Precies het juiste recept op het juiste moment. Op vrijdag had ik namelijk een Waste Warriors Box met een verzameling zoete aardappelen, pastinaak en wortelen gekocht. De dag erop dit recept in de krant en maandag een verjaardag te vieren. De bereiding was niet moeilijk, wel even het hoofd erbij houden met alle verschillende ingrediënten en hoeveelheden. Fijn gehakt, grof gehakt, gemalen, en wat moet waarin? Het resultaat is een heerlijk en feestelijk uitziende verjaardagsmuffin waarbij zelfs de oudste dochter als pastinaakhater deze variant met smaak heeft verorberd. Omdat ik niet voldoende roomkaas had, heb ik niet alles met glazuur en ook zonder de viooltjes geserveerd. Ook zonder deze toevoeging waren ze heerlijk. Het was een heerlijke zachte smaak en het leek wel of de pastinaak was opgelost in de cake. Misschien is het niet de gezondste manier om pastinaak te eten, maar zeker wel een blijvertje! De verjaardagsvisite ging in ieder geval met het recept naar huis.
Naar Amerika. Kicken!, kraaiden vrienden. Huur een pick-up! Een monster-suv, een muscle car, een Mustang-cabrio! Je leeft maar één keer!
Nee. Een cabriolet is te heet, een pick-up te groot, een Mustang te luid. Waarom zou ik scheuren in een land waar de geringste overtreding tot een bankroet leidt? Verder trek ik met testauto’s te vaak meer aandacht dan me lief is. Ik wil twee weken lang de normaalste, onopvallendste wagen van de wereld.
Dat werd de Toyota Corolla. Die is in de VS populairder dan bij ons, waar hij uitsluitend als hybride wordt geleverd. Dat is mijn huurauto met zijn tweeliter-benzinemotor niet, wel een stuk cultuurgeschiedenis dat ik wil meemaken. Dit is met de Honda Civic de Japanner die de Amerikanen na de oliecrisis van 1973 zuinig leerde rijden, het perfecte gemiddelde van nuttige eigenschappen. Wendbaar, efficiënt, discreet. Hij is wat voor de letteren Goethes Faust en voor de muziek Beethovens Negende is, een klassieker die je hoort te kennen.
Ik huur de simpelste uitvoering van de bij ons niet meer geleverde sedanversie. Die hier in onbruik geraakte, in de VS nog altijd geliefde carrosserievariant heeft een aangeplakte, van de zitruimte gescheiden kofferbak waarvan de praktische voordelen zijn vergeten. Door de extra lengte van de auto schuif je er moeiteloos twee forse rolkoffers in, wat je met een hatchback niet hoeft te proberen. En hij is spotgoedkoop. Voor 23.000 dollar, ruim 20.000 euro, krijg je airco en automaat, elektrische ramen en spiegels, comfortabele stoelen en een doorsneeverbruik van 1 op 17.
In Nederland zou hij dankzij de fiscus duurder uitvallen, maar waarom heeft Toyota hier niet zo’n Dacia-achtige prijsvechter in de showroom? Omdat wij hem saai vinden. Zijn non-esthetica stamt uit een tijd waarin het als beschaafd gold juist niet op te vallen. Ruim 50 miljoen kopers vonden dat net als ik een aanbeveling. Mooi zijn heeft in Trump-land toch geen zin. Slechte wegen en bruuske parkeergewoonten laten niets van je auto heel. Men parkeert in steden zo dicht op elkaar dat het schaderisico levensgroot is. Nergens zie je zoveel auto’s met ernstige frontschade als in Los Angeles. Moderne auto’s hebben geen simpel vervangbare, effectief beschermende losse bumpers meer. Wat zich tegenwoordig bumper noemt is op zijn gunstigst een in een groter carrosseriepaneel opgenomen, uitstulpend stuk plastic. Wie dat frontaal raakt, verwoest meteen de halve voorkant. En helaas hebben in de VS veel oude auto’s geen achteruitrijcamera’s of parkeersensoren. In Yosemite National Park zie ik na een wandeling een bizarre deuk in mijn motorkap. Daar moet zich het fietsenrek van een bejaarde camper in hebben geboord. De rest van het front is krasvrij, maar door de druk op de neus is het volumineuze carrosseriepaneel met de complete grille ontzet. Gelukkig was ik goed verzekerd.
Een deuk in de motorkap. Daar moet zich het fietsenrek van een camper in hebben geboord.
Foto Bas van Putten
Death Valley
Verder blijkt mijn sedannetje perfect voor een roadtrip. Aan een stillere auto had ik niets gehad. Door de staat van het wegdek was het lawaai aan boord ook in duurdere modellen oorverdovend geweest. De Corolla is de postkoets naar geluk dat boven auto’s uitstijgt. Hij brengt me naar de grootste sequoia van Yosemite, verbijsterende monsterboom die met een geschatte leeftijd van tussen 1.900 en 2.400 jaar misschien Jezus nog heeft meegemaakt. Hij voert me ijskoud onvermurwbaar door het macabere en bloedhete Death Valley. Ik kijk mijn ogen uit zonder een seconde aan mijn huurauto te denken. Ook in een achtcilinder-monstertruck of open Mustang was ik glad vergeten wat ik reed. Ik werd betoverd door iets groters. Dáárom hadden ruim 50 miljoen Corolla-rijders schijt aan hun zichtbaarheid. Ze kachelden saai maar tevreden naar de Jezusboom, een wonder waar geen Ferrari aan kan tippen. Van die betrekkelijkheid zou de hedonistische belevingsjager in de Europese automens iets mogen opsteken. Hij moet wel diep ongelukkig zijn, dat hij zoiets banaals najaagt als openbare aandacht. De Corolla ontmaskert de achilleshiel van de westerse identiteitsobsessie, de onverzadigbare drang gezien te willen worden. Dat is in het ik-tijdperk wel iets om over na te denken in een land waar mensen zo een jaarsalaris stukslaan op exact dezelfde auto als hun buren. Enfin, voor wie zijn exhibitionisme meester is, zijn in Nederland nog 26 gebruikte Corolla-sedans te koop in de tot 2023 geleverde hybride-versies, voor tussen de 15- en 20.000 euro niet kapot te krijgen en spatzuinig. Van harte aanbevolen.
Een logisch leesbaar ontwerp maken is niet de ambitie van elke vormgever of typograaf. Op boekomslagen zien we het ook veel, de drang om in een verticaal vlak zo veel en zo groot mogelijke letters te kunnen plaatsten, die je vervolgens zelf bij elkaar moet puzzelen. Het zijn vele zijpaden op het door typografen zo gewaardeerde lettermatje, waar ontwerper Walter Nikkels ooit bekend mee is geworden. De mkb-varianten op die zienswijze zien we bij schoenenzaak PA ST in Horst of bij WO ON ZO OI in Groningen (allebei inmiddels gesloten). In Naaldwijk bestaat Makelaar MALK ENH ORST die zijn huizen TEK OOP zet, iets waar ik als letterconsument het schuim van op de bek krijg. Vooral als de afbreking dus niet op de lettergreep is. Zoals het FRI ESM USE UM in Leeuwarden. Het waarom laat zich raden, het is net als de irritante wasmiddelreclames uit de jaren negentig. Als iets de overtreffende trap van irritant is, dan hebben we het erover én blijft het plakken. Degene die dit spelletje wat mij betreft uit heeft gespeeld, is Yoni Drijfhout, verantwoordelijk voor de marketing en merchandise bij TivoliVredenburg in Utrecht. Drijfhout: „Het was eerst het ontwerp voor onze stempel als je naar binnen en buiten ging. Het was leuk dat het precies paste in een vier-bij-vierontwerp, maar letterlijk achter elkaar vond ik stom. Nu is het dit en ja, missie geslaagd denk ik. Onze medewerkers snappen het, het publiek pas na tien keer kijken. Maar ja, jij staat het toch ook weer te fotograferen, hè?’
Thailand was een van mijn mooiste eetvakanties van de voorbije jaren. De levendige, zijdezachte jungle curry’s in een hutje langs de weg, in de zwoele, klamme tropische avondwarmte, met de lekkerste, sappigste verse tofu. De trosjes groenepeperkorrels, vers van de stok, de levende degenkrabben op de markt. Ik heb daar compleet nieuwe smaken geproefd, zoals water bug: een soort kakkerlakachtig waterinsect dat door de feromonen die het mannetje produceert iets droppigs en tegelijk een enorm stuivend perenijs-parfum heeft. In hetzelfde restaurant nabij Krabi aten we plompe rauwe garnalen met chili en rauwe knoflook op hele schijfjes limoen, met schil en al. Kortom: allemaal dingen die ik in een Thais restaurant hier nog nooit was tegengekomen.
Tot vorige week.
Ik herkende dat rauwe-garnalengerecht meteen op de website van Khaosaan Road – Real Spicy Thai Food, in Den Haag. „Thai food is not only about ‘Tom Yam Kung’ (…) The restaurant concept is original Thai flavour, not Westernized like other Thai restaurants abroad. You may experience eating authentically hot Thai food just like eating in Thailand”, schrijven ze erbij.
Hell yeah, bring it on!
Khaosaan Road – een klein zaakje met twee verdiepingen aan de Nobelstraat – verwijst naar een beroemde, drukke uitgaanstraat in Bangkok, waar alle toeristen dronken worden. Het voelt onmiddellijk als een écht Thais eethuisje: de kokossuiker staat in dozen tegen de balie opgestapeld, een nieuwe koelkast staat in de hoek achter de tafeltjes nog in het karton, om een servetje of het bestek moet je af en toe zelf vragen. Maar wat het echt authentiek maakt is het bordje op de wc waarop een pictogram ons sommeert niet met je schoenen op de bril te staan en hurken.
Dan dat ‘real spicy Thai food’ – geen woord aan gelogen: het is echt Thais en echt pittig. De kaart – een plastic multomapje met insteekhoesjes – bestaat uit drie delen: een menu in het Thais, in het Chinees en in het Engels. Deels overlappen ze, maar de gerechten achterin lijken wat plichtmatig te zijn opgenomen, omdat die nu eenmaal bij een Thais restaurant verwacht worden. De penang curry is in ieder geval niet van het niveau van wat we nog meer eten, die is vooral enorm stoffig door een overmaat aan kurkumapoeder.
Huilende tijger
Voor in de klapper is waar je wezen moet. Daar moet wel Google Translate aan te pas komen. Dat levert soms wat vage vertaalde omschrijvingen: ‘tuin waadvissen’ blijkt gewoon dorade te zijn; wat ‘huilende tijger’ is blijft vooralsnog raadselachtig, die was op.
De verse garnalen liggen hier niet op schijfjes limoen, maar zijn wel besprenkeld met snippers kaffir-limoenblad en een gulle plas limoensap, waardoor het rauwe garnaalvlees licht wit uitslaat als ceviche, het limoenzuur haalt ook net de scherpe randjes van de overdadige hoeveelheid rauwe knoflook (je moet nog steeds niet willen zoenen dezelfde avond). Het doet in ieder geval eer aan de herinnering van het gerecht in Thailand. Maar nog lekkerder en verrassender is de rauwe krab. Een hele blauwe krab, in stukken, met eenzelfde soort dressing van vissaus, limoensap, suiker en chili, maar in een andere verhouding én met bladselderij. Een perfecte balans van zuur, zoet-pittig en die hartige selderijsmaak tegenover dat zachte, zoete verse krabvlees, mooi op kamertemperatuur. Wat een genot.
Larb – of laab – zie je in Nederland vaker. Een soort lauwe salade van gehakt vlees, meestal kip of varken, meestal in Noord-Thaise stijl, met veel limoen en citroengras. De larb ped hier is meer Isaan-stijl (een regio in het noordoosten) met rode ui, munt, geblakerde chilipepers en gemalen specerijen die een meer aardse smaak geven, die goed past bij de vlezigheid van de gehakte eend. Net zoals de notigheid van de geroosterde korreltjes sticky rice. Die horen er echt bij, maar worden lang niet altijd gebruikt bij de gemiddelde Thai. Ze geven niet alleen smaak en crunch, ze binden ook de saus aan het rulle gehakt, door het een beetje op te zuigen.
Wat het ook heel authentiek maakt is dat de larb echt ontzettend heet is. De vriendelijke dame in de bediening vroeg nog: hoe spicy willen jullie eten? Wij zeiden heel stoer: gewoon zoals het hoort. Tijdens het eten ging het nog wel, het was vooral de volgende ochtend echt geen plezier. Maar dat hoort bij het werk, ik heb het graag voor u over.
Een prominent gerecht op de kaart is de ‘knapperige Duitse varkenspoot’. Het betreft een goed in kleurzout gepekelde, want intens roze, maar niet té zoute hamschijf, zachtgegaard en vervolgens knapperig diepgoud gefrituurd. Het vlees is megazacht (je trekt het bot er zonder enige moeite uit) en niet droog, de huid crispy als buikspek, het vet loopt eruit als je het mes erin zet. Niets mis mee, maar het wordt echt interessant door de sausjes. De één is donkerbruin, aards-zuur van de tamarinde, met schilfers geblakerde chili en geroosterde chilipoerder en vermoedelijk iets van soja. De ander superfris, fruitig van limoensap en verse chilipeper, met rauwe knoflook, vissaus, suiker en limoenblad. Allebei heel anders, maar allebei heel Thais en lekker zuur, om door dat vette varken heen te snijden.
Het enige dat we niet hebben gezien vanavond is koriander. De dames uit de keuken zeggen het niet te gebruiken omdat veel van hun Chinese clientèle daar allergisch voor is. Dat is dan weer niet zo authentiek. Aan de andere kant is die Chinese clientèle wel de reden dat we hier de avontuurlijke, échte Thaise gerechten kunnen eten, gerechten waar de gemiddelde Nederlander zich doorgaans niet aan zal wagen. You win some, you lose some. Khaosaan Road is een heerlijke ontdekking.