N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Profiel
Prijs voor het beste theaterlied De zware onderwerpen scoren het best, blijkt uit de zes nominaties voor de Annie M.G. Schmidtprijs, de prijs voor het mooiste theaterlied van 2022. Wie zijn de genomineerden?
Zes artiesten zijn genomineerd voor de 31ste Annie M.G. Schmidtprijs voor het beste theaterlied van het voorgaande jaar, een initiatief van het Amsterdamse Kleinkunst Festival en stichting Buma Cultuur. Op 2 april 2023 krijgt de winnaar een bronzen borstbeeld van kunstenaar Frank Rosen en 3.500 euro. De genomineerden zijn: Jan Beuving, Circus Treurdier, Johan Goossens, Musketiers, Flip Noorman en Lisa Ostermann. De jury stelde dat zware onderwerpen het best scoorden. Al zijn er volgens de jury voor de goede verstaander ook „genoeg geestige passages” te vinden. „Geen bulderlach, meer de grijns van ironie en understatement.”
Lied 1
Jamal
In het lied ‘Jamal’ haalt Jan Beuving herinneringen op aan „vervlogen zaterdagen” op het voetbalveld, een jeugd die in het teken stond van vertrouwen in een goede afloop. Hij zingt: „Als Jamal de bal had kwam het goed.”
Het lied komt uit de voorstelling Restante, over zijn christelijke achtergrond en hoe hij zich daar nu toe verhoudt. „Ik zeg ergens: ‘Als kind was God voor mij een soort Jamal, en de wereld was de bal. Dus als God aan de bal was, kwam alles goed.’”
Hij baseerde de tekst op echte jeugdherinneringen aan zijn amateurvoetbalelftal, maar het staat tegelijkertijd symbool voor een universeel gevoel van geborgenheid, zorgeloosheid en nostalgie. Beuving: „Als je grote thematieken wil opdienen, heb je ook ‘luchtige salades’ nodig, is een wijsheid van muzikant Erik Vlasblom. Dit is zo’n verfijnd bijgerechtje.”
Componist Tom Dicke: „Het is geen verhaal met enorme wendingen, het is eigenlijk één plaatje dat in een paar panelen wordt beschreven. Het lied heeft geen refrein, maar wel een terugkerende zin waar elk couplet mee eindigt. Aan mij de uitdaging dat die zin nergens saai wordt, door de lading ervan te veranderen: soms is het een grapje, soms een overdenking. De ene keer las ik een onverwachte pauze in, soms komt ie heel terloops.”
Aan Jamal zelf heeft Beuving het lied nog niet laten horen. „Ergens wil ik mijn herinnering aan hem in stand te houden, in ieder geval zolang ik de voorstelling nog speel. Misschien nodig ik hem uit voor de dernière.”
Lied 2
Goddank
Het koorlied ‘Goddank’ gaat volgens Peter van Rooijen over „iemand die niets verkeerds zegt of doet, maar ervan overtuigd is dat hij de sjaak is zodra mensen weten wat er eigenlijk in zijn hoofd omgaat.” Het nummer werd a capella gezongen in BAAAAAA van Circus Treurdier, een muziektheatervoorstelling over een introvert persoon in een schreeuwerige wereld.
„Ik ben begonnen met de spannendste zin die ik op dat moment kon bedenken: ‘Als ze ooit ontdekken wie ik werkelijk van binnen ben…’ Ik geloof erin dat als onze binnenkant aan de buitenkant zou zitten, 99 procent van de mensheid levenslang zou krijgen.” Dat geldt wat hem betreft zowel voor de introverte ik-figuur als de schreeuwerige meute die het personage opjaagt. „Mensen die snel willen oordelen, zijn doorgaans zelf ook niet zo zuiver op de graad.”
Hij zette een „Kurt Weill-achtige harmonie” onder de liedtekst en gaf dat aan Arthur Wagenaar, die het zou arrangeren. „Arthur heeft het opgepimpt tot een verschrikkelijk ingewikkeld koornummer. Afschuwelijk om te repeteren: de zanglijnen liggen zo dicht bij elkaar en het wordt zo snel vals. Maar als het goed gaat, wordt het lied echt naar een hoger niveau getild.” Die meerstemmige koorzang maakt het lied nog eenzamer, vindt Van Rooijen. „Het zijn stemmen die niet door muziek of omgeving ondersteund worden, losse individuen op open zee. Je voelt dat ze in hun eentje zijn, en in hun eentje bang zijn.”
Lied 3
Briefje
Johan Goossens wilde een lied maken over mantelzorgen, over „het zorgen voor iemand die aftakelt”. Hij maakt het van dichtbij mee bij zijn vader. „Ik vond het een mooi gegeven dat er steeds meer briefjes in huis kwamen te hangen: ‘pap, niet alleen gaan douchen’, ‘niet in je eentje naar beneden lopen’.”
Dat werd het uitgangspunt voor het lied ‘Briefje’, een ingetogen lied over memobriefjes en zorgschema’s, dat hij zingt in zijn programma Kleine pijntjes. „Ik was op zoek naar een nuchtere ingang. Gevaar is dat zo’n lied al snel te sentimenteel wordt, daar wilde ik van wegblijven. Dat mantelzorgen gaat ook over dagelijkse realiteit: muesli, de afstandsbediening, opstaan en gaan zitten, een ander kussentje, poep en plas. Iedereen moet zijn eigen familielid erin kunnen zien. Het helpt ook als je de vertolking ingetogen houdt, zakelijk bijna. De emotie zit in kleine dingen, zoals de vijf uitroepentekens die op een gegeven moment achter de aansporing ‘niet zelf naar beneden’ komen te staan.”
Het maken van het lied hielp hem ook om zijn eigen verdriet een plek te geven. „Of het nu een mislukte vakantie is of de dood van je vader, als dat iets oplevert waarin mensen zich in herkennen of troost in vinden, is dat bijzonder.”
Lied 4
De duistere passagier
‘De duistere passagier’ gaat volgens Bertolf Lentink over „die lul van een vent die altijd met je meereist, die alles probeert te saboteren”. Hij speelde het lied afgelopen najaar met gelegenheidsformatie Musketiers, dat naast hem ook bestaat uit Paul de Munnik, Daniël Lohues en Paskal Jakobsen. Het idee kreeg Lentink jaren geleden tijdens het kijken van de serie Dexter. „Op een gegeven moment zegt Dexter dat hij al die moorden moet plegen van een ‘dark passenger’. Die woorden zijn altijd blijven hangen. Toen we met de Musketiers in een vakantiehuisje gingen schrijven, kwam ik het weer tegen in een documentje met losse zinnen.”
Muzikaal doet het lied denken aan ‘Working Class Hero’ van John Lennon, gecombineerd met Bob Dylan: een traditionele folk-ballad met banjo en mandoline. „Qua taal hou ik erg van alliteraties, zoals drie keer een ‘z’ in ‘Hij zeurt maar krijgt zelf nooit een zin op papier’.” Veel mensen herkenden zich in het lied, bleek tijdens de theatertournee. „Het is heel menselijk om een duistere kant te hebben, die voortdurend commentaar geeft. Zelf ben ik er in een constante worsteling mee.”
Een lied kan zo’n sluimerend gevoel van angst en onrust tastbaar maken. „Als je je demonen een naam geeft, er een concreet personage van maakt, kun je je er ook beter tegen wapenen. Zo werkt dat bij mij in ieder geval: door het maken van het lied ben ik beter in staat de duistere passagier in mezelf te herkennen.”
Lied 5
Ze weten wie je bent
Nee, Flip Noorman heeft zelf nooit een psychose gehad. Het lied ‘Ze weten wie je bent’ – over een man die vastdraait in een psychose – noemt hij zelf het resultaat van een kundig staaltje projectie. Het lied gaat over een man die zich bekeken voelt („Ze kijken naar je”) en zich een krappe vijf minuten later compleet heeft verloren in paniek („Ze willen je dood”).
De „hectische compositie” helpt enorm bij het invoelbaar maken van die toenemende paniek, stelt Noorman. „Ik ben begonnen met een rare pianopartij, een beetje gebaseerd op het werk van de Britse componist Benjamin Clementine. Het begint als een soort tango die maar geen tango wil worden, vervolgens wordt het meer jazzy, een soort bebop groove die voortdurend alle bochten uitvliegt en uiteindelijk wordt het super dissonant. Violist Vera van der Bie maakte er een vervreemdend en wringend strijkarrangement bij, waardoor je helemaal in die paranoïde wereld gezogen wordt.”
Hij hoopt met het lied een gevoel van „wederzijdse machteloosheid” over het voetlicht te brengen. „Iemand is een gevaar voor zichzelf, maar ziet de ander als ultieme kwaad.” Het personage in het lied denkt dat zijn behandelaar hem bespiedt, drogeert en uiteindelijk wil vermoorden. „Daardoor draait hij door en wordt hij ook een gevaar voor zichzelf en zijn omgeving, waarop zijn behandelaar hem dus ook daadwerkelijk platspuit. Die heeft geen andere keus. De schijnbare onoplosbaarheid van zo’n situatie grijpt me aan.”
Lied 6
Geef me iets
Lisa Ostermann schreef ‘Geef me iets’ al in 2017 op de toneelschool. „Ik ben nogal een laatbloeier en werd erg onzeker van al die extravagante types. Ik raakte mijn gedrevenheid helemaal kwijt.” Het resulteerde erin dat ze zich een periode „vooral grijs” voelde. „Iedereen, inclusief ikzelf, droeg daar een heleboel niet-werkende oplossingen voor aan.” Die goedbedoelde adviezen werden de basis van ‘Geef me iets’: pluk de dag, bid tot iets, vroeg naar bed, leef in het nu. „Taal proberen te geven aan wat er nou precies zo grijs was, bleek het begin van de weg uit de grijsheid. Voor het eerst voelde ik weer: dit zijn mijn woorden.”
Het nummer belandde bij toeval in haar debuutprogramma Met z’n allen. „Ik deed het voor de lol bij een soundcheck en toen zei mijn technicus: waarom zet je het er niet gewoon in?” Aanvankelijk was het nummer woester – „een beetje Janis Joplin-achtig” – maar gaandeweg is het ingetogener geworden. „Er zaten eerst ook heel pathetische zinnen in, over mijn innerlijke kind bijvoorbeeld.” Ostermann lacht hard. „Die heeft Rutger de Becker [voormalig Vliegende Panter, red.] er gelukkig meteen uitgesloopt. Ben ik hem nog steeds dankbaar voor.”
Haar „grijsheid” is inmiddels voorbij. „Het gevoel dat ik als cabaretier liedjes maak over de dingen die ik niet snap en grappen maak over dat wat ik wel denk te snappen, geeft me veel houvast.”