Dit boek van een oud-politieman met PTSS leest als een actiefilm

Toen Diederik de Geus in 2003 bij de politie kwam, was hij een jonge, energieke en bovenal enthousiaste aanpakker die iets positiefs wilde betekenen voor een ander. Bijna twintig jaar later, na een carrière van zeventien jaar als hoofdagent in Noord-Holland, is hier weinig van over. ‘Ik ben moe. Zo moe. Mijn lichaam lijkt op te zijn. Maar bovenal gaat het mentaal heel slecht. Het lijkt alsof mijn hersenen zijn doorgebrand’, schrijft De Geus in de proloog van Niets is wat het lijkt. Door jarenlang van noodmelding naar noodmelding te racen en weinig tot geen aandacht te besteden aan emotieregulatie kwam de agent thuis te zitten met een posttraumatische stressstoornis (PTSS).

In Niets is wat het lijkt illustreert De Geus aan de hand van de meest ontroerende, aangrijpende en humoristische noodmeldingen uit zijn carrière de dagelijkse werkzaamheden van een hoofdagent in Nederland. In korte hoofdstukken beschrijft hij zo zijn tijd bij het politiekorps en neemt de lezer mee tijdens undercoveracties, mishandelingen, reanimaties, zelfdodingen, heftige ongelukken, overvallen, vermissingen, slechtnieuwsgesprekken en ervaringen met psychotische mensen en loverboys. Naast het ‘hardcore’ politiewerk behandelt hij ook de sociale en menselijke kant daarvan door het helder beschrijven van interacties met slachtoffers, collega’s en omstanders. De Geus wisselt ernstige incidenten, zoals een melding van een zoon die een poging doet zijn ouders te vermoorden en hun huis in brand wil steken, af met lichtere situaties, zoals een 112-melding van een oudere man die zelf zijn kat niet kon vangen en hiervoor de politie inschakelde.

Niets is wat het lijkt is niet het eerste boek over alledaags politiewerk. Eerder verscheen Het kan ook nooit normaal van Lieke Hesters die op sociale media als @liekeschrijft en via het NPO-programma Bureau Burgwallen landelijk bekend werd. Net als De Geus beschrijft Hesters op een spannende manier haar ervaring als politieagent. Maar de invalshoek van De Geus is anders. Vanuit zijn PTSS kijkt hij terug op verschillende meldingen, waarbij hij over zijn eigen grenzen ging en er slechte begeleiding was vanuit de politie. Als tweeëntwintigjarige werd hij onder het mom ‘Jij hebt nog nooit een lijk gezien toch?’ als eerste een huis ingestuurd waar een man zich in het trappengat had opgehangen. Fout, kan hij nu stellen. En onverantwoordelijk van zijn toenmalige collega’s.

Het oog voor detail waarmee de auteur zijn ervaringen beschrijft maakt het boek spannend. Door de continue opeenstapeling van heftige noodmeldingen lijkt het alsof de lezer zich in een actiefilm bevindt waarin de kogels je om de oren vliegen. Het resultaat is een verhaal dat niet helemaal representatief is voor het ‘normale’ politiewerk. Daarnaast ontbreekt er een duidelijk kritisch geluid over de politie als geheel. Dat het Nederlandse politiekorps allesbehalve open en tolerant is bewees het nieuws uit Rotterdam vorige week, waar duidelijk werd dat het politiekorps kampt met klachten over racisme, discriminatie, seksueel overschrijdend gedrag, structureel pestgedrag en excessief geweld. De Geus wil vooral PTSS op de kaart zetten en mentaal welzijn van agenten bespreekbaar te maken.


Lees ook

Pesten, seksisme, drank en discriminatie bij politie van Rotterdam-centrum

Het hoofdbureau van de politie Rotterdam-Rijnmond aan het  Doelwater in het centrum van Rotterdam.

Het ontbreken van dat kritische geluid geeft een dubbel gevoel bij dit boek, dat soms een lofzang voor de politie lijkt. De Geus wijt zijn stoornis aan het feit dat hij altijd maar door bleef gaan en onbewust compleet voorbij ging aan zijn eigen emoties. Daardoor blijft de rol van de politie als werkgever hierin onderbelicht. Is er niemand bij de politie die de collega’s in de gaten houdt en behoedt voor dit soort situaties? Hoe hebben de collega’s en leidinggevenden dit zo ver laten komen? De antwoorden op deze vragen zouden een belangrijke toevoeging zijn en het ontbreken ervan doet uiteindelijk af aan de boodschap en geloofwaardigheid van het boek.

Ondanks zijn PTSS slaagt De Geus er goed in om zijn enthousiasme voor het politiewerk overtuigend op te schrijven. Het resultaat is een rauw, kwetsbaar, indrukwekkend en op veel momenten ontroerend verhaal van een politieagent die te veel over zijn grenzen is gegaan en daarom niet meer kan doen waar hij jarenlang van genoten heeft. Bovenal verdient De Geus lof voor zijn gedetailleerde en immersieve schrijfstijl. Als lezer heb je het gevoel dat je naast de hoofdagent staat wanneer hij een huis inloopt om twee slachtoffers te bevrijden in een bloedbad dat is aangericht door overvallers. Hoewel het boek geen representatief beeld schetst van de dagelijkse werkzaamheden van een politieagent, geeft het wel een belangrijk inzicht in een bijzonder beroep en de trauma’s die dit met zich mee kan brengen.