Die slome oliebedrijven, dat zijn wij consumenten zelf

Analyse

Energieconcerns Klimaatcrisis of niet, voor oliebedrijven blijft winst maken hun raison d’être. Willen we als samenleving dat zij de omslag maken, dan moeten we misschien bij onszelf beginnen. „Als Shell-klanten morgen stoppen met tanken, gaat Shell overmorgen op zijn knieën.”

Foto Lex van Lieshout/ANP, bewerking NRC

De Shell-vlaggen aan de gevel van de beurs in New York hadden Wael Sawan goed gedaan. In de Verenigde Staten, daar wisten ze fossiele-energiebedrijven als het zijne tenminste nog te waarderen. Tijdens zijn bezoek anderhalve maand geleden, toen de hoogste baas van Shell beleggers in detail had uitgelegd hoe hij geld voor hen wil verdienen, hadden zijn gastheren Sawan gezegd dat zij Shell nog altijd een belangrijk bedrijf vonden. Omdat de VS olie en gas voorlopig „keihard” nodig hebben. Dat „resoneerde” uiteraard bij iemand die „zelf oorspronkelijk uit Libanon komt, waar ze al decennia onder energietekorten zuchten”, zei hij.

Sawan, die ruim een half jaar geleden Nederlander Ben van Beurden opvolgde, deed zijn ontboezeming in een opvallend interview met de BBC, enige tijd na zijn bezoek. Zijn compliment kon je tegelijk opvatten als sneer naar Shells huidige thuisbasis: Europa. Daar, zo klaagt Shell al langer, lijkt het tegenwoordig wel alsof ze het bedrijf liever kwijt dan rijk zijn. Omdat de onderneming niet snel genoeg zou ‘vergroenen’. Politici willen niet meer met Shell gezien worden, beleggers lopen weg en klimaatactivisten kapen zelfs aandeelhoudersvergaderingen. Vooral in Nederland, waar Shells lange historie begon, is de kritiek extreem, vinden ze bij het bedrijf.

In het interview zei Sawan nog iets veelzeggends. Gevraagd of Shell een vertrek van het Verenigd Koninkrijk naar de VS overwoog, antwoordde hij dat dit „de komende drie jaar geen prioriteit” had. Maar daarna? „Ik zou nooit iets uit willen sluiten dat potentieel voor de juiste omstandigheden voor het bedrijf en zijn aandeelhouders zorgt. Uiteindelijk ben ik er voor het creëren van aandeelhouderswaarde.”

Met die laatste negen woorden gaf Sawan de meest ondubbelzinnige samenvatting van Shells positie tegenover de toenemende ‘klimaatdruk’ tot nu toe: geld verdienen voor zijn eigenaren, daarom is zijn bedrijf op aarde, aldus Sawan. En de buitenwereld moet daarom verder niet al te veel verwachten.

Het Britse BP en het Franse Total volgen min of meer hetzelfde pad. De Amerikaanse oliereuzen Exxon en Chevron namen vergroening al nauwelijks serieus. Het eindbeeld is dat uitgerekend de bedrijven die velen zien als belangrijkste veroorzakers van klimaatverandering – Shell alleen al is goed voor 1 procent van de mondiale CO2-uitstoot – niet bijster bereid zijn daar zelf iets aan te doen. Zoveel mogelijk winst maken blijft hun raison d’être.

Moreel krankzinnig

Is er een alternatief? Hanteren Sawan en andere oliebaronnen niet een al te nauwe definitie van de reden waarom hun bedrijven op aarde zijn? Hoe houdbaar is de zakelijke ideologie die de afgelopen decennia zo dominant werd – die van greed is good – eigenlijk nog?

Nu de ontwrichtende gevolgen van de opwarming van de aarde met de dag onontkoombaarder worden, dringt die vraag zich nadrukkelijker op. Steeds meer ‘buitenstaanders’ eisen dat bedrijven – en niet alleen fossiele – het klimaatbelang bovenaan hun agenda plaatsen, of op zijn minst op gelijke voet met het financiële.

Secretaris-generaal António Guterres van de Verenigde Naties, vurig pleitbezorger van radicaal ingrijpen om klimaatverandering tegen te gaan, noemde oliebedrijven die op de oude voet blijven doorgaan vorig jaar „economisch en moreel gezien krankzinnig”. Hun nietsontziende focus op winst is de grootste belemmering voor de dringend noodzakelijke verandering, stelde hij.

Een handvol bedrijven zet nu, in reactie of uit eigen beweging, de eerste schreden. Neem outdoorkledingfabrikant Patagonia. De eigenaar daarvan, de Amerikaanse miljardair Yvon Chouinard, baarde vorig jaar internationaal opzien toen hij zijn volledige onderneming ‘weggaf’ aan een non-profitorganisatie, zodat alle winst in de strijd tegen klimaatverandering kon worden gestoken. Het concept winst was daarmee nog niet in de ban gedaan, maar de verdiensten kregen voortaan wel een ‘nobeler’ bestemming dan de portemonnee van de eigenaar. Eerder had het bedrijf geëxperimenteerd met een ‘zero growth-model’, maar dat bleek te demotiverend voor werknemers.

Het klimaat redden kan niet ongelimiteerd ten koste gaan van de financiën. Bedrijven die geen of onvoldoende winst maken, gaan simpelweg failliet

Inmiddels moeten enkele kanttekeningen worden geplaatst bij de vooruitstrevendheid van Patagonia. Journalistiek onderzoeksplatform Follow the Money onthulde onlangs dat het bedrijf zijn producten in dezelfde fabrieken laat maken als Nike, Zara en Primark, in arme Aziatische landen, onder dezelfde voor werknemers erbarmelijke omstandigheden. Dat een bedrijf zo’n vooruitstrevende stap zet, wil nog niet zeggen dat het helemaal deugt, aldus de journalisten.

Andere bedrijven experimenteren eveneens met gewaagde, nieuwe vormen van ondernemerschap, om los te komen van het rendementsdenken en hun steentje bij te dragen aan de klimaatstrijd. Zo is er een kleine groep ondernemingen in Europa die werkt met alternatieve ‘zeggenschapsmodellen’, vertelt Rutger Claassen, hoogleraar politieke filosofie en economische ethiek in Utrecht. Deze bedrijven geven nog wel aandelen uit, maar de houder heeft geen invloed meer op bedrijfsvoering of strategie. Die rechten worden belegd bij een gremium dat bredere belangen dan alleen winst(maximalisatie) nastreeft. Een ‘klimaatraad’ bijvoorbeeld, een stichting of een groep ‘rentmeesters’ (stewards). Daarin kunnen zowel werknemers als ‘outsiders’ vertegenwoordigd zijn.

Claassen: „Op die manier doorbreek je de centrale link tussen de aandeelhouder, die louter op korte termijn gericht is en zoveel mogelijk winst wil maken, en de directies van bedrijven, die deze wens van de eigenaren moeten realiseren. Zo kunnen directies ook naar andere belangen kijken.”

Zo zijn bierbrouwer Carlsberg, transportbedrijf Maersk en farmaceut Novo Nordisk uit Denemarken in eigendom van speciale stichtingen, zegt Claassen. Tech- en apparatenbedrijf Bosch doet in Duitsland iets soortgelijks. Nederland telt twee of drie bedrijven die zo werken. „Het is nog geen doorbraak, maar volgens mij is het wel de weg naar voren.”

Tweedehandshoekjes

Bedrijven die experimenteren met een circulaire economie, en zelfs natuurherstel en ‘consuminderen’ proberen te bevorderen, zijn er ook steeds meer, ziet Nancy Bocken, hoogleraar duurzaam ondernemen in Maastricht. „De oud-topman van Unilever, Paul Polman, heeft het over ‘netto positieve bedrijven’, die onderaan de streep het milieu en samenleving beter willen maken in plaats van dat ze het alleen maar ‘minder slecht’ willen doen.”

Zo introduceren bedrijven als meubelgigant Ikea tweedehandshoekjes en verhuurt H&M tegenwoordig ook kleding. Volgens Bocken wordt dit „steeds normaler”. Haar team heeft al meer dan honderdvijftig voorbeelden van bedrijven die mensen stimuleren te consuminderen.

Wie door de oogharen kijkt, kan denken dat de wereld getuige is van een (prille) paradigmaverschuiving in het zakenleven. Daarbij is winst niet langer de allesbepalende maatstaf, maar worden ook hogere doelen leidend. Ronald Jeurissen, hoogleraar bedrijfsethiek aan Nyenrode Business Universiteit: „Dit is het begin van iets diepers. Het oude bolwerk is nog in stand, maar er worden gaten in geschoten en ik heb het idee dat dit op den duur substantieel gaat worden. Bedrijven hebben niet langer meer vanzelfsprekend het publieke mandaat om voor welvaart te zorgen, en voor welvaart alleen.”

Maatschappelijke macht

Of het snel genoeg gaat om een klimaatramp af te wenden? Gerede kans van niet. Dat heeft allerlei redenen. Het klimaat redden kan niet ongelimiteerd ten koste gaan van de financiën, in de ogen van veel ondernemers. Bedrijven die geen of onvoldoende winst maken, gaan simpelweg failliet.

Financiële zwakte is ook op andere manieren link: de concurrent kan zomaar je bedrijf opslokken – zeker als die zich een stuk minder aantrekt van klimaatverandering. In de (internationale) arena die de zakenwereld is, geldt nog altijd: het is eten of gegeten worden.

Ik vind het een beetje inconsistent – en soms hypocriet – als je steeds klaagt over bedrijven, maar intussen wel hun producten blijft kopen

Maar het belangrijkste probleem is, zeggen veel experts, dat de klant onvoldoende thuisgeeft. Die is uiteindelijk de belangrijkste influencer van bedrijven. „Als klanten van Shell morgen stoppen met benzine tanken, gaat Shell overmorgen op zijn knieën”, zegt Muel Kaptein, hoogleraar bedrijfsethiek aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. „De maatschappelijke discussie gaat nu heel erg over: bedrijven moet dit doen, en de overheid dat. Maar de echte macht ligt bij de maatschappij. Ik vind het een beetje inconsistent – en soms hypocriet – als je steeds klaagt over bedrijven, maar intussen wel hun producten blijft kopen.”

Die slome oliebedrijven, kortom, dat zijn wij zelf, beaamt hoogleraar Bocken. „We praten soms over bedrijven alsof ze louter kwaadaardig zijn, eropuit de planeet te vernielen. Inderdaad werken er mensen die klimaatverandering ontkennen, maar ook mensen met grote zorgen over klimaatverandering, die hun werkgever als medeveroorzaker zien. Helaas zijn die bezorgde mensen nog met te weinig, net als in onze samenleving. Bedrijven zijn een spiegel van de samenleving; er zijn duidelijk nog grote groepen mensen die niet al te snel willen veranderen.”

Betaalbaarheid

Gemakzucht en economische overwegingen verklaren de inertie deels. Voor veel consumenten blijft betaalbaarheid belangrijk bij hun dagelijkse aankopen, zeker nu de inflatie zo extreem hoog is. Als een klimaatvriendelijk product zes keer zoveel kost als de ‘ouderwetse’ viezere variant, is de keuze voor velen eenvoudig.

Dan is er ook nog (felle) discussie over wat maatschappelijk verantwoord handelen eigenlijk is. Neem Tata Steel. Over zeven jaar wil het staalbedrijf de productie hebben vergroend. Het bedrijf volgt daarmee vermoedelijk de maatschappelijke verwachting: staal is vooralsnog onmisbaar, dus sluiten is geen optie, maar Tata gaat wel zo snel als technisch kan over op schone energie. Onder omwonenden leeft echter het idee dat elke dag dat het bedrijf nog schadelijke stoffen uitstoot er één te veel is. En dus kan de fabriek maar beter per direct dicht. Dan gaat-ie over zeven jaar maar weer open.

Claassen: „In het politieke en economische denken zie je echt dat het langzaam begint te gaan over nieuwe modellen en bedrijfsstructuren, als oplossing voor een existentieel vraagstuk. Maar in het publieke discours gaat het hier niet zo concreet over. De maatschappij lijkt nog niet heel erg bereid deze omslag te dragen. We willen het als samenleving kennelijk nog niet écht.”

Stroomversnelling

Dat moment komt wellicht snel naderbij, naarmate de klimaatcrisis ernstiger wordt en de impact voor mensen voelbaarder. Het is bijna een wetmatigheid dat mensen moeite hebben in actie te komen als een dreiging ‘ver weg’ lijkt. Maar staat die eenmaal in de achtertuin, dan kan het snel gaan. Dat zag je bij de coronacrisis. Toen het virus nog enkel in China rondraasde, werd in Nederland geschamperd om preventiemaatregelen als mondkapjes en afstand houden. Maar toen de ziekenhuizen volliepen, ging het hele land snel op slot.

Jeurissen: „Het is een beetje cynisch, maar klimaatdoelstellingen gaan mensen niet verbinden, klimaatproblemen wel. Als het onvoorstelbare voorstelbaar wordt, komt er vaak een stroomversnelling. Dan worden mensen gemobiliseerd.”

De maatschappij lijkt nog niet heel erg bereid de omslag naar duurzaamheid te dragen. We willen het als samenleving kennelijk nog niet écht

Hij denkt dat het bedrijfsleven best een nieuwe rol kan vervullen in de samenleving. „Je kunt voor elke economische orde kiezen, als je maar bereid bent de prijs te betalen – hogere prijzen bijvoorbeeld, of minder consumptie. Het is niet zo dat radicale economische voorstellen, zoals een wettelijk maximum aan de winstmarge, onmogelijk in te voeren zijn. De economie bepaalt niet wat kan. Dat bepalen wij.”

Wel is het volgens Jeurissen zaak niet al te radicaal afscheid te nemen van het liberale gedachtengoed, waarin de ondernemingsvrijheid centraal staat. „Dat brengt ook veel goeds. Je wilt niet de kip met de gouden eieren de nek omdraaien. Anders krijg je een Noord-Koreaanse samenleving.”

Ook Claassen denkt dat bedrijven zich best anders kunnen gaan opstellen, en dat ze niet te bang hoeven te zijn dat ze met minder focus op winst gevaar lopen. „Dat ‘we’ Europese kampioenen [succesvolle bedrijven] nodig hebben om ons tegen China en Amerika te verweren, is één ding. Daar kun je voor zijn. Dat betekent niet dat we niets te zeggen hebben over inrichting, structuur, zeggenschap en rekenschap. Wat voor soort bedrijf ‘onze’ kampioen eigenlijk moet zijn. We zijn geneigd te denken over bedrijven als iets monolithisch, wat altijd op precies dezelfde manier functioneert. Maar er is in werkelijkheid een grote verscheidenheid aan bedrijven en bedrijfsmodellen waarin lang niet altijd winstmaximalisatie voorop staat, en die vaak ook nog heel succesvol blijken.”

Dna

Ook Shell staat in feite voor de fundamentele keuze tussen rendement op kortere termijn of overleven tot in de verre toekomst. De gezaghebbende columnist Matt Levine van financieel persbureau Bloomberg schreef onlangs dat fossiele-energiebedrijven in de klimaatcrisis eigenlijk maar drie opties hebben. De eerste is dat ze stug doorgaan met zoeken en winnen van olie en gas. Maar vroeg of laat zullen aandeelhouders dan toch vertrekken, denkt Levine. Omdat klimaatverandering fossiele energie op zeker moment non grata zal maken en investeren in nieuwe productie dan neerkomt op geld weggooien. Shell wil de komende jaren telkens 23 tot 27 miljard dollar investeren. Een deel daarvan is bedoeld om extra gas op te pompen.

Selectief investeren in schone energie, optie 2, is mogelijk ook de verkeerde strategie, waarschuwt Levine. Sommige beleggers zullen namelijk inschatten dat de succesvolle energiebedrijven van de toekomst juist de bedrijven zijn die ál hun kaarten hierop inzetten, en niet een relatief klein deel. Of dat het in ieder geval bedrijven zullen zijn voor wie duurzaam al hun core business is. En die beleggers zullen hun geld, de broodnodige financiering voor bedrijven, dus liever daar naartoe brengen.

Klimaatdoelstellingen gaan mensen niet verbinden, de klimaatproblemen wel

Blijft over optie 3. Volgens de columnist kunnen oliebedrijven altijd nog besluiten een soort sterfhuisconstructie op te tuigen. In nieuwe olie- en gasproductie wordt dan niets meer geïnvesteerd, en uit de bestaande activiteiten worden de laatste restjes winst geperst. Het bedrijf investeert verder ook niet in nieuwe duurzame energiebronnen, dat laat het aan andere bedrijven over die dat beter kunnen. Als de laatste olie op is, sluit het bedrijf voorgoed zijn deuren. Volgens Levine is dit misschien wel de aantrekkelijkste optie voor oliebedrijven en hun aandeelhouders. Het levert tot de ‘sluiting’ de meeste winst op, en de toekomst is aan bedrijven die beter in duurzaam zijn.

Die strategie druist dan wel regelrecht in tegen het dna van Shell. En het concern kan ook nog geloven dat het met die ‘exit’ van olie en gas helemaal niet zo’n vaart zal lopen.

Topman Sawan zegt dat ook met zoveel woorden. In New York had hij zich gevoegd bij de beleggers die Shell een warm hart toedroegen. Olie en gas zouden „nog lang een cruciale rol spelen in de energievoorziening”, voorspelde hij.

Lees ook dit interview met oud-Shell-baas Jeroen van der Veer: „Het is alsof het iets ergs is als je voor Shell werkt”