‘Gerrit Krol was de eerste schrijver die ik als puber zelf ontdekte, buiten school en de boekenkast van mijn ouders om, zo’n veertig jaar geleden. Ik las zijn boek De man achter het raam voor dit gesprek voor de vijfde keer.
De man waar het in dit verhaal om gaat, is een computer. In gesprek met zijn makers laat hij weten dat hij een lichaam wil om de wereld beter te ervaren. En dat lichaam krijgt hij, wat leidt tot opmerkelijke situaties.
Krol was een wiskundige en dat voel je in het boek. Als je niet goed oplet, denk je dat je een heel duidelijk verhaal leest. Krol was een Groninger, en het boek heeft ook een heel Noord-Nederlandse sfeer. Het verhaal voelt als een sober landschap waar niet veel is, alleen rechte lijnen van sloten. Een soort wiskundige helderheid.
Het leven van de computer bestaat alleen maar uit heel precies nadenken. Alles wat hij weet, is bij hem ingevoerd. Hij krijgt al vrij snel in het verhaal een lichaam, waardoor hij toch zelf gaat ervaren.
De computer vertoont dan puberale trekken, omdat hij alles voor het eerst beleeft. Hij is zich extreem bewust van zijn lichaam en vindt het bijvoorbeeld vreemd om zijn armen op een natuurlijke manier te laten zwaaien tijdens het lopen. Alles voelt nieuw en ongewoon: door de stad lopen, op een terrasje zitten – simpele dingen waar ik al lang niet meer bij heb stilgestaan. Krol beschrijft dit zo goed dat je het zelf opnieuw ervaart. Hij maakt het alledaagse vreemd.
Voor de computer is het woord ‘hand’ slechts een verzameling informatie die hij heeft gelezen over dat woord. Maar dat verandert zodra hij zelf een hand krijgt. Die relatie tussen lichaam en taal is er een waar ik veel over nadenk. De computer heeft in eerste instantie alleen taal. Maar taal komt voort uit het lichaam. Lange tijd werd dat aspect in de taalwetenschap over het hoofd gezien, denk ik, maar tegenwoordig leidt het tot boeiende discussies. Krol begreep dit toen al.
In zijn boek is het gesprek tussen mens en computer al zo levendig aanwezig. In de jaren tachtig bestonden er ook al ideeën over computers die ons zouden overnemen, maar nu zien we die toekomst dichterbij komen.
Het lijkt alsof generatieve AI zoals ChatGPT originele tekst creëren, maar de taalmodellen zijn gebaseerd op alles wat ze hebben gelezen. Er zijn mensen die dat bekritiseren en stellen: ChatGPT is plagiaat. Maar hoe origineel zijn wij als mens? Alles wat ik schrijf is ook gebaseerd op wat ik heb gelezen of ervaren. Wat bedenk je uiteindelijk echt zelf? Dat is een vraag die Krol al wist op te werpen.
Wat me daarnaast nog meer opviel dan de vorige keren, is hoe het boek draait om tijd en gelijktijdigheid. Als computer ervaart het hoofdpersonage alles tegelijkertijd: alle input die hij verwerkt om aan een opdracht te voldoen, komt samen in één moment.
Datzelfde gebeurt eigenlijk tijdens het herlezen van het boek. Je herinnert je niet alleen het verhaal, maar ook de eerdere keren dat je het las – wat je toen dacht, hoe je het toen begreep, en hoe dat in de loop der jaren is veranderd. Maar mijn reactie blijft hetzelfde: ‘Wauw, ja zo is het, zo voelt het.’ Ik geloof alles wat Krol schrijft.”