Deze vrouw ontvangt bij de bevruchting een flinke snack

Beestjes De ‘sabel’ van de sabelsprinkhaan is haar legboor, ziet Aglaia Bouma.

Een grote groene sabelsprinkhaan (Tettigonia viridissima).
Een grote groene sabelsprinkhaan (Tettigonia viridissima).

Foto Getty

Geen student is hetzelfde. De een laat een kniptor geschrokken los als hij een tikje tussen de vingers voelt en demonstreert daarmee kundig de ontsnappingstechniek van het dier. De ander grijpt onverschrokken een grote groene sabelsprinkhaan, Tettigonia viridissima, als ik zeg dat ik wil laten zien waar het oor zit.

„Au, hij bijt”, zegt ze, maar geeft hem kalm aan me over. De hoofden van de eerstejaarsstudenten biologie buigen zich over de voorpoot van het zeker vijf centimeter lange wezen tussen mijn vingers. Vanwege de grootte van het dier is een groene verdikking, net onder de knie, zichtbaar met het blote oog. Ik wijs ernaar. Dat is waar hij de verwonderde stemmen mee hoort.

Voorzichtig verplaats ik de sprinkhaan in mijn hand zodat de kaken uit de buurt van mijn huid blijven en we zijn bovenkant kunnen bekijken. Om ons heen klinkt het oorverdovende geratel van zijn soortgenoten. Ze maken dat geluid door de voorvleugels iets op te tillen en ze vervolgens snel over elkaar heen te bewegen. De ene voorvleugel bevat een verdikte ader, waaroverheen een rij tandjes op de andere vleugel raspt. Een membraan dat hieraan bevestigd is, de zogeheten spiegel, wordt erdoor in trilling gebracht, wat het geluid flink versterkt, als het vel van een trommel. Dat membraan ligt stil bij het beest tussen mijn vingers, maar is wel goed zichtbaar.

„Dit hoef je niet te weten voor het examen, maar het is wel leuk”, vertel ik het groepje. Een van de studenten verliest onmiddellijk haar interesse en wandelt weg.

De rest leert dat je de mannen zo van bovenaf kunt herkennen. Vrouwelijke sabelsprinkhanen hebben die spiegel niet. Zij maken geen geluid en komen op de zang van de mannen af.

Maar natuurlijk zijn die vrouwen nog gemakkelijker te herkennen aan de enorme legboor, of ovipositor, waaraan sabelsprinkhanen hun Nederlandse naam te danken hebben. Ik laat de sprinkhaan gaan, die onmiddellijk wegvliegt en veel veilige meters verder landt. Hij lijkt wel een kleine vogel.

Vuilwitte massa

„Ik ga een vrouwtje zoeken”, besluit de studente die eerder het zojuist vrijgelaten mannelijke exemplaar ving. Niet veel later komt ze triomfantelijk met een dichtgeslagen vlindernet terug. Ze heeft geleerd van de eerdere beet.

Van bovenaf is wel een bruine streep zichtbaar, maar dat typische membraan ontbreekt inderdaad. Ik pak het dier behoedzaam uit het net en draai haar opzij, zodat de lange, rechte ovipositor zichtbaar wordt. Daaronder, aan de basis van de legboor, hangt een vuilwitte massa.

„Ha, een spermatophylax!” Dat moet ik uitleggen. Deze sprinkhaan heeft gepaard en de man heeft niet alleen een ampul met sperma aan haar geslachtsorgaan bevestigd, maar daaromheen en erachter ook deze spermatophylax: een eiwitrijke gift die zij opeet, terwijl zijn zaad naar binnen beweegt om haar eieren te bevruchten. Ik laat ook dit dier los, maar in plaats van te vluchten, zet ze twee stappen, buigt haar achterlijf tussen de achterpoten naar voren en begint rustig de witte massa op te eten. Geen sprinkhaan is hetzelfde.