De feiten, wat leken ze onbetwistbaar. Met grof geweld bestormden aanhangers van Donald Trump op 6 januari 2021 het hart van de Amerikaanse democratie. Aangemoedigd door de verslagen president. Maar er zijn drie jaar verstreken. En wat de hele wereld toen met eigen ogen kon zien, hééft gezien, daarover zijn miljoenen Amerikanen gaan zeggen dat het helemaal niet is gebeurd. Althans niet met veel geweld, niet om de democratie te saboteren.
Tegen beter weten in? Of zijn ze het echt gaan geloven? Nog maar 18 procent van de Republikeinen vindt blijkens een recente peiling dat de bestorming „grotendeels gewelddadig” was – tegen twee jaar geleden 26 procent. Nog maar 31 procent van de Republikeinen vindt dat Biden rechtmatig gekozen is, dat was twee jaar geleden 39 procent. Hoe de waarheid is verdoezeld is geen geheim. Trump zelf heeft er hard aan gewerkt en partijgenoten in het Congres willen de kwestie liefst zo snel mogelijk vergeten. Zelfs politici die tijdens de bestorming moesten rennen voor hun leven steunen Trump nu in zijn verkiezingscampagne.
Wat zeggen die Congresleden thuis, in gesprek met hun partner of hun kinderen, die ook niet gek zijn, die ook gezien hebben hoe de ruiten van het Capitool werden ingebeukt en agenten met vlaggenmasten werden geslagen? Gezinsleden die ook gehoord hebben hoe geroepen werd dat vicepresident Pence moest worden opgehangen? Wat zeggen die politici tegen zichzelf? „Ik moet wel”? Of: „Ik ben gaan inzien dat Biden de verkiezingen écht gestolen heeft, de bestorming van het Capitool viel heus wel mee – en bovendien zat de FBI erachter”?
„De mensen geloven wat ze willen geloven”, zegt een hoge rechter in de beklemmende roman Metropol van de Duitse schrijver Eugen Ruge. Het boek speelt zich grotendeels af in de Sovjet-Unie, ten tijde van Stalins Grote Terreur in de jaren dertig van de vorige eeuw. Rechter Wassili Wassiljewitsch Ulrich (die echt heeft bestaan) zit de showprocessen voor waarin vermeende tegenstanders van het regime terecht staan. Ze biechten dingen op die ze nooit hebben gedaan. Ze gaan mee in de paranoïde complottheorieën van het regime. De rechter veroordeelt de een na de ander ter dood, zonder werkelijk bewijs, met lak aan de waarheid. Hij is een cynicus, tegen zichzelf zegt hij dat hij nergens in gelooft. Over de overtuigingen van anderen maakt hij zich geen illusies.
„Nee, het geloof van mensen hangt niet van feiten af, niet van bewijzen”, mijmert hij. „Erger nog; je kan ze feiten leveren, je kan ze weerleggen, het helpt niets. In tegendeel: wie iets wil geloven, vindt wel een manier. Hij zal de dingen net zo lang draaien en keren, tot ze weer in zijn overtuiging passen. Zijn intelligentie zal daarbij geen obstakel zijn, maar hem juist helpen.”
Onder het stalinisme verloochenden mensen de waarheid uit angst. Eén verkeerd woord kon hun leven in gevaar brengen. Tijdens een zitting denkt de rechter: „Als deze aangeklaagden nu zouden opstaan en de waarheid zouden zeggen, alle zestien… dan zouden ze Stalin ten val brengen.” In de VS volgt niemand de leugens van Trump uit angst voor zijn leven. Maar als zestien prominente Republikeinen de moed zouden hebben zonder omhaal de waarheid te zeggen – over Trump, de verkiezingen van 2020 en wat er op ‘6 januari’ gebeurde, dan zou alles er anders uitzien – zijzelf ook.