Deze favoriete oude Franse auto’s van goudsmid Wendy Roelofs hebben allemaal iets eigenwijs

Het atelier in Amsterdam van goudsmid Wendy Roelofs (44) heeft iets van een automuseum. Aan de muur ingelijste prenten van Franse oldtimers, een letterbak vol miniatuurautootjes, en een heus portier. Die rode deur viel uit de scharnieren van de auto die Roelofs in 2000 als student kocht en die sindsdien haar vaste vervoermiddel is: een Citroën 2CV uit 1987. Om haar nek een hanger met een kleine 2CV van haar eigen merk Arqadia, om een vinger een ring met het profiel van een autoband.

Tot haar frustratie hebben vandalen haar geliefde ‘Eend’ onlangs in een parkeergarage vernield: de carrosserie vol deuken geschopt, koplampen en ramen ingeslagen en zelfs de set met reservelampjes vertrapt. Gelukkig, zegt Roelofs, kreeg ze van vrienden nieuwe onderdelen voor haar oldtimer aangeboden. Haar 2CV (met inmiddels 230.000 km op de teller) is nu opgeknapt en wacht op een apk-keuring. Daarna zal ze met de auto inclusief aanhanger naar een oldtimerbeurs in het Duitse Essen rijden. Als enige vrouwelijke standhouder in de ‘Kunst-allee’ van de beurs zal Roelofs daar haar zelfgemaakte, autogerelateerde sieraden aanbieden: armbanden, hangers, manchetknopen en sleutelhangers met zilveren schaalmodellen. Keuze uit zo’n zeventig verschillende oude auto’s. Sommige zijn massief, andere zijn uit losse onderdelen samengesteld. Dat laatste is een arbeidsintensief proces, zegt Roelofs. Maar dan kunnen wel de wielen draaien, en soms kan ook de motorkap open.

Foto Roel Siebrand

Franse klassiekers zijn haar grote liefde, maar ze heeft ook veel niet-Franse modellen gemaakt. Uit een grote doos met meer dan honderd zilveren auto’s, de kleinste nog geen centimeter groot, haalt ze twee Kevers, de oer-Volkswagen. „Kijk, dit is de Bril Kever, het allereerste model”, zegt ze, wijzend naar de twee ieniemienie achterruitjes. En dan zet ze een andere Kever op de top van een vinger: „Een 1300, uit de jaren zeventig, met één grote achterruit.”

196910: Peugeot 504 coupé

Wendy Roelofs: „Auto’s die ik leuk vind hebben vaak iets eigenwijs. Dat geldt ook voor deze door Studio Pininfarina [een Italiaanse ontwerpbureau] ontworpen coupé. Met die dip in de motorkap is hij heel anders dan de gewone 504. Meer een gentleman- en minder een burgermansauto. Een typische mannenauto.

„Nee, rijden in oude auto’s is niet gevaarlijker dan in moderne auto’s. Een auto is zo veilig als de bestuurder. Automobilisten in zo’n twee ton wegende moderne auto wanen zich vaak onaantastbaar. Dat zijn niet per se de beste chauffeurs. Mijn vader was politieman. Van hem leerde ik dat iemand zonder angst gevaarlijk is. In mijn Eend [leeg gewicht 560 kilo] ben ik zo kwetsbaar als een motorrijder op vier wielen. Achter het stuur moet ik dus ver vooruit kijken.”

19789: Citroën Acadiane

„De Acadiane is in zijn tijd vaak verguisd. Te vierkant en de koplampen in de spatborden waren volgens velen lelijk. Maar onder werklieden was het model populair. In mijn vriendenkring zijn veel Acadiane-liefhebbers. We hebben een nepclub opgericht: de OOAC, de One and Only Acadiane Club. Als je er eentje hebt, of van dit model houdt en de naam goed kunt spellen, mag je lid worden. Als we een Acadiane zien, geven we de berijder een sticker en benoemen we die tot lid 2400-en-zoveel, een running gag. In heel Europa hebben we zo leden gemaakt. Haha.

„In Acadianes heb ik mijn belangrijkste reizen gemaakt. In 2006 van Amsterdam naar Gambia, en in 2018 ’s winters op en neer naar Moermansk.”

19598: Panhard PL17

„Een heel eigenwijze auto. Alles aan deze auto is bijna rond, zelfs de deurlijnen. En de voor- en achterkant zijn vrijwel identiek. Ik zag deze auto voor het eerst bij de Salon Champenois, een autobeurs in Reims. Hij stond op de bezoekersparkeerplaats. Die is bij autobeurzen vaak net zo interessant als de beurs zelf. Deze auto is redelijk zeldzaam. In Nederland kwam ik laatst de stationwagenversie tegen. Die is nóg zeldzamer.

„Dit is een van de twee modellen uit deze top tien die ik nog niet in zilver heb gemaakt. Met de Panhard PL17 ben ik wel bezig. Ik wil hem groter maken, schaal 1 op 43, ruim tien centimeter lang. Bij een kleiner formaat komen de ronde deurlijnen niet goed uit.”

19807: Renault 5 Turbo

„De Renault 5 is zo’n auto die net wel, net niet bij mijn jeugd hoort. Een enorm succesnummer. Van de 5 produceerde Renault tussen 1972 en 1996 in totaal 7,3 miljoen exemplaren. Acht jaar na de introductie kwam de Turbo, een rally-versie met een middenmotor in plaats van de motor voorin. Vooral aan de achterkant was de 5 Turbo heel dik gemaakt, met bizar grote wielkasten en luchthappers. Dit razendsnelle autootje is in de jaren tachtig belangrijk geweest voor de rallysport.

„Een vriend van me had er vroeger eentje. Dat ding klonk als een opgevoerde stofzuiger. Als tiener vond ik het een raar model. Maar nu kan ik dit licht puberale autootje wel waarderen. Het model heeft iets kinderlijks. Peter Pan, zeg maar, de jongen die niet wilde opgroeien.”

19486: Talbot Lago T26 Grand Sport Coupe Saoutchik

„Deze auto zag ik lang geleden voor het eerst op de AutoRAI. Het Louwman Museum [een museum voor automobielen in Den Haag] had een stand met deze auto. Ik herinner me goed hoe ik met twee vrienden misschien wel vijf rondjes rond deze auto heb gelopen. Zo mooi, vonden we. Wat auto’s betreft hebben we alle drie dezelfde smaak. Steeds wezen we elkaar op nieuwe bijzonderheden.

„Talbot was een Frans automerk dat tussen 1935 en 1960 actief was. Jacques Saoutchik, een uit Wit-Rusland gevluchte meubelmaker die in Parijs een carrosseriebedrijf oprichtte, ontwierp de koets. Zijn vormtaal, met die extravagante, bijna wulpse vormen, is heel herkenbaar. In het arme naoorlogse Europa was voor zulke kostbare auto’s nauwelijks nog markt.”

19365: Panhard Dynamic

„Typerend aan de Panhard Dynamic zijn de raampjes in de extreem brede A-stijlen [de dakstijlen tussen de voorruit en de voorportieren]. Die zaten er om de bestuurder goed zicht te geven. Ik leerde deze auto kennen door de affiches van Alexis Kow, de uit Rusland afkomstige reclamekunstenaar die dertig jaar voor Panhard werkte. Bij mij thuis hangt een originele prent met deze auto. Die affiches zijn in typische art-decostijl, met veel vaart erin.

„Het Louwman Museum heeft een exemplaar van de Dynamic. In werkelijkheid is dit model wat minder indrukwekkend dan op de affiches. Omdat-ie in het museum in een verdomhoekje staat vallen de raampjes in de A-stijlen niet eens erg op. Een beetje plompe auto. Maar op die oude reclamecampagnes dus echt een schoonheid.”

19584: Citroën ID 19 Break

„Vanaf nu komen alleen nog Citroëns. Dat is echt mijn merk geworden. Iedereen noemt altijd de DS, de Snoek. Ik vind de ID mooier. Dat is een eenvoudigere en goedkopere versie van de DS, met een iets vriendelijkere neus. En de Break, zoals de stationwagens bij Citroën heten, vind ik de mooiste modelvariant. In mijn parkeergarage staat er eentje in het grijs, waanzinnig mooi. Die gebruik ik soms als fotomodel, als achtergrond voor mijn zilveren Breaks.

„Nee, mijn autosieraden worden zeker niet alleen door mannen gekocht. Ik denk dat de helft van de klanten uit vrouwen bestaat. Wat ik wel vaak meemaak is dat mannelijke beursbezoekers niet kunnen geloven dat ik als vrouw die sieraden maak. Daar maak ik dan een grap over. Ik probeer de wereld wel een beetje op te voeden.”

19703: Citroën SM

„De SM moest een sportieve opvolger van de DS worden. Een coupé dus. Tweedeursauto’s zijn best onhandig, de eerste stap van een burgerauto naar een sportwagen. Technisch gezien was de SM een rampauto, met veel mankementen. Gelukkig zijn er een paar Citroën-specialisten die goed raad weten met dit model. En tegen roest is tegenwoordig goed wat te doen. Je kunt oude auto’s laten galvaniseren, heb ik met mijn Eend ook laten doen.

„Wat betreft vormgeving is de SM een typische jarenzeventigauto. Naar de achterkant versmalt hij steeds meer. Een gay vriend van me zei het eens mooi: precies zoals een mannen-lichaam moet zijn, breed van boven en smal van onderen.”

19852: Citroën CX GTi 2

„De CX vond ik maar een rare jaren-zeventigauto. Tót mijn toenmalige vriend er twintig jaar geleden eentje kocht en ik in zijn auto mocht rijden. Eerst gaf hij me een rijles; het is een auto met een gebruiksaanwijzing. Als je in bochten niet beide handen aan het stuur hebt rijd je rechtdoor.

„Ik was een jaar of 25 en moest een tijdje dagelijks van Rotterdam naar Den Bosch, naar de kunstbeurs daar. Met zo’n GTi was ik er zo; je hoeft je voet maar boven het gaspedaal te houden en hij schiet vooruit. Als ik voor de deur uitstapte in mijn mantelpakje zag ik mensen kijken: wat doet dat meisje in zo’n gigantische auto? Als ik me een tweede auto kon permitteren wist ik het wel.”

19701: Citroën 2CV 6

„Mijn moeder had een Deux Chevaux. Die auto heeft mijn liefde voor het merk gewekt. Omdat ik haar auto altijd mocht lenen, wilde ik haar een nieuwe bumper cadeau doen. Die bleek ik eenvoudig zelf te kunnen monteren. Lekker makkelijk. Die vrijheid, de autonomie van de Deux Chevaux-rijder, vond ik belangrijk. Dus toen ik als student een auto kon kopen werd het ook een Eend. Een garagebedrijf in de buurt wist er eentje te staan met slechts 23.000 kilometer op de teller.

„Mijn Eend heb ik altijd zelf onderhouden. Kleppen stellen, lampjes vervangen, een vastgelopen startmotor aan de praat krijgen, ik heb zelfs eens het motorblok vervangen door een gereviseerd exemplaar. Achter in mijn auto ligt altijd een mandje met reserve-onderdelen en een gereedschapskistje. Helaas vonden de vandalen die mijn auto onlangs vernielden dat kistje. Met mijn eigen hamer hebben ze vermoedelijk de ruiten ingeslagen.”