Deze burgemeester ging stage lopen in een psychiatrische kliniek

Iedere Oudjaarsavond van Reinie Melissant verloopt hetzelfde. Het is voor burgemeesters het risicovolste evenement van het jaar, weet de ervaren bestuurder – zes jaar burgemeester van Korendijk, inmiddels ook zeven jaar van Gorinchem. Dus schuift ze als hoeder van de openbare orde rond een uur of negen ’s avonds aan bij de briefing van de hulpdiensten. Hoe is de situatie in de stad? Waar is het al misgegaan? Waar kán het nog misgaan? Daarna stapt ze achter in een politieauto om van het ene incident naar het andere te racen.

Maar de jaarwisseling van 2019 op 2020 was anders, vertelt Melissant jaren later op haar werkkamer in het Gorinchemse stadhuis. Of althans: wat die avond gebeurde, zou voorgoed veranderen hoe Melissant naar haar ambt kijkt.

Rond middernacht komt de melding binnen. Op de Banneweg, een kilometerslange straat die de stad verbindt met de snelweg, loopt een vrouw op blote voeten. Ze draagt een pyjama en houdt een pluche konijn vast. Melissant weet direct om wie het gaat. Een naam of gezicht kent ze niet, de casus wel, zoals van wel meer verwarde personen die op het gemeentehuis besproken worden. De vrouw heeft een „voorgeschiedenis met misbruik” en neemt vaker in verwarde staat de benen uit de kliniek.

Als het de politieagenten niet lukt de vrouw hun bus in te krijgen, probeert Melissant het. Vrouw tot vrouw, dat werkt wél. Als de verwarde vrouw eenmaal gekalmeerd op de achterbank plaatsneemt en hoort naast wie ze zit, vraagt ze aan Melissant: „Weet u wel wat u mij aandoet als u een crisismaatregel neemt?”

Goddelijk vermogen

Burgemeesters hebben verregaande bevoegdheden, van het sluiten van woningen tot gebieden aanwijzen waar iedereen gefouilleerd mag worden, maar geen bevoegdheid gaat zo ver als het opleggen van een crisismaatregel. Met een bijna goddelijk vermogen mag de burgemeester daarmee iemand per direct de vrijheid ontnemen en in een psychiatrische kliniek laten opnemen. De toename van het aantal verwarde personen voedt het gebruik ervan. Jaarlijks besluiten burgemeesters zo’n tienduizend keer dat iemand een te groot gevaar is voor zichzelf of voor de omgeving en daarom verplichte zorg moet krijgen, per direct. Melissant wordt maandelijks een à twee keer gebeld door een psychiater met zo’n verzoek.

In Gorinchem gaat het dan bijvoorbeeld over iemand die op de Merwedebrug staat en naar beneden dreigt te springen. Of iemand die door drugsgebruik in een psychose is gekomen. Of die dement is en ineens z’n partner aanvalt. Melissant weet jarenlang niet beter dan dat ze vrijwel direct instemt met zo’n maatregel. De psychiater, denkt ze, heeft de patiënt grondig onderzocht en weet vast wat het beste is. Ook de vrouw die van de Banneweg wordt gehaald, is vaker verplicht opgenomen.

Op Oudjaarsavond kan de vrouw, eenmaal gekalmeerd, worden teruggebracht naar haar kliniek. Maar de vraag die ze stelde, laat Melissant in de maanden daarna niet los. Eigenlijk heeft ze géén idee wat ze doet wanneer ze iemand met een pennenstreek tot opsluiting veroordeelt. Geen idee hoe die opsluiting eruitziet. Geen idee of die helpt. En vooral: geen idee of ze eigenlijk wel het goede doet.

Eigenlijk heeft Melissant géén idee wat ze doet wanneer ze iemand met een pennenstreek tot opsluiting veroordeelt

Maanden later spreekt Melissant toevallig haar collega Jan de Vries, burgemeester van Sliedrecht. In zijn gemeente zit een Centrum voor Spoedeisende Psychiatrie, waar patiënten op zijn bevel kunnen worden opgenomen in extra beveiligde kamers. Ze krijgen dan ‘antischeurkleding’ aan, zodat ze zichzelf niet kunnen wurgen. Behandelaars moeten dan elk kwartier in het systeem zetten hoe het met de patiënt gaat. Zware zorg, met andere woorden.

De Vries vertelt Melissant dat hij binnenkort met psychiaters en psychiatrisch verpleegkundigen zal spreken. Melissant vertelt hém over de ervaring met Oudjaar. Mag zij niet aanschuiven, gewoon, uit interesse?

Buitenstaanders niet welkom

Het verhaal van de verpleegkundigen fascineert Melissant. Hoe ze patiënten soms totaal van de wereld binnenkrijgen en weer bij zinnen proberen te krijgen. Hoe alles in de kliniek er zó op is ingericht dat patiënten zichzelf en de behandelaars geen schade kunnen toebrengen. Maar een paar dagen meekijken op zo’n afdeling mag niet. Geen enkele buitenstaander is er welkom, de risico’s zijn te groot. Daar, vertelt het hoofd van de verpleegkundige dienst, mogen alleen gediplomeerde verpleegkundigen komen.

Melissant is altijd geïnteresseerd geweest in de wereld buiten het gemeentehuis. Elke week wil ze op werkbezoek: bij welzijnsorganisaties, bij uitvoeringsdiensten, bij burgers die zélf iets organiseren. Daar ziet ze hoe de „systeemwereld” soms botst met de „leefwereld”.

Laatst nog was ze bij een stichting die kwetsbare personen helpt door hen meubels te laten restaureren. En ópbloeien dat DIE mensen doen! Vluchtelingenwerk, politie, reclassering: allemaal weten ze de lokale non-profitorganisatie te vinden. Maar als ze om een eenmalige subsidie van 50.000 euro vragen, zegt de systeemwereld: kán niet, welzijnswerk moet aanbesteed worden.

Moet wél kunnen, denkt Melissant.


Lees ook
Eindelijk durfde L. weer iemand te vertrouwen. En toen moest de kliniek dicht

Eindelijk durfde L. weer iemand te vertrouwen. En toen moest de kliniek dicht

Coronapandemie

Een burgemeester, rekende het Genootschap van Burgemeesters eens uit, werkt gemiddeld zo’n 58 uur per week. Dat klopt, merkte Melissant toen ze haar uren begon bij te houden. Daar verandert weinig aan als in de maanden na de ontmoeting in de politiebus de coronapandemie uitbreekt. Maar in die periode vallen de weekenden plots vrij van sportwedstrijden, culturele evenementen en openingen waar de lokale bevolking graag haar burgemeester ziet opdraven. Ineens heeft Melissant tijd.

Na een half jaar wikken en wegen besluit ze het gewoon te doen, een avondopleiding tot verpleegkundige. In de zorg ziet ze de botsing van werelden nog beter. Melissant begint met een stage in de thuiszorg. Dan hoort ze tijdens bestuurlijke overleggen – het is nog middenin de pandemie– bestuurders zeggen dat er aan persoonlijke beschermingsmiddelen geen tekort is. En dan kan zij zeggen: „Ho eens jongens, in de thuiszorg zijn er ámper mondkapjes hoor”.

Ze ziet deze botsing ook tijdens een andere stage, in een lokaal verpleeghuis, op de afdeling geriatrische revalidatiezorg. Dan moet een patiënt naar Rotterdam voor een diagnose.

De systeemwereld zegt: dat moet de man via zijn netwerk zelf doen.

De leefwereld constateert: de man hééft geen netwerk, niemand kan hem rijden.

Systeemwereld: de afspraak vervalt en de zorgverzekeraar besluit dat er geen behandeling kan plaatsvinden.

Leefwereld: man in tranen, verpleegkundigen verdrietig.

Maar Melissant denkt aan de ‘automaatjes’ die er sinds kort in de gemeente zijn; lokale vrijwilligers die mensen ergens heen kunnen rijden. En regelt de aansluiting met het verpleeghuis.

Tijdens haar stage in de kliniek heeft ze sneakers aan, zodat ze snel kan rennen als het nodig is

Of neem de oudere Turkse en Marokkaanse vrouwen, in de jaren zestig hierheen gekomen en nooit echt Nederlands geleerd. Overdag is er familie bij hen; ’s avonds zijn er alleen de verpleegkundigen. Communiceren lukt dan niet. Zegt een van hen: „Wat als we een iPad met Google Translate gebruiken?” Toevallig weet Melissant dat er op het stadhuis nog wat ongebruikte tablets liggen, dus zij naar de ict-afdeling en daarna naar de rest van het college. En geregeld.

Of, of, of: Melissant kan wel even doorgaan met voorbeelden waar ze de systeemwereld ziet botsen met de leefwereld en ze een brug probeert te slaan. Natuurlijk zijn de bestuurlijke overleggen belangrijk, vindt ze. Je moet als burgemeester je gezicht laten zien en meepraten. Maar is problemen oplossen door verbindingen te leggen niet óók het werk van een bestuurder? Het gaat om wat ze „perspectievenrijkdom” noemt. Met elk gesprek en elk werkbezoek wordt die vergroot. Dát maakt je een betere bestuurder.

Omringd door patiënten

Pas in het derde studiejaar komt Melissant waar ze wilde zijn toen ze op die dag in het voorjaar van 2020 in het Centrum voor Spoedeisende Psychiatrie met een verpleegkundige sprak. Ze kan drie weken achter elkaar als stagiair diensten draaien in de Sliedrechtse kliniek. Is ze een dag vroeg klaar op het gemeentehuis, dan doet ze ’s avonds een korte dienst. Sneakers aan, zodat ze snel kan rennen als het nodig is. Geen lange nagels. Geen sjaaltjes of sieraden. Haar in een staart. En gáán. Heeft de rest van het stadhuis herfstvakantie, dan denkt Melissant: vijf keer acht uur, hoppa.

Omringd door psychiatrisch patiënten komt Melissant al snel tot een geruststellende conclusie. Als ze om zich heen kijkt, dan ziet ze dat iedereen die er verplicht is opgenomen daar ook thuishoort. Niemand zou ze, als het haar inwoners waren, géén crisismaatregel opgelegd hebben. De psychiaters weten wat ze doen. Patiënten worden daadwerkelijk geholpen.

Nee, de vraag van de verwarde vrouw kan ze nog steeds niet beantwoorden – ook niet nu ze inmiddels afgestudeerd is. Hoe kan ze ook weten wat ze iemand écht aandoet als ze een crisismaatregel oplegt? Melissant heeft nooit een psychose gehad. Ze heeft nooit tegen haar zin de deur van de Extra Beveiligde Kamer dicht zien vallen. Ze was nooit een gevaar voor zichzelf of haar omgeving.

Maar ze weet nu wél waar iemand terechtkomt, hoe zo’n kamer eruit ziet. En ze stelt tegenwoordig vragen als psychiaters een patiënt aandragen. Wat is de context? Wat vinden familieleden ervan als iemand wordt opgenomen? Het zou zomaar kunnen dat die zeggen: geef het even twee uur, dan is ‘ie weer normaal. Of geef die en die medicijnen mee. En zijn er kinderen in het spel, dan zorgt Melissant dat er een Veilig Thuis-melding gemaakt wordt. Die kinderen hebben veel meegemaakt, die hebben ook zorg nodig. Ze weet beter waar ze vervolgens ja – het is vooralsnog altijd ja geweest – tegen zegt.

En ze weet nog iets anders. Misschien, denkt ze, is dat wel het belangrijkste. Ze doet het goede.


Lees ook
Tom Klaassen belandde in een ‘zorgvacuüm’ en stierf terwijl nog overlegd werd wie hem moest helpen

Tom Klaassen belandde in een ‘zorgvacuüm’ en stierf terwijl nog overlegd werd wie hem moest helpen