Deze klassieker over bantoe-filosofie laat zien hoe statisch de Europese filosofie is

Recensie Boeken

Ubuntu Een heruitgave van de invloedrijke en omstreden klassieker Bantoe-filosofie van de Vlaamse missionaris Placied Tempels vormt een waardevolle bijdrage aan de kennis over koloniale geschiedenis. Het boek gaf een impuls aan studies naar Afrikaanse filosofie.

Missionaris in voormalig Belgisch Congo geeft leesles in de eigen taal aan de jezuïetenschool van Kwango, 1930.
Missionaris in voormalig Belgisch Congo geeft leesles in de eigen taal aan de jezuïetenschool van Kwango, 1930. Foto Roger-Viollet / Hollandse Hoogte

Over de vraag wat filosofie is, kun je eindeloos je hoofd breken – en al helemaal over de vraag wat eigenlijk typisch Afrikaanse, Chinese of Europese filosofie is. Zijn die bijvoeglijk naamwoorden een geografische aanduiding (de plaats waar het vak wordt beoefend), een nationale of etnische, of een inhoudelijk oordeel (over een soort filosofie)?

Onder Afrikaanse filosofen – werkzaam aan of opgeleid aan Afrikaanse universiteiten – woedde daar tijdens en na de dekolonisatie van het continent een levendig debat over, dat bij tijd en wijle opflakkert. Vaak draaide dat om de classificatie van traditionele wijsheid, politieke-of nationalistische theorievorming en ‘puur’ academische wijsbegeerte. Wat de discussie ingewikkelder maakte is dat pre-koloniaal Afrika geen schriftcultuur kende, ook niet op de terreinen die nu filosofie heten. Vroege Afrikaanse wijsgeren als de beroemde Zera Yakob (1599-1692), wel vergeleken met Descartes, waren al sterk beïnvloed door christelijke en Arabische theologie en filosofie.

Missionaris in Belgisch Congo

Voor de Vlaamse missionaris Placied Tempels (1906-1977) was dat bezwaar niet onoverkomelijk. Tempels, die vanaf de jaren dertig werkte als missionaris in Belgisch Congo, verzamelde daar uit orale overlevering materiaal voor een boek dat invloedrijk én omstreden zou worden. In het beknopte, toegankelijk geschreven Bantoe-filosofie (1946) bracht hij op basis van zijn onderzoek het wereldbeeld van de Bantoe in kaart, met hoofdstukken over kennis, ethiek en psychologie. In dat ‘systeem’ staat de notie van een force vitale centraal, een ‘levenskracht’ die de hele werkelijkheid beheerst en die kan toenemen of afnemen. De Bantoe leven volgens Tempels in een dynamisch universum en niet in de opgeruimde kosmos van Europese filosofen waarin dingen als meubilair op hun plaats staan tot iemand ze verschuift.

Bantoe-filosofie, verschenen in 1946, bracht een hausse aan publicaties op gang over ‘Afrikaans denken’. Tempels werd zelfs een ‘grondlegger van de interculturele filosofie’, meldt de nieuwe Nederlandse uitgave van deze Vlaamse klassieker. Tegelijk was het boek ook meteen controversieel en werd het bekritiseerd als een katholiek gekleurde vervorming van de koloniaal-Afrikaanse realiteit.

Bijna tachtig jaar later is de blijvende waarde van Tempels werk in elk geval dat hij een grote hoeveelheid verhalen en wijsheden verzamelde die inzicht geven in het denken van zijn gesprekspartners over leven, dood, ziekte en het bovennatuurlijke. Maar is het ook ‘filosofie’? Ja, zegt Tempels, want het is een systematische reflectie op de werkelijkheid, met een eigen ontologie (zijnsleer) en epistemologie (kennisleer).

Tal van Afrikaanse en andere critici hebben daar grote vraagtekens bij geplaatst. Het metafysische beginsel dat Tempels aan de Bantoe toeschrijft, de ‘levenskracht’, hoort bij wat ooit ‘animisme’ werd genoemd, het geloof dat alles wat bestaat bezield is. Maar filosofisch is dat nog zo vaag dat het ook doet denken aan het Chinese chi, het Indiase brahman of het Griekse energeia. Of zelfs, eigentijdser, op ‘the Force’ in Star Wars. Hoe werkt die ‘kracht’ precies, en hoe kunnen we dat weten?

Geen monopolie

Nog meer knelt Tempels’ idee dat het Bantoe-denken heel anders is dan de statische Europese filosofie. Verandering ligt bij hen besloten in de aard der dingen, aldus Tempels, en komt niet pas ‘van buitenaf’, zoals in de westerse metafysica. Maar slaat die harde tegenstelling ergens op? Tempels zelf staat in de traditie van christelijke metafysica die teruggaat tot Thomas van Aquino en – via hem – naar de ‘meester’ Aristoteles. Daarin gelden ‘potentie’ en ‘act’ als kernbegrippen, de overgang van mogelijkheid naar werkelijkheid die overal in de Schepping aan te treffen is. Bij de thomisten is alleen God, de Schepper zelf, actus purus, een volledig gerealiseerd wezen. En dan hebben we het niet over veel modernere Europese filosofen: Hegel, die de werkelijkheid analyseerde als de dialectische, historische zelfontplooiing van de Geist. Of Schopenhauer en Nietzsche, die in alles een driftige ‘Wil’ aan het werk zagen. Kortom, de Tempels-Bantoe hebben niet echt het monopolie op het idee van een dynamisch universum.

Lees ook: recensie over essay van Aimé Césaire

Dat beseft Tempels zelf ook wel; een van zijn motieven voor dit boek is nu juist de wens een harmonie tot stand te brengen tussen de Bantoe-filosofie en zijn eigen christendom. ‘Met vreugde’ stelt hij vast dat Afrikaanse principes ‘helemaal één zijn met de kern van de christelijke opvatting van leven’, schrijft Angela Roothaan, universitair hooddocent aan de Vrije Universiteit, in haar heldere inleiding. De Bantoe-filosofie, meende Tempels, is ‘net als die van ons, niets anders dan het natuurlijke verstandelijke kennen of begrijpen van de wezens volgens hun natuurlijke toestand’. En dan helpt het als je die vrome boodschap er zelf al wat in hebt gelegd.

Bantoe-filosofie is kortom een sterk programmatisch boek. Tempels wilde de Bantoe recht doen contra het koloniale idee dat ‘primitieve’ Afrikanen niet in staat waren tot filosoferen of zelfs denken. Tegelijk gebruikt hij hen zelf ook weer, om een christelijke metafysica te steunen in polemiek met het moderne, seculiere westerse wereldbeeld. In Europa moet tegenwoordig ‘strijd worden gevoerd’, schrijft hij, om te bewijzen dat de ‘natuurlijke’ filosofie van het christendom de basis van de beschaving is; maar de Bantoe wéten dat in hun ongereptheid gelukkig nog.

Geen wonder dat latere Afrikaanse schrijvers weinig gecharmeerd waren van Tempels’ aanpak. Frantz Fanon en Aimé Césaire fulmineerden in de jaren vijftig al tegen zijn boek, omdat het afleidde van de miserabele realiteit van gekoloniseerd Afrika. Academische filosofen als Paulin Houtondji en Kwasi Wiredu, die zich nadrukkelijk in een universele intellectuele context plaatsen, moesten niets hebben van Tempels ‘etnografie met filosofische pretenties’ (Houtondji). Zij zagen het boek als een voortzetting van het kolonialisme met andere middelen.

Herwaardering

Maar de tijden veranderen. Inmiddels wordt Tempels werk milder bekeken en heeft het de laatste decennia zelfs een zekere herwaardering beleefd. Onder de vernislaag van Thomas van Aquino toont zich volgens welwillende lezers een mens- en wereldbeeld dat het predikaat ‘filosofisch’ zeker verdient. Metafysica ligt ‘in het hart van Afrikaans denken’, meent bijvoorbeeld de filosoof Kwame Gyekye, die het wereldbeeld van de West-Afrikaanse Akan filosofisch analyseerde. ‘Net als anderen reflecteerden Afrikaanse volken over fundamentele vragen naar het bestaan, God, personen, het kwaad, de vrije wil’, aldus Gyekye.

Uiteraard is dat een waar woord – al blijft het bezwaar van Houtondji en Wiredu staan dat academische filosofie, het systematisch (en met logica) nadenken over kennisvragen, iets anders is dan levenswijsheid, religieuze overtuigingen of algemeen-menselijke intuïties over de aard van de kosmos. Het doet niets af aan respect voor inheemse tradities om dat onderscheid te blijven maken. Eurocentrisch is het evenmin: ook India, China en de islamitische wereld kennen eeuwenoude, strenge en formele wijsgerige tradities, georganiseerd in scholen en neergelegd in canonieke teksten.

Met die kanttekening is deze editie een waardevolle bijdrage aan kennis van koloniale geschiedenis – en van Afrikaanse levensbeschouwelijke reflectie, die mede dankzij het begrip ubuntu, op een groeiende belangstelling mag rekenen.

De hertaling in modern Nederlands van Roothaan is voortreffelijk, al zal het (beredeneerde) behoud van een term als ‘primitieven’ soms storen. In haar inleiding merkt zij op dat de neerbuigende toon over de Bantoe veel sterker is in de Franse en Engelse versies van Tempels’ boek dan in zijn Nederlandse tekst. Nog een teken dat het de missionaris menens was met zijn pleidooi om hen voor vol aan te zien, ook als denkers.