Dit is geen keuze, en al helemaal geen gebrek

Verlegen Over de misvattingen rond en de voordelen van verlegenheid schreef journalist Manouk van Egmond een boek. „Homo sapiens is erbij gebaat dat niet iedereen brutaal of spontaan is.”

Illustratie Jarre Venderbosch

Vandaag verschijnt mijn boek over verlegenheid. Waarom doe ik mezelf dit aan, heb ik al een paar keer tegen mezelf gefluisterd. Waarom zou ik mezelf zo in de spotlight zetten? Regelmatig word ik badend in het zweet wakker. In een terugkerende nachtmerrie moet ik met mijn hoofd op televisie om het te promoten. Ik zie mezelf van angst flauwvallen. Mijn hoofd dat tegen de rand van een talkshowtafel knalt, een camera die net te laat wegdraait, overal bloed.

Bijna twee jaar geleden schreef ik voor NRC over mijn verlegenheid. ‘Ik ben verlegen en je hoeft mij niet te genezen’, was de kop van het artikel. Daarin beschreef ik hoezeer anderen hun best hebben gedaan om mij van mij verlegenheid af te helpen. „Op de basisschool was het nog geen probleem dat ik Sinterklaas niet durfde aan te kijken, dat ik achteraan in de rij ging staan bij het afzwemmen of dat ik me achter mijn moeder verstopte als er thuis werd aangebeld. Ik had genoeg vriendinnetjes, deed het goed op school, dus dan ben je nog geen probleemgeval.’ Maar op de middelbare school werd het ineens niet meer schattig gevonden om op je lip te bijten en niks te zeggen, schreef ik. ‘Ik moest leren presenteren. Ik moest assertief zijn en voor mezelf opkomen. En als ik dat niet deed, werd ik afgestraft. „Kan je wel praten?”, vroegen medeleerlingen. „Wat ben je stil”, zeiden sommige docenten.’ En nog steeds krijg ik van goedbedoelende mensen te horen dat ik ‘meer ruimte mag innemen’, mezelf ‘meer mag laten zien’.

Tot mijn schrik kwam het stuk bij heel veel mensen terecht nadat een LinkedIn-redacteur het op het platform had uitgelicht, waarna er een flinke reactiestroom op gang kwam. ‘Herkenbaar’, werd er bijvoorbeeld vaak geschreven. ‘Wat was jij weer stil’, zei mijn moeder altijd tegen mij als klein meisje. […] Hoeveel energie kostte het wel niet om van tevoren altijd wanhopig iets te bedenken om in gezelschap te kunnen zeggen. En ga dan maar eens voor de klas staan, of voorlichting geven voor een aula vol ouders. Slapeloze nachten en rode vlekken in je nek!’

Veelzeggend waren ook de negatieve reacties. Zo was de voorzitter van Stichting StotterFonds er niet gelukkig mee dat ik had geschreven dat ik stotterde toen ik met filosoof Paul van Tongeren belde om het over verlegenheid te hebben. ‘Ik wil toch graag melden dat stotteren en verlegenheid niet per definitie samengaan. Zij [stotterende mensen] hebben weer last van het idee, dat men ervan uitgaat dat ze verlegen zijn en daardoor gaan stotteren.’ En mensen die zichzelf als heel gevoelig of introvert beschouwen (eigenschappen waar verlegen mensen vaak hoog op scoren), zeiden dingen als ‘Waarom zou je jezelf als verlegen labelen?’.

Volstrekt normale eigenschap

Dat verlegenheid als een ‘label’ wordt gezien in plaats van een volstrekt normale eigenschap, is volkomen logisch als je bedenkt hoe negatief er over deze karaktertrek wordt gedacht in de moderne westerse samenleving. Dat is ook wat de Britse socioloog Susie Scott signaleerde in Shyness and Society, het eerste boek dat ik las voor de research van het boek.

Scott heeft onderzoek gedaan naar hoe verlegen mensen in beeld worden gebracht in films, televisieprogramma’s, kranten et cetera en zag dat verlegenheid over het algemeen wordt afgeschilderd als een eigenschap die persoonlijke ontwikkeling in de weg zit. Verlegen mensen moeten van hun verlegenheid afkomen om carrière te maken, de liefde van hun leven te vinden en een grote vriendenkring te krijgen, is de dominante boodschap.

Als tiener keek ik graag naar MTV Made. In dat programma werden jongeren gevolgd die hun populariteit wilden opkrikken door iets te worden, een promqueen bijvoorbeeld, of een ladiesman, zoals de verlegen Ethan. Hij werd door zijn flirtcoach No limit Larry op dates gestuurd, kreeg de opdracht om vrouwen op straat aan te spreken en moest andere challenges doorstaan om zijn zelfvertrouwen te vergroten. „Als ze angst ruiken, stort je marktwaarde in.” Na afloop van het traject kreeg hij het compliment dat hij een man was geworden. Verlegenheid is kennelijk iets dat we moeten ontgroeien om volwassen te worden.

Hoe komt het dat we op die manier zijn gaan denken? Heel lang verhaal heel kort: verlegen zijn botst met de waarden van onze individualistische, neoliberale samenleving. Zelfexpressie is zeer belangrijk geworden, iets dat is begonnen met de emancipatiebewegingen in de jaren zestig en zeventig, vertelde bijvoorbeeld Peter Achterberg, hoogleraar sociologie in Tilburg, een van de wetenschappers die ik voor het boek heb gesproken. Het mechanisme dat maakt dat we onze kinderen inmiddels een ‘unieke’ naam willen geven, in plaats van ze allemaal Johannes of Maria te noemen, maakt ook dat we er waarde aan hechten dat die kinderen vervolgens hun unieke persoonlijkheid úíten. De verlegen mensen die ik heb gesproken krijgen daarom ook vaak te horen dat ze ‘gewoon zichzelf moeten zijn’. Er wordt gedaan alsof verlegenheid je ‘ware zelf’ maskeert, in plaats van dat het gewoon onderdeel van je karakter is.

Neoliberaal beleid moedigt mensen bovendien aan om goed voor zichzelf te zorgen, bijvoorbeeld in het onderwijs, of in de zorg, zei historicus Bram Mellink, die co-auteur is van Neoliberalisme – een Nederlandse geschiedenis. Zo wordt er van patiënten verwacht dat ze mondig zijn, voor zichzelf opkomen, hun eigen keuzes maken, et cetera. „Het is natuurlijk niet zo dat er competitie is in de zin dat we van iemand die kanker heeft verwachten dat die tegen andere patiënten strijdt en als beste uit de bus komt of iets dergelijks. Maar we verwachten wel dat een patiënt mondig is, voor zichzelf op kan komen, zijn eigen keuzes maakt, et cetera.” En dan hebben we het nog niet eens over ons professionele leven gehad, waar zichtbaarheid een belangrijke strategie is om hogerop te komen, en assertiviteit meer wordt beloond dan bedachtzaamheid.

We vinden dat verlegen mensen moeten proberen van hun verlegenheid af te komen, omdat dat beter voor ze is. Met die overtuiging is veel mis. Onze karaktereigenschappen zijn voor ongeveer 50 procent genetisch bepaald, en dat betekent dat we niet „zomaar onze psychologie en morfologie kunnen omgooien om brutaal of verlegen te worden”, aldus Kees van Oers. Hij is buitengewoon hoogleraar Animal Personality aan Wageningen University & Research, en vertelde dat verlegenheid bij alle diersoorten voorkomt. Verlegenheid is een normaal verdeelde eigenschap, zei hij ook. Dat wil zeggen dat de ene helft eerder verlegen is, en de andere helft juist meer brutaal of spontaan. Dat heeft een goede reden. Als een groep vissen bijvoorbeeld alleen maar uit brutale exemplaren zou bestaan, hebben ze een groot probleem als iedereen erop uittrekt om voedsel te vinden en ze vervolgens met z’n allen in een vissersnet zwemmen.

Brutaal

Ook de homo sapiens is erbij gebaat dat niet iedereen brutaal, spontaan of assertief is. Verlegen mensen zijn gemiddeld gezien trouwer, zorgvuldiger, nemen hun omgeving beter waar en raken minder snel in de problemen, om maar een paar dingen te noemen. Het is niet alleen onzinnig, het is zelfs schadelijk om te doen alsof verlegenheid een ziekte is die je kan genezen. Mensen worden naarmate ze ouder worden weliswaar minder verlegen omdat ze gemiddeld gezien wat minder angstig worden, maar dat is niet dankzij de agressieve aansporingen van hun omgeving. Die hebben juist een averechts effect. Ik heb veel schrijnende verhalen gehoord. Van de bouwkundige die van zijn baas te horen kreeg dat hij ‘een bang vogeltje’ was en ‘op communicatiecursus’ moest, en daar alleen maar banger en onzekerder van werd. Of van mijn huidtherapeut die vertelde dat haar extraverte moeder zich heel erg zorgen om haar maakte omdat ze zo teruggetrokken was. Om haar te ‘helpen’ werd ze op musical- en majorettelessen gezet en verplicht om op te treden. Ze raakte zo verkrampt dat ze geregeld fysiek ziek werd van angst. Of van het meisje dat mij op Facebook een bericht stuurde dat ze zodanig last heeft van haar bloosangst dat ze is gestopt met haar werk en thuiszit, en zich daar te erg voor schaamt om het er met íémand over te hebben.

Haar verhaal raakte mij misschien nog het meest, omdat ik het herkende. Ook ik heb bloosangst gehad, op de universiteit. Dat is een specifieke vorm van sociale angst, net als tril-, zweet- of stotterangst. Zo’n 15 procent van de bevolking is echt verlegen te noemen (zij zijn in relatief veel situaties verlegen), en ongeveer de helft van die groep ontwikkelt een sociale angststoornis. Ik wilde zo graag niet verlegen of onzeker overkomen dat ik mij daar erg druk om maakte, en daarom gebeurde er natuurlijk precies waar ik bang voor was. Ik heb mazzel gehad: met cognitieve gedragstherapie ben ik er vanaf gekomen. Maar de stoornis is bijzonder hardnekkig. Iédereen wil graag goed beoordeeld te worden, zei onder anderen Martijn van Zomeren, hoogleraar sociale psychologie aan Rijksuniversiteit Groningen. Mensen die een sociale angst ontwikkelen hebben alleen een heel negatief beeld over zichzelf of over andere mensen. Nogal wiedes, als de maatschappij ze inprent dat ze niet voldoen.

Interessant experiment

Ik sloot het artikel af met een oproep aan verlegen mensen: ‘Laten we ons verenigen. Misschien niet op een feestje, al zou dat best een interessant experiment zijn, maar in de gedachte dat we met veel zijn, dat we normaal zijn, en dat we goed genoeg zijn.’ Inmiddels realiseer ik me dat we het collectief verantwoordelijk moet stellen.

Zo weten we dat ouders in grote mate bepalen of kinderen wel of geen problematische vorm van verlegenheid ontwikkelen. Van ontwikkelingspsycholoog Leonie Vreeke leerde ik bijvoorbeeld dat je verlegen kinderen niet weg moet houden van alles wat spannend is, en dat het goed is als ze kleine successen boeken, iets dat net zo goed voor volwassenen geldt. Maar dat het een averechts effect heeft als kinderen te ver uit hun comfortzone worden gepusht en in de zogenoemde panic zone terechtkomen.

Ook weten we dankzij onderzoek dat docenten geneigd zijn om verlegen kinderen sneller over het hoofd zien en hun IQ en vaardigheden onderschatten. Mijn moeder is er nog steeds verontwaardigd over dat mijn basisschooljuf ervan overtuigd was dat mijn woordenschat ernstig tekortschoot, omdat ik niet met de vreemde moeder durfde te praten die de test afnam.

Narcistisch persoonlijkheidsprofiel

En we weten dat werkgevers op z’n zachtst gezegd geen ideale omgeving voor hun verlegen werknemers creëren, zoals arbeidspsycholoog Tosca Gort uitlegde. Om te beginnen blijken ze een voorkeur te hebben voor het aannemen van mensen met een narcistisch persoonlijkheidsprofiel, dat wil zeggen: mensen die extravert, niet-neurotisch, en antagonistisch zijn. Precies het tegenovergestelde van wat een verlegen mens is.

Vervolgens stoppen ze hun mensen in energiezuigende kantoortuinen terwijl je idealiter met twee, maximaal drie mensen in een kamer werkt. En er zijn behoorlijk wat werkgevers die op sociaal vlak veel van hun werknemers verwachten. Werkvakanties van een week, het bestaat echt.

Kortom, onze mentaliteit moet veranderen. We kunnen presentatiecursussen optuigen voor mensen die er moeite mee hebben. Maar we kunnen ook iets aan onze presentatiemaatschappij doen. (Nieuwe woorden bedenken schijnt een goede marketingtechniek te zijn.)

In de tussentijd moeten verlegen mensen zich zien te handhaven in een wereld waarin verlegen zijn niet lijkt toegestaan. Voor iedereen werkt wat anders. Niet iedereen is in dezelfde situaties verlegen, of uit zijn verlegenheid op dezelfde manier. Dé verlegen mens bestaat niet. Een leuke tip die iedereen kan toepassen, leerde ik van hoogleraar Van Oers, die vertelde over het belang van habitat-matching: we doen er goed aan om omgevingen op te zoeken die bij ons temperament passen, thuis, in onze vrije tijd, of op het werk.

En ja, het ontgaat me natuurlijk niet dat ik tijdelijk het tegenovergestelde doe door een boek te publiceren en dat te promoten. Ik moest een auteursfoto laten maken, terwijl ik er een bloedhekel aan heb als de lens op mij wordt gericht. Ik moest bekende Nederlanders benaderen om te vragen of ze mijn boek wilden lezen en er iets aardigs over wilden zeggen (ik heb het na drie gênante pogingen opgegeven). Ik moet me de komende tijd láten interviewen.

Dat ik ervoor heb gekozen om toch dit boek te schrijven, is omdat ik verwacht dat de baten uiteindelijk hoger zullen zijn dan de kosten. En het is ook wel een triomf: van mij, iemand die te horen kreeg dat verlegenheid haar niet ver zou brengen, ligt nu een bóék in de winkels.

Over mijn ‘gebrek’, dat dan wel.

Manouk van Egmond is journalist en eindredacteur. Dit artikel is gebaseerd op haar boek Zelfs vogels zijn verlegen dat verschijnt bij Mazirel Pers.