Dit indringende toneelstuk bevat de kern van het oeuvre van Marguerite Duras

Saigon had, in de tweede helft van de vorige eeuw, een drukbezochte bioscoop met de naam Eden Cinema. Die bevond zich in een drukke straat met hoge bomen die de zon buiten moesten houden, had leren stoelen die met de jaren versleten raakten en een broeierige, tropische sfeer. De Cinema werd wereldberoemd dankzij het werk van Marguerite Duras, die schreef dat haar moeder er piano speelde in de avonduren, om de eindjes aan elkaar te knopen. Het is ook de titel van Duras’ toneelstuk dat in 1977 in Parijs met een sterrencast in première ging. Nu vertaalde Marijke Arijs het stuk in het Nederlands.

In een notendop vind je er de bronnen van Duras’ schrijverschap – het koloniale Indochina en de moeder, die ze eerder grandioos verwoordde in haar grote roman Een dam tegen de grote oceaan (Un barrage contre le Pacifique, 1950).

Overstroomd

De roman draait om twee jonge onderwijzers, die een nieuw leven starten in de toenmalige Franse kolonie. Ze krijgen kinderen, na een paar jaar overlijdt de vader. De alleenstaande moeder stopt haar spaargeld in de aankoop van rijstvelden in Noord-Cambodja, die vervolgens ieder jaar overstroomd blijken te worden door de zee. Ze heeft geen steekpenningen betaald en dus kreeg ze van de corrupte ambtenaren een waardeloos stuk land. Met de moed der wanhoop bouwt ze, samen met vele buren – arme boeren die hetzelfde lot treft – een dam, die de zee moet tegenhouden. De dam wordt in één nacht weggespoeld, het project is tot mislukken gedoemd. Het drijft de moeder tot waanzin. Voeg daarbij een gewelddadige oudste zoon, die toch de lieveling van de moeder is, en een intelligente, sensuele dochter die niets liever wil dan ontsnappen aan de armoede en je hebt een beeld van de sfeer waarin Marguerite Duras opgroeide en die haar schrijverschap bepaalde.


Lees ook
Een vrouw met vele maskers; Marguerite Duras (1914 – 1995)

De kern van die roman zit ook in De Eden Cinema, gecomprimeerd en daardoor nog indringender. Een bungalow, met leunstoelen en tafels in koloniale stijl, luidt Duras’ decor-aanwijzing, armoedig, een lege ruimte eromheen die de vlakte van Kam in Cambodja voorstelt. De moeder zegt zelf niets, is ‘versteend’, ‘afgesneden van haar eigen geschiedenis’, haar zoon van twintig en haar zestienjarige dochter doen het woord.

De melancholieke pianomelodie ‘India Song’ van Carlos d’Alessio roept het licht van de tropen op, de geuren, het sensuele dat veel van Duras’ werk kenmerkt. Hoewel het een toneelstuk is, lees je De Eden Cinema als een roman. Het leven van de moeder trekt traag, in korte zinnen, aan je voorbij. Je hoort over de vele kinderen die ze om zich heen ziet sterven aan honger en cholera, over haar verzet tegen het fundamentele onrecht dat ‘de verschoppelingen der aarde’ wordt aangedaan. Intussen staart de dochter naar de weg, in de hoop dat er een auto langskomt die haar meeneemt, weg van daar. Dan verschijnt Meneer Jo ten tonele, de rijke Chinees die een terugkerende figuur is bij Duras: zoon van een speculant, een diamant aan zijn vinger, met limousine en chauffeur in livrei.

Vanaf dat moment begint het duistere spel van aantrekken en verleiden, omkopen en afstoten. De dochter krijgt een diamanten ring in het vooruitzicht, als ze drie dagen met met meneer Jo in de stad doorbrengt. De eer van de dochter voor een diamant die net zoveel waard is als alle schulden van de moeder bij elkaar: zelden werd de kloof tussen arm en rijk zo schrijnend geïllustreerd. Het maakt De Eden Cinema, net als Een dam tegen de grote oceaan, tot een machtige metafoor voor menselijke onmacht, onvermogen, corruptie en absurditeit.