Deze scholen willen geen toetsfabriek zijn: hier stellen de leerlingen zelf de vragen


Onderwijs Verschillende middelbare scholen proberen het onderwijs te vernieuwen. Ze stimuleren de nieuwsgierigheid van leerlingen, in alle vrijheid. Hoe werkt dat? En redden deze scholieren zich bij het landelijk eindexamen?

Docenten zoals Kamiel Jacobs worden op het Montessori College Agora coaches genoemd.
Docenten zoals Kamiel Jacobs worden op het Montessori College Agora coaches genoemd.

Foto Flip Franssen

Bij het schoolplein voor het Montessori College Agora Nijmegen staan tientallen elektrische fietsen geparkeerd. In een van de schoolgebouwen, midden op het terrein, volgt een kleine groep leerlingen een compleet ander lesprogramma dan de rest van de school. Dit is de Agora-school. Formeel onderdeel van het Montessori College, maar Agora zit in een eigen gebouw, heeft eigen docenten en mag zijn eigen gang gaan.

In de klaslokalen zijn de leerlingen bezig met een individuele, zelfbedachte opdracht: een challenge waarvan ze iets denken te leren. Sieraden maken van theelepels bijvoorbeeld, een boek schrijven of een schoolreisje organiseren – alles kan. De jaarlagen en leerniveaus zijn gemengd, vakken bestaan in de onderbouw niet en er wordt zo min mogelijk druk op leerlingen gelegd. Ze worden begeleid door ‘coaches’, voor kernvakken zoals wiskunde en Nederlands worden online individueel aanvullende opdrachten gemaakt. Pas in de aanloop naar het eindexamen stellen leerlingen met hun vakdocent een stappenplan per examenvak op.

Agora is een van de verregaandste vormen van vernieuwingsonderwijs. In het hele land experimenteren scholen met vrijere manieren van lesgeven omdat sommige leraren en ouders genoeg hebben van verplichte stof, herhalen en toetsen. Scholen schaffen in hun zoektocht naar ander onderwijs toetsen af en laten leerlingen hun eigen interesses najagen – los van de vaste volgorde van het curriculum.

Zo geeft Spinoza20first in Amsterdam Daltononderwijs, maar dan op een middelbare school. Alasca, eveneens in Amsterdam, geeft ‘wetenschappelijk’ onderwijs, dat lijkt op het lesprogramma op universiteiten.

Middelbare scholen kunnen hun onderwijs vrij inrichten, als leerlingen aan het einde van hun schooltijd maar voldoen aan de eisen van het centraal eindexamen. Wel sprak de Inspectie van het Onderwijs in 2019 in haar jaarlijkse rapport De Staat van het Onderwijs haar zorgen uit over scholen met een bijzonder onderwijsconcept of -profiel. Het was niet duidelijk of de onderwijskwaliteit erdoor verbeterde: scholen en opleidingen voerden vernieuwingen vaak in zonder helder te maken waarom, en ze evalueerden de effecten zelden.

„Ik heb dit jaar nog niks gedaan behalve series kijken voor Engels”, zegt Elize, op de foto met haar vriendin Dieke. „En Duolingo uitspelen voor Spaans.” Maar nu werkt ze hard voor haar eindexamen.
Foto Flip Franssen

Hoe zijn de resultaten van die leerlingen? Deze jaren leveren Alasca, Spinoza20first en Agora in Nijmegen (er zijn meerdere Agora-scholen, de eerste begon in 2014 in Roermond) hun eerste lichting eindexamenkandidaten af. De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) publiceerde vorige week de examenresultaten per school over 2022.

Bij Agora in Nijmegen haalde alle veertien eindexamenleerlingen hun vmbo-eindexamen. Maar bij Spinoza20first en Alasca lag het eindexamenresultaat onder het landelijk gemiddelde. Op Spinoza20first slaagden 78 procent van de vwo-leerlingen en 81 procent van de havo-leerlingen. Op Alasca was dat 80 procent bij de vwo’ers en 81 procent van de havisten (landelijk in 2022 slaagde 92,9 procent op het vwo, 90,6 op de havo, vmbo’ers tussen 95 en 99 procent, aldus DUO).

Gamen versus individuele module

Een nieuw lessysteem opzetten is „pionieren met vallen en opstaan”, vertelt Berni Drop, rector van Agora in Nijmegen. „Want, wat doen de meeste pubers in totale vrijheid? Die gaan een paar maanden ontzettend lopen niks doen. Gamen, op hun telefoons zitten. Het is moeilijk voor coaches niet in ‘een Pavlov-reactie’ te schieten en dingen te verbieden.”

Bij Spinoza20first bevat een derde van het lesprogramma reguliere lesuren, een derde zijn Daltonuren (leerlingen kiezen zelf een vak dat ze willen doen), en een derde van het lesprogramma is door de leerling vrij in te vullen. Iedere leerling heeft zo een compleet ander rooster.

Alasca in Amsterdam werkt met vakoverstijgende modules, zoals Big History, waar elementen uit verschillende vakken worden gecombineerd. „De manier van leren is deels aan de leerlingen zelf”, zegt de rector van Alasca, Tommie Verheul. „En als je erg goed bent, heb je gelegenheid om buiten de boekjes zelf een opdracht voor te stellen.” De modules zijn gepersonaliseerd, waardoor leerlingen in overleg met docenten lesmateriaal kunnen overslaan als ze hebben bewezen dat ze de stof snappen.

Om leerlingen wat houvast te bieden, komen er bij het Agora wekelijks gasten langs voor een „inspiratieles”. Een soort gastcollege door vrijwilligers, bekenden of vakdocenten, die de leerlingen op ideeën moet brengen. „Netwerken is belangrijk voor ons”, zegt Drop. „We willen de leerlingen niet alleen afhankelijk maken van een boek of lesmethode. Het idee is dat leerlingen zelf vragen leren stellen en in het beste geval ontdekken wat ze later willen doen met hun leven.”


Lees ook: Het Alfrinkcollege in Deurne ging terug naar de basis: kennis, orde en regelmaat

Van de online lessen wiskunde snap ik niks. Meestal kijk ik op YouTube extra uitlegfilmpjes

Felice scholier

Wiskunde via YouTube

Voor derdejaars Felice (14) werkt het Agora-onderwijs naar eigen zeggen goed. In haar onderbouwklas kiest ze een rustige plek, zodat ze haar werk kan afmaken. Felice volleybalt en traint bij het regionale talentencentrum in Apeldoorn. Veel schoolwerk gaat haar goed af, wiskunde is „een drama”.

„Ik heb er zelf voor gekozen om extra lessen van docenten in wiskunde te volgen”, zegt Felice. Van het online lesprogramma wiskunde snapt ze naar eigen zeggen niks. „Meestal kijk ik op YouTube extra uitlegfilmpjes. Ik probeer minstens elke dag een uur aan wiskunde te zitten, maar dat lukt niet altijd.”

Die grote zelfstandigheid kan niet iedereen uit zichzelf opbrengen, vertellen Elize (15) en Dieke (14). „Ik heb de eerste maanden van dit schooljaar nog niks gedaan behalve series kijken voor Engels”, zegt Elize. „Oh, en Duolingo uitspelen voor Spaans.” Dat zag haar coach ook, die haar aanraadde wat nieuwe dingen te proberen. „Nu gaat het goed, ik ben hard aan de slag om mijn eindexamen te halen.”

Manoj (rechts) maakte als challenge een website en online leeromgeving voor Agora-leerlingen. Jip heeft in het eindexamenjaar het gevoel achter te lopen met de lesstof.
Foto Flip Franssen

Klassieke studieboeken

Op de tweede verdieping van de school zitten Jip (15) en Manoj (16) te werken op hun laptops. Trots laat Manoj zijn meest geslaagde challenge zien: een zelfgebouwde website en online leeromgeving voor Agora-leerlingen. Manoj zit op vmbo-t en probeert in te stromen op havo-niveau. Later wil hij graag rechten studeren. „Ik heb enorm getwijfeld of ik op deze school moest blijven”, vertelt hij. „Ik was bang dat ik het niet zou halen. Ook al hielpen de coaches me om opdrachten af te ronden; ik wilde gewoon weten of ik het goed deed.” Manoj kreeg geen toetsen.

Door de aangepaste leerwijze in de onderbouw zou overstappen naar een andere school lastig zijn, merkte Manoj. Een Agora-leerling zou al snel een compleet jaar over moeten doen, omdat hij het reguliere lesprogramma en bijbehorende vakken niet heeft gevolgd.

Manoj besloot te blijven en heeft zijn eigen methode gevonden. Hij is „fan” van klassieke studieboeken. Die kan hij uitlezen, zo weet hij wanneer hij de stof beheerst. En het werkt rustiger.

Jip en Manoj zitten nu in de bovenbouw en hebben hun eindexamenvakken gekozen. De week bestaat opeens uit een rooster. Dat is hard werken, vinden ze. Ze houden minder vrije tijd over, de focus ligt op het te halen eindniveau. „Het is een hele omschakeling”, zegt Manoj. „Je slaat de onderbouw eigenlijk over. Nu kom je in een heel reguliere sfeer met lessen terecht.”

Jip, die ondertussen oefent met economiesommen: „De bovenbouw is een stuk serieuzer. Ik heb wel challenges gedaan, maar voor mijn gevoel heb ik een achterstand met de lesstof.”

De verantwoordelijkheid om aan de bel te trekken ligt dan bij de leerling. De een gedijt daarbij, de ander blijft zoekende. Als Berni Drop denkt aan hoe haar eigen kinderen het zouden doen op een school als Agora, zegt ze: „Een was afgeknapt, twee hadden gefloreerd.”

Minder vrijblijvend

Vernieuwende scholen besteden veel aandacht aan kennis en vaardigheden die niet in het centraal examen worden getest, zegt schoolbestuurder Jan Paul Beekman van Spinoza20first. Dat is de reden voor het lagere slagingspercentage op deze school, denkt hij. „Het toewerken naar het examen begon bij ons te laat”, zegt Beekman. Vandaar dat de school nu meer verplichte vakuren geeft in de bovenbouw. „Het wordt minder vrijblijvend. Dat vind ik jammer, maar kinderen moeten wel de kans krijgen goed te slagen.”

„Wat is een goede school?”, vraagt Verheul van Alasca zich af. „Er zijn scholen die kinderen in het voorlaatste jaar niet meer laten overgaan om een hoger slagingspercentage te halen. Dat maakt nog geen goede school. De inspectie kijkt ook naar de doorstroom van leerlingen door de jaren heen: daarin scoren wij goed.” Alasca wil vanwege het lagere slagingspercentage niet gelijk het roer rigoureus omgooien. Wel wordt gekeken naar andere accenten in het curriculum of het oefenen van meer examens.

Voor vernieuwende scholen blijft het eindexamen een puzzel. „Het schuurt tussen de autonomie die de leerlingen hebben op school en het hoepeltje waardoor ze moeten springen voor het examen”, zegt rector Babs Sirach van het Amsterdamse Spinoza20first-college.

Volgens Verheul werkt Alasca goed voor studenten die moeite hebben met het stramien van traditioneel onderwijs. „We hebben bovengemiddeld veel leerlingen met wat leerproblemen worden genoemd: autisme, dyslexie of meervoudige begaafdheid.”

Leerlingen aan het werk op het Montesori College Agora.
Foto Flip Franssen

Volgens Sirach en Verheul zou een examen „op maat” een oplossing bieden voor leerlingen van experimenteel onderwijs. Een leerling die examen doet op havo, maar uitblinkt in wiskunde zou bijvoorbeeld dat vak op vwo-niveau kunnen afsluiten. Dat zou voor elke middelbare scholier goed kunnen werken. Daar sluit Spinoza-schoolbestuurder Jan-Paul Beekman zich bij aan: „Je doet nu examen op het niveau van het vak waar je het minst goed in bent.” Alasca brengt dat dit jaar ook in de praktijk: 14 procent van de havisten is geslaagd met zo’n zogenoemd ‘maatwerkdiploma’.

Voor toetsen heb je zitvlees nodig, zegt Sirach. „Onze vwo-lichting heeft dat erg gevoeld. Hun eerste jaren waren vrij en open. Ze konden zelf bepalen wanneer ze hun toetsen maakten.” In de eindexamenperiode viel die keuzevrijheid weg. Bij Spinoza20First kijken ze nu hoe het beter kan, maar twijfelen over de juiste aanpak. „Examens maken is ook een trucje”, zegt Sirach. In hoeverre moeten we dat aanleren?”