natuurlijke essentie, en kunnen daarom niets met hokjesdenken. Ze zien zichzelf als bioplasma dat versmolten is met allerlei technologie – van contactlenzen tot prikpil. „Je bent allang een cyborg”, plaagde ze uitdagend. „Speel ermee! Laat je niet claimen op grond van je biologie en laat je ook niet vastpinnen op je persoonlijke geschiedenis.”

Als jonkie sprak ik haar ooit al eens, eind jaren tachtig, in een kamertje op de Utrechtse letterenfaculteit. Ik zie nog voor me hoe ze haar hoofd schudde toen ik een of andere leerstelling over de essentie van vrouwen naar voren bracht. Niet meewarig, niet afwijzend – meer alsof ze mijn woorden gewoon niet kon verwerken. Ze bleef me simpelweg nieuwsgierig aankijken. En opeens moest ik over mijn eigen woorden nadenken. Wat bedoelde ik eigenlijk? Waarom praatte ik uitspraken na die ik maar half begreep? Zo demonstreerde Haraway mij vriendelijk het belang van in contact blijven met je eigen gedachten en ervaringen – om die zelf nauwgezet verder te doordenken.

Versmeltingen

In haar eigen werk zijn grenzen nooit vanzelfsprekend geweest. Haraway – dit jaar wordt ze tachtig – ziet juist versmeltingen alom. Tussen mensen en microben, tussen mensen en machines, en de laatste jaren steeds meer tussen mensen en andere dieren. Die experimenteerlust strekt zich uit tot haar privéleven. Een tijd lang woonde ze in een commune, en toen haar ex-man en zijn vriend langzaam stierven aan aids, zorgde zij samen met haar nieuwe vriend voor hen. Haar honden beschouwt ze ook als deel van haar familie. Ze brengt het in het gesprek allemaal als vanzelfsprekendheid, waardoor de bal al snel weer bij de interviewer ligt: zeg maar waar jij de grens van verwantschap eigenlijk trekt, en op grond van welk criterium.

Uw cyborgs maken zich niet druk om de vraag of wij lotgenoten met dezelfde ervaringen zijn. Voor hen draait het om de vraag: zijn wij bondgenoten met dezelfde affiniteiten? De hedendaagse identiteitspolitiek legt juist de nadruk op het belang van één gedeelde identiteit. Hoe kijkt u daarnaar?

„Iedereen heeft in mijn ogen meer dan één identiteit, en die verschillende kanten van jou kunnen allerlei verschillende relaties aangaan met tal van andere wezens. Identiteiten zijn dus dynamisch en mobiel. Maar er zijn situaties waarin het claimen van een identiteit een manier is om volledig aanwezig te kunnen zijn, right? Vooral als die identiteit voorheen geblokkeerd werd.

„Ken je de activistische schrijver Audre Lorde? Zij zei ooit: ‘Ik ben een zwarte vrouw, en óf dat prachtig is! En jij bent dat niet.’ Zo’n uitspraak is politiek belangrijk. Maar het is ook goed om een identiteit, zodra het even kan, weer te ontmantelen tot iets dat minder zelfverzekerd is en meer openstaat voor het andere.”

Zodat een identiteit geen nieuwe gevangenis van eigen makelij wordt.

„Juist. Vooral jonge mensen hebben de neiging om een identiteit te ontdekken en zich daar vervolgens aan vast te klampen alsof het de waarheid zelf is. Oudere mensen doen er goed aan daar een beetje geduld mee te hebben, met misschien een lichte glimlach om de lippen.”

Je kunt veel van een hond leren als je stopt met dat eindeloze projecteren

Na Een Cyborg Manifest schreef Haraway nog enkele invloedrijke boeken, zoals Primate Visions (1989), Companion Species Manifesto (2003) en Staying with the Trouble (2016). Gemakkelijk leest haar werk niet, door de vele neologismen, de hyperbewuste stijl en de complexe structuur. Haar teksten kunnen onnavolgbaar zijn. Maar in levenden lijve is Haraway licht en vrolijk, levendig en onopgesmukt.

‘Companion Species Manifesto’ gaat over verwantschap voelen met niet-menselijke wezens. Leeft u zelf nog steeds met honden?

„O ja!” Lacht: „Momenteel met twee.”

Wat leert u van uw honden?

„Hoe je serieus kunt leven met een wezen dat geen mens is. Als je een hond hebt, heeft die hond jou ook. Je hebt elkaar. Zelf deed ik aan behendigheidssport met mijn inmiddels overleden hond Cayenne. Dat kostte uren en uren trainen. Om haar medewerking te verkrijgen, moest ik me wel afvragen: wat vindt mijn hond hier interessant? Wat valt haar nu op? Je kunt veel van een hond leren als je stopt met dat eindeloze projecteren. Cayenne was niet mijn kind. Ze gaf me geen onvoorwaardelijke liefde. Ze was niet mijn fantasie. Nee! Ze was een volwassen wezen van een andere diersoort. Cayenne heeft lange tijd met mij samengeleefd. We raakten op elkaar afgesteld, en dat verandert je als persoon.”

Dat is een definitie van liefde.

„Ja. Ik hield van Cayenne. Liefde maakt dat je stapje voor stapje meer open gaat staan voor een wereld die niet gereduceerd is tot die van jouzelf. Ook liefde is geen onschuldige aangelegenheid. Liefde is altijd een praktijk, met zijn tekortkomingen. Maar voor mij heeft samenleven met honden er werkelijk toe gedaan.

„Straks, na mijn Spaanse les, gaan mijn partner en ik met onze honden naar het strand. Daar zullen ze rennen, rennen! Die pure fysieke vreugde die ze dan vertonen, hun vreugde om die plek en om hun eigen atletisch vermogen, die is gewoon besmettelijk. Het lukt je niet om daar somber naast te lopen. En straks, als ze oud zijn, zullen ze het nog steeds fijn vinden om daar te snuffelen aan de getijdenpoeltjes. Ook dan zullen ze mij demonstreren wat het is om van je leven te genieten.”

Foto Clara Mokri

In december was Haraway een paar dagen in Nederland om in het Nieuwe Instituut in Rotterdam een lezing te geven over Lynn Margulis, een in 2011 overleden Amerikaanse bioloog. De bomvolle zaal hing aan haar lippen, al had dat vermoedelijk meer te maken met Haraways bevlogen en grappige performance dan met het complexe werk van Margulis. Haraway zegt „eindeloos te kunnen praten” over Margulis, en dat ook graag te doen, omdat ze zich druk maakt over het weren van vrouwelijke denkers uit de wetenschappelijke citatie-netwerken, „vooral als het gaat over zulke speculatieve wetenschappers met grote ideeën als Margulis”.

Margulis dacht dat cruciale evolutionaire sprongen niet zozeer ontstaan door mutaties in genetisch materiaal, maar eerder door wat zij ‘de intimiteit van vreemden’ noemde.

„Ja. Ik zeg het nu even cru, maar Margulis’ idee is dat bacteriën – dus eencellige organismen zonder kern – elkaar ooit ontmoetten in de oeroceaan. De ene bacterie eet de andere op, maar slaagt er niet in om die ander helemaal te verteren. Doordat de opgegeten bacterie blijft functioneren binnen de ene ontstaat een complexer organisme, een cel met een kern. De moderne cel is dus een fusie van voorheen los van elkaar bestaande bacteriën. En ja, Lynn presenteerde deze cruciale ontwikkeling van de cel als het gevolg van de intimiteit van vreemden.”

Met deze kijk op evolutie zette Margulis de evolutiebiologie op haar kop. Jarenlang werd zij weggehoond, totdat nieuwe onderzoekstechnieken haar gelijk bewezen. „Zij was lichamelijk met de aarde verbonden”, zegt Haraway, „echt zo’n veldbioloog die door de modder loopt, de poel instapt, monsters verzamelt en die in het lab analyseert. Lynn durfde de confrontatie aan te gaan met de grote mannen van haar tijd, die dna presenteerden als de mastercode van het leven. Zij plaatste daar haar verhaal naast. En ze kon niet genegeerd worden, want ze had de data.”

Margulis ziet geen afgesloten individuen. Zij ziet weefsels, verknooptheid. Als je helemaal bent afgesloten en op jezelf bent, is er simpelweg geen leven mogelijk. Voor haar is de werkelijke vraag: waar ben jij, en waar stop jij? Wat hoort bij jou, en wat niet? „Het is in feite je immuunsysteem dat dat beslist”, zegt Haraway. „Maar die beslissingen kunnen steeds anders uitvallen, en worden niet bij een of andere vaste grenspost genomen. Wat jij ‘bent’, is daarmee beweeglijk en uiteindelijk ongrijpbaar.”

Een van uw boeken heet ‘Staying with the Trouble’. Wat bedoelde u daarmee?

„Wees hier. Wees werkelijk aanwezig in deze wereld en met wat daarin aan de hand is. Zie de sociale onrechtvaardigheid, zie het verlies aan biodiversiteit. Vlucht niet in het idee dat de wetenschap wel met een oplossing zal komen, of dat een of andere technofix ons net op tijd zal gaan redden. En zit ook niet bij de pakken neer. Zorg simpelweg voor elkaar. Dat is de klus.”

Als ik werkelijk bij de problemen blijf, wordt het me zwaar te moede.

„Echt aanwezig zijn bij wat er gebeurt, lukt je ook niet in je eentje. Juist omdat het zo pijnlijk is. Je hebt anderen nodig, vanwege hun steun en hun ideeën over betere manieren van leven en sterven. En trouwens ook om elkaars vreugde te ontvangen, want ook in heel pijnlijke situaties kan er nog vreugde zijn.”

Haraway vertelt dat een van haar heldinnen, de in 1940 overleden Amerikaanse anarchist en feminist Emma Goldman, ooit zei: ‘If I can’t dance, I don’t want to be in your revolution’. Lachend: „Goldmans naam staat althans onder die slogan op een T-shirt van me. En ik onderschrijf die uitspraak. Als het je niet lukt om de overvloed en de schoonheid van deze wereld te vieren, dan kun je ook geen verschil maken. Ik ben niet geïnteresseerd in wanhoop. Ik zing liever voor ons leven.”

… en sterven. U spreekt vaak in één adem over ‘leven en sterven’.

„Het leven op aarde bestaat uit samen leven en samen sterven. Er is niets wat die realiteit overstijgt. Aanwezig zijn in een uitgebreid nu vraagt dat je de vervlechting van leven en dood onder ogen ziet. Dat je oog hebt voor dat wat bestaat – wat nog steeds bestaat, ook al zit het in de verdrukking. Ik weet toevallig dat een bepaalde kraai op Hawaï op het punt staat voorgoed te verdwijnen. Dat hóéft niet te gebeuren, en het is ondraaglijk om je alleen te concentreren op verlies, maar om in actie te komen moet je die mogelijkheid wel onder ogen zien. En dat betekent onder meer dat je ’s avonds meer moet weten dan je die ochtend wist.”

Ze lacht: „Jij weet nu iets van de Hawaiiaanse kraai wat je vanochtend nog niet wist. Dergelijke kennis is nodig om gericht in actie te komen.”

De ‘capaciteit’ om het bij het verkeerde einde te hebben, vindt Haraway daarbij belangrijk, óók voor activisten. „Je denkt misschien dat je weet wat er te gebeuren staat, zoals dat uitsterven van die kraai, maar je kunt de plank misslaan. Je oordeel klopt niet, of je ingreep blijkt loos.”

Hoe vergeef je elkaar dan, hoe vergeef je jezelf?

„Dat is een heel reële vraag. Daar doel ik ook op met die frase ‘staying with the trouble’: weet dat je niet weet. Inderdaad, een oude wijsheid, maar het vergt constant oefenen om die in de praktijk te brengen.”

Die bereidheid om ‘niet te weten’ maar wel stoutmoedig te durven blijven denken, mist ze bij veel wetenschappers, die in haar ogen te krampachtig proberen om het maar vooral bij het rechte eind te hebben. Haraway begrijpt dit als een verdedigingsmechanisme: een verdediging tegen pijn, tegen de angst uitgestoten te worden door je eigen gemeenschap als je afwijkt van de orthodoxe lijn.

„Ik groeide op als praktiserend katholiek en ging naar de nonnenschool, en geloof me, ik begrijp totalitaire ideologieën. Ik snap van binnenuit wat het van je vraagt om een gelovige te zijn. Twijfelen gaat dan gepaard met schuldgevoel, omdat je daarmee ook afstand neemt van wat jouw omgeving je geboden heeft. En op de achtergrond is er die vrees voor de leegte, de angst voor betekenisloosheid. Daar zeurt de gedachte: ‘Als ik deze overtuiging achter me laat, rest slechts het grote niets’.

„Maar zodra je afstand neemt van de hemel, of van andere onaantastbare abstracties, en afgestemd raakt op de levende wezens van de aarde, dan merk je dat wij betekenissen creëren door te leven, te sterven, te reageren, te urineren. Daar kun je niet boven uitstijgen. Van die materiële overdaad maak jij deel uit. Dat is het. En zie hoe opportunistisch al die levende wezens zijn! Het is echt niet altijd mooi wat er gebeurt; de ene levensvorm parasiteert gerust op de andere als dat zo uitkomt.

„Tegelijk brengt het leven ook grote schoonheid met zich mee, en wij mensen zijn er als soort uitzonderlijk goed op afgesteld om natuurlijke verschijnselen als prachtig te beleven. Ik heb me vaak afgevraagd hoeveel andere diersoorten ook schoonheid ervaren – ik heb geen idee.”

Wat bedoelt u hier precies met schoonheid?

„Het gaat me om de ervaring van een soort respijt, een respijt dat komt met ontzag voor de realiteit, hoe zeg je dat, een ontzag waar verwondering en nieuwsgierigheid aan ontspringen. Een ontzag dat in religies vorm krijgt in het sacrale – dat is een verpest woord, maar toch. In officiële verhalen over zichzelf stelt de wetenschap vaak nieuwsgierigheid voorop. Maar ik denk dat je geen goede wetenschapper kunt zijn zonder een groot gevoel van verwondering.”