Nederland heeft bij regering-Netanyahu geklaagd over de verspreiding van een Israëlisch rapport waarin verschillende pro-Palestijnse organisaties in Nederland worden beschuldigd van het organiseren van het geweld tegen Israëlische voetbalsupporters na de wedstrijd Ajax – Maccabi Tel Aviv.
De diplomatieke tik op de vingers is het resultaat van onderzoek naar mogelijke ‘ongewenste buitenlandse beïnvloeding’ door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCT). Volgens het kabinet had Israël eventuele belastende informatie met bevoegde instanties (zoals de inlichtingendienst AVID) vertrouwelijk moeten delen. Minister van Justitie David van Weel noemt „de wijze van verspreiding” van het rapport „ongebruikelijk” en „ongewenst”, vanwege „mogelijke negatieve gevolgen voor Nederlandse ingezetenen.”
Het rapport is afkomstig van het Israëlische ministerie voor Diaspora en Antisemitismebestrijding en is actief verspreid onder Nederlandse politici en journalisten. Tijdens het Kamerdebat over het geweld in Amsterdam citeerde BBB-leider Caroline van der Plas uit het nog ongepubliceerde stuk, dat inmiddels ook online staat. In het rapport worden verschillende organisaties, zoals de Stichting Palestijnse Gemeenschap in Nederland (PGNL) en Utrecht 4 Palestine, ervan beschuldigd banden te onderhouden met de terreurbeweging Hamas en betrokken te zijn bij de organisatie van de „pogrom” in Amsterdam. Het rapport levert daarvoor geen sluitend bewijs. In een ander, ‘geheim’ rapport van het ministerie van Diaspora werd een medewerker van vredesbeweging Pax omschreven als een ‘spil’ in een netwerk om Israël te ‘isoleren’. Van Gool ontving ernstige bedreigingen na publicaties in de Israëlische pers.
Deuk in relatie
De Nederlandse demarche is een nieuwe deuk in de relatie met Israël. Na het geweld in Amsterdam werd Nederland tot op het niveau van koning Willem-Alexander gekapitteld door Israël. Toen minister van Buitenlandse Zaken Veldkamp vorige week tijdens de begrotingsbehandeling in de Tweede Kamer liet weten dat Nederland uitvoer zal geven aan het arrestatiebevel tegen premier Netanyahu en voormalig Defensieminister Yoav Gallant, werd een gepland bezoek aan Israël begin deze week afgezegd. Wel zal PVV-leider Geert Wilders op korte termijn Israël bezoeken, waarbij hij ook een ontmoeting zal hebben met Netanyahu. Wilders, zo meldde NRC eerder, is uitgenodigd door de omstreden kolonistenleider Yossi Dagan, die een lobby voert voor annexatie van de door Israël bezette Palestijnse gebieden in Gaza en de Westelijke Jordaanoever. Wilders gaat daarmee in tegen het beleid van zijn eigen kabinet, dat uitgaat van een tweestatenoplossing voor het Israëlisch-Palestijnse conflict en de joodse nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever beschouwt als illegaal.
Het feit dat Nederland zich heeft beklaagd over het rapport wil niet zeggen dat het kabinet de informatie daarin volledig in de wind slaat. Volgens minister Van Weel betreft het „ernstige aantijgingen” die door „de bevoegde instanties” zullen worden beoordeeld.
Op een novemberochtend zit Eppo Bruins (55) op het ROC Nijmegen in een kring met studenten. „Het is nodig dat we elkaar in de ogen kijken”, zegt de NSC-minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap plechtig met zijn typerende zachte stem. „Dat we elkaar als mensen zien en niet als onderdeel van een groep.”
De studenten vertellen hem over hun ervaringen met discriminatie tijdens hun stages. Een student van Marokkaanse komaf heeft zojuist verteld dat op haar eerste stagedag tegen haar werd gezegd: „We hebben het niet zo op Marokkanen.” Als Bruins vervolgens zegt dat mensen elkaar in de ogen moeten kijken, zegt de student: „Eh, ja, nee, dat klopt, ja.”
Aan het begin van zijn werkbezoek zei de minister dat hij zijn „oren” had „meegenomen”, terwijl hij even aan zijn oren voelde. Hij wilde ermee zeggen dat hij goed zou luisteren en dat doet hij ook. De verhalen van de studenten lijken hem echt te raken en hij stelt de juiste vragen.
De studenten lijken zich op hun gemak te voelen bij hem. Alleen weten ze niet altijd even goed wat ze aan moeten met zijn zalvende woorden. Later begint hij nog een keer over „elkaar in de ogen kijken” en over „hoop” en „verbinding”.
Eppo Bruins, evangelisch, neemt zijn geloof overal mee naartoe. Als Tweede Kamerlid voor de ChristenUnie (2015-2021) stond hij op dinsdagochtenden regelmatig te bidden met een groep in een hoekje van het Kamergebouw. Na zijn vertrek liep hij er nog een tijd rond als ‘bemoediger’, samen met Johan den Hartogh van Justice House of Prayer (JHOP), een gebedshuis in Den Haag. Ze boden een luisterend oor aan Kamerleden en baden voor hen. In 2021 zegenden Bruins en Den Hartogh zelfs samen het nieuwe (tijdelijke) Kamergebouw. „Zeven dagen lang liepen we er elke avond een rondje omheen terwijl we gebeden uitspraken. Ook bliezen we op een sjofar, een ramshoorn die in de Joodse eredienst wordt gebruikt”, vertelt Den Hartogh aan de telefoon.
Bruins vertelt graag, ook in de media, hoe hij tot het geloof is gekomen. Hij is niet christelijk opgevoed, maar speelde piano in de begeleidingsband van een christelijk koor. Toen hem werd gevraagd om een avond mee te zingen, zei de dirigent dat er één nummer was dat je niet kunt zingen als je niet gelooft. Toen dat nummer kwam, And in that day van Adrian Snell, stokte Bruins’ stem. Wow, dacht hij toen, God bestaat écht.
Des te vreemder is zijn overstap van de ChristenUnie naar NSC, vinden vrijwel alle zestien mensen die NRC voor dit profiel sprak. Die maakte hij deze zomer omdat hem door NSC was gevraagd onderwijsminister te worden in het kabinet-Schoof. Bruins wilde in eerste instantie lid blijven, maar toen de zwaar teleurgestelde partijleider Mirjam Bikker hem duidelijk maakte dat de ChristenUnie niet wenste mee te werken aan het kabinetsbeleid, zei hij zijn lidmaatschap op.
De overstap was ook opmerkelijk omdat al duidelijk was dat Bruins, afkomstig uit de wetenschap, als onderwijsminister moest gaan bezuinigen op hoger onderwijs en onderzoek. In de jaren negentig promoveerde hij in de natuurkunde en daarna had hij managementfuncties bij allerlei wetenschappelijke instituten. Tot aan zijn ministerschap was hij voorzitter van de Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie (AWTI). In die rol schreef hij afgelopen juni in een opiniestuk in het Het Financieele Dagblad dat het kabinet juist zou moeten investeren in onderzoek en ontwikkeling. De geplande bezuinigingen op onderwijs, die hij zelf „lelijk” noemt, lopen op tot 1,9 miljard euro per jaar, waarvan 1 miljard op hoger onderwijs en onderzoek.
Vanwege die bezuinigingen krijgt Bruins sinds Prinsjesdag de wind van voren vanuit het onderwijsveld. Afgelopen maandag was er een protest in Den Haag met ruim twintigduizend demonstranten. En in aanloop naar het Tweede Kamerdebat over de onderwijsbegroting dinsdagavond bleek dat twee gelegenheidscoalities van oppositiefracties de geplande bezuinigingen willen tegenhouden. Zij dreigen de begroting in de Eerste Kamer weg te stemmen als Bruins niet akkoord gaat met hun voorgestelde wijzigingen. De onderhandelingen hierover, achter de schermen, kunnen nog wel een week duren.
Er is nog iets wat Bruins’ overstap opvallend maakt. Een van de redenen dat hij in 2011 zijn lidmaatschap van het CDA opzegde, was de samenwerking van die partij in het kabinet-Rutte I met de PVV als gedoogpartner. Nu zou Bruins minister worden in een kabinet waarvan de PVV daadwerkelijk deel uitmaakt.
Ik ben me heel erg bewust van het feit dat ik heel veel talenten heb
Hij heeft dus flink om zijn eigen normen en waarden heen moeten slalommen om bij het ministerschap uit te komen. Waarom heeft hij dat gedaan? Zelf zegt hij steeds: „Ik ben de juiste man op de juiste plek.” Oftewel: als wetenschapsman heeft hij nu de mogelijkheid om de pijn van de bezuinigingen enigszins te verzachten. Voor een andere verklaring grijpt Bruins vaak terug op zijn geloof. Afgelopen augustus zei hij in een interview met het Nederlands Dagblad dat het „de bedoeling” was dat hij op deze plek zou komen. „Gods leiding zit in alles.”
Meerdere mensen die NRC sprak hebben een andere verklaring. Of beter gezegd: nóg een verklaring, want ze geloven best dat Bruins zelf gelooft dat hij het kruis moet dragen om Nederland beter te maken. Maar ze zien ook zijn grote eergevoel, een stukje ijdelheid en misschien zelfs wat opportunisme.
Na zijn Kamerlidmaatschap zei Bruins altijd dat hij nog niet klaar was in Den Haag. Eind 2021 had hij het in de politieke podcast De Binnenkamer over „een boodschap” die hij nog heeft voor het land. Hij zei ook: „Ik ben me heel erg bewust van het feit dat ik heel veel talenten heb en ik vind het geweldig om die dan ook te mogen gebruiken.” Hij had in die tijd zelfs expres geen baan voor langere tijd aangenomen zodat hij makkelijk zou kunnen terugkeren naar Den Haag als hij de kans kreeg. Maar die kans kreeg hij niet bij de ChristenUnie. In 2021 was hij lager op de lijst gezet, op plek 7, en niet herkozen. De ChristenUnie was niet laaiend enthousiast over hem als Kamerlid. Misschien, klinkt in de partij, schatte hij in dat zijn kansen om namens de ChristenUnie terug te keren naar Den Haag verkeken waren en nam hij daarom het aanbod van NSC aan.
Niet dat zijn Kamerlidmaatschap een fiasco was. Collega’s uit die tijd noemen hem bijzonder intelligent, (inhoudelijk) gedreven en leergierig. Hij had visie en was prettig in de omgang. „Hij liep heel vaak even binnen bij collega’s voor een gesprekje: hoe gaat het met je?”, zegt Carla Dik-Faber, destijds ook Tweede Kamerlid namens de ChristenUnie. „Hij had echt een luisterend oor, ook voor de stagiairs.”
Alleen was Bruins wel een beetje een „Alice in Wonderland” in de politiek, zegt Dik-Faber. „Hij kon met kwieke tred door de gang lopen en dan links en rechts de kamers in kijken met zo’n verwonderde blik van: waar ben ik eigenlijk terechtgekomen?” Bruins had nul politieke ervaring toen hij de Kamer in kwam. De selectiecommissie was onder de indruk geweest van zijn ervaring in de wetenschap en als manager en had hem dus gelijk hoog op de lijst gezet.
Maar, zagen ze in Den Haag, door de jaren heen werd het niet echt beter. Hij miste een zekere gehaaidheid, was te goed van vertrouwen om politiek vernuftig te zijn. Ja, moties en initiatiefnota’s indienen deed hij wel. Hij streed bijvoorbeeld tegen de opening van Lelystad Airport en vóór de herinvoering van de basisbeurs voor studenten. Die onderwerpen heeft hij mede op de kaart gezet. Maar het hogere politieke spel, het hardcore onderhandelen, daar was hij niet goed in. Bedenken wie je nodig hebt om je doel te bereiken, wat je kunt geven, nemen. Dat lijkt hem nu als minister weer parten te spelen, klinkt in Den Haag. Doordat hij zich niet voldoende zou hebben ingezet om in de Eerste Kamer een meerderheid te regelen voor de geplande bezuinigingen, dreigen zijn plannen daar nu te stranden.
Tegelijkertijd heeft hij de neiging om, als hij het idee heeft dat hij goed in de materie zit, prekerig te worden, een soort college te geven. In zijn tijd in de Tweede Kamer konden Kamerleden van andere partijen zich daaraan ergeren. Hij deed in dat opzicht denken aan Pieter Omtzigt, nu NSC-leider. Soms werd die omtzigtiaanse stijl juist gewaardeerd, bijvoorbeeld als hij een berg scherpe, technische vragen stelde in de Tweede Kamer.
In zijn Kamertijd bouwde Bruins een hechte band op met Omtzigt. Grote kans dat die ook heeft meegespeeld in de beslissing om ja te zeggen tegen het ministerschap.
Bruins was binnen de ChristenUnie actief in allerlei partijcommissies. In die rol werd hij erg gewaardeerd, zegt CU-voorzitter Ankie van Tatenhove. „Daarom verraste zijn besluit ons ook.” Wouter Beekers, voormalig directeur van het wetenschappelijk instituut van de partij, vond het verdriet dat hij bij partijleden zag over Bruins’ overstap „indrukwekkend”. „Dat zei veel over de waardering die mensen hadden voor hem en over de verbindende kracht die hij heeft laten zien in de ChristenUnie.” Carla Dik-Faber belde Bruins om te zeggen hoe erg zijn vertrek haar raakte. „Ik was echt heel verdrietig en teleurgesteld.” Toch hebben zij nog steeds goed contact.
In de wetenschappelijke wereld kwam zijn overstap ook onverwachts. Hij zou net aan de Universiteit Leiden in deeltijd benoemd worden als bijzonder hoogleraar. En Bruins was pas twee jaar voorzitter van de Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie. Directeur Patrick Essers had hem bij zijn aanstelling gevraagd wat hij zou doen als de ChristenUnie hem weer als Kamerlid zou vragen. Bruins antwoordde dat hij „dat hoofdstuk” had „afgerond” en dat hij zich „100 procent” wilde geven voor de AWTI. Essers, droogjes: „We hebben het niet gehad over wat hij zou doen als hem gevraagd zou worden minister te worden.” Maar hij neemt Bruins zijn keuze niet kwalijk.
Oud-collega’s uit het wetenschapsveld, Kamerleden, ChristenUnie-leden: ze kunnen er allemaal met hun hoofd niet bij dat Bruins nu allerlei ideeën moet uitvoeren die zo tegen zijn eigen visie indruisen. Ze wijzen dan niet alleen op de voorgenomen bezuiniging op het hoger onderwijs en onderzoek, maar ook op de bezuiniging op godsdienstonderwijs en op het terugdringen van de internationalisering van het hoger onderwijs.
Op één onderwerp hoeft Bruins zijn eigen visie niet te verloochenen. Net als zijn voorganger Robbert Dijkgraaf (D66) zet hij vol in op herwaardering van het mbo. Al toen hij manager was bij het Leids Instituut voor Onderzoek in de Natuurkunde (LION) (2004-2008) was hij „heel erg doordrongen van het nut van praktisch ingestelde mensen”, vertelt oud-collega Peter Kes, emeritus hoogleraar experimentele natuurkunde. Bruins had daar de verantwoordelijkheid voor de praktisch opgeleide vaklieden die apparatuur voor wetenschappers maakten.
Door zijn nieuwe baan heeft Bruins er niet meer zoveel tijd voor, maar eerder wandelde goede vriend Jeroen Marcus vaak met hem door de natuur rond Ermelo, waar Bruins woont. Altijd was hond Shelly erbij. „Hij postte wekelijks een zoekplaatje op Facebook na een wandeling. Dan moest je Shelly vinden op de foto”, vertelt Marcus, die communicatieadviseur was bij de ChristenUnie-fractie in de tijd dat Bruins Kamerlid was. Verder houdt hij volgens Marcus van pianospelen en leest hij „alles wat los en vast zit”. Hij is ook een familiemens. Hij heeft een vrouw, twee kinderen en is net voor het eerst grootvader geworden.
Volgens Marcus is Bruins een erg „relationeel mens” en trekt hij zich de kritiek van de ChristenUnie op zijn overstap aan – tot op zekere hoogte. „Maar hij is er zó van overtuigd dat hij dit moet doen.”
Of Bruins nog welkom is bij de ChristenUnie als hij terug wil? „Bij de ChristenUnie is altijd plaats voor zondaren”, zegt Tweede Kamerlid Pieter Grinwis met een lach. Van Tatenhove: „Het staat mensen vrij om lid te worden van de partij. Maar lid worden is natuurlijk niet hetzelfde als weer terugkomen in een functie.”
Het is feest deze zaterdag, vinden ze bij de Royal Mail. Want: op 30 november is het 150 jaar geleden dat Winston Churchill werd geboren in Blenheim Palace in het Engelse graafschap Oxfordshire. De Britse posterijen geven daarom een speciale serie van acht zegels uit met foto’s en citaten van de man die het Verenigd Koninkrijk door de Tweede Wereldoorlog loodste. Het setje kost 11 pond (ruim 13 euro). Voor de kapitaalkrachtige verzamelaar zijn de postzegels ook ingelijst te koop (39,99 pond; 48 euro) of in combinatie met een 22-karaats gouden munt met het gezicht van de jonge Winston (1.390 pond; 1.670 euro).
Niet alleen de posterijen willen wat verdienen aan de 150ste verjaardag van Churchill (1874-1965). James J. Fox, zijn favoriete sigarenverkoper in Londen, hield donderdag een uitverkochte proefavond waar gasten zich tegoed deden aan Habanos Churchill-sigaren en nipten aan Hine cognac en Pol Roger champagne, het favoriete vocht van de man die in 2002 door de kijkers van de BBC werd verkozen tot de Grootste Brit Aller Tijden.
Dit is maar een kleine greep uit het aanbod souvenirs en evenementen rondom het drievoudig gouden jubileum van Churchills geboortedag. De commercie weet dus nog steeds goed raad met de Bulldog, maar bij het grote publiek heeft het beeld van Churchill sinds het begin van deze eeuw een opmerkelijke verandering ondergaan. Vooral bij jonge Britten doet hij het minder goed.
Dat blijkt uit onderzoek van peilingbureau YouGov. Zij vragen respondenten regelmatig wie hun favoriete premier uit de Britse geschiedenis is. Het afgelopen kwartaal voerde Churchill die lijst aan, zoals al tijden het geval is. Van alle ondervraagden heeft 68 procent een positieve mening over hem (tweede en derde zijn Robert Peel (1788-1850) en de hertog van Wellington (1769-1852) met respectievelijk 48 en 46 procent).
Churchill is dus met afstand de populairste prime minister, maar wie de data naar leeftijd uitsplitst, ziet dat de toekomst er voor hem minder rooskleurig uitziet. Van de boomers denkt 87 procent positief over hem, van Generatie X 69 procent en van de millennials nog maar 57 procent. Bij deze jongste leeftijdgroep zit Harold Macmillan (1894-1986) Churchill met 47 procent op de hielen.
Dat Hitler een racist was, wil nog niet zeggen dat Churchill er niet ook een kan zijn
De verklaring voor Churchills dalende populariteit zit hem in de toenemende aandacht voor diens opvattingen over Empire, het mondiale rijk dat de Britten vanuit Londen bestierden. Voor Churchill, kind van de victoriaanse tijd, was het verdedigen van het bezit van deze koloniën zijn raison d’être. Al zijn inspanningen in de buitenlandse politiek, eerst als militair en later als politicus, waren erop gericht de glorie van het Britse rijk in stand te houden.
Daarbij liet hij zich regelmatig laatdunkend uit over andere rassen. Als jongeman had hij bij een bezoek aan India gezegd dat hij „het grootse werk” bewonderde dat Engeland daar verrichtte en trots was op haar „verheven missie om te heersen over deze primitieve maar vriendelijke volkeren, voor hun eigen welzijn en het onze”.
De grootste vlek op zijn toch al racistische blazoen was, aldus zijn critici, Churchills optreden tijdens de Bengaalse Hongersnood van 1943. Hierbij kwamen tussen de één en drie miljoen mensen om, en premier Churchill zou hen hebben laten verrekken in plaats van voedselhulp te sturen – zo beweren tenminste zijn hekelaars.
In zijn boek Winston Churchill: His Times, His Crimes (2022) beschrijft de Brits-Pakistaanse historicus Tariq Ali hem daarom als een man wiens „diepe nationalisme” catastrofale gevolgen had, waar hij ook ging. En de Indiase hoogleraar postkoloniale studies Priyamvada Gopal vindt dat Churchills optreden tijdens de Tweede Wereldoorlog hem niet vrijpleit van zijn overige wandaden. „Dat Hitler een racist was, wil nog niet zeggen dat Churchill er niet ook een kan zijn.”
Gezien deze sentimenten is het niet vreemd dat in de Black Lives Matter-zomer van 2020, toen demonstranten standbeelden van historische figuren belaagden, ook de sculpturen van Churchill gevaar liepen. Het beroemde beeld bij het Britse parlement in Londen moest een tijdje worden ingepakt. Inmiddels kan het brons weer worden bekeken, maar het oefent nog steeds een aantrekkingskracht uit op actievoerders – en niet alleen van linkerzijde. Radicaal-rechtse demonstranten eisen met graagte Churchills erfenis op.
Tegen deze ongewilde bezoedeling van links en rechts stelt zich een ferm cordon van verdedigers te weer, aangevoerd door historicus Andrew Roberts, de auteur van de meest recente grote biografie van Churchill. Roberts – in 2022 door Churchill-fan Boris Johnson verheven in de adelstand tot baron Roberts van Belgravia – heeft er bijna een dagtaak aan. Het werk van „marxist” Ali wemelt van de feitelijke onjuistheden, vindt Roberts, en zit zo vol „gal en evidente kwade wil” dat Churchills reputatie „onbeschadigd uit deze aanval komt”.
Vooral de conservatieve pers houdt de cultuuroorlog rondom Churchill met graagte gaande: op de website van The Daily Telegraph is ‘Winston Churchill’ zelfs een apart te volgen onderwerp. In de afgelopen weken verdedigden auteurs in deze krant de grootste Brit tegen „linkse laster” over zijn houding ten opzichte van raciale segregatie, maar ook – en dat is nieuw – tegen een aanval vanuit rechts Amerika.
In de talkshow van de omstreden host Tucker Carlson schilderde een gast Churchill namelijk enkele weken geleden af als „de grootse schurk van de Tweede Wereldoorlog”. Churchill was een „oorlogshitser” die Hitlers aanval op Polen in 1939 had misbruikt om een door hem al lang gewenste oorlog te ontketenen. Vervolgens onderwierp hij de Duitse steden aan jarenlange „terreurbombardementen” vanuit de lucht, aldus Carlsons gast, die hiermee nazi-propaganda herhaalde.
Elon Musk liet op X weten dat hij het item „heel interessant” had gevonden, „het bekijken waard”. Een woordvoerder van het Witte Huis dacht er anders over; het interview was „een walgelijke en sadistische belediging voor alle Amerikanen”. Niet lang hierna wiste Musk zijn post. Ook de rijkste man ter wereld kan Winston Churchill 150 jaar na diens geboorte niet ongestraft van zijn sokkel trekken.
Een groep ondernemers die tijdens de coronacrisis teststraten uitbaatte met geld van het ministerie van Volksgezondheid diende voor zeker vier miljoen euro aan facturen in voor personeel dat niet lijkt te bestaan.
Zij dienden facturen in voor het bemannen van testplekken die leeg waren. Volgens de ondernemers mocht dat omdat die medewerkers op stand-by stonden. Er is geen bewijs dat personeel voor deze ruim 75.000 uur is ingeroosterd en betaald.
De Stichting Open Nederland (SON), die het project Testen voor Toegang in opdracht van het ministerie organiseerde, accepteerde dat de ondernemers met stand-by personeel werkten, vergoedde daarvoor het – hoge – reguliere uurtarief en betaalde de ondernemers in een half jaar zo’n 18 miljoen euro.
Het is vrijdagavond 1 oktober 2021 en tientallen ongeduldige Friezen staan in de rij bij de enige Testen voor Toegang-locatie in Drachten. Met de QR-code die ze na een negatieve coronatest krijgen, kunnen ze in het weekend op stap. Maar de rij schiet niet op, tot frustratie van de onrustige meute. Er wordt met bierflesjes gegooid. Binnen breekt bij de enige twee teststraatmedewerkers paniek uit.
„Drachten heeft de deur moeten sluiten. Ze zijn met 2 mensen met nog 300 testen te gaan. Dat is onmogelijk”, appt huisarts Eva van de Beek – een van de eigenaren van de testlocatie – iets na achten aan haar vijf zakenpartners. „Ik heb gezegd doe maar een briefje op de deur dat er een technische storing is.” Een mede-eigenaar, Ritske Clewits, rijdt met de auto naar de Friese stad en schrikt. „Wij zijn in Drachten treffen daar 2 huilende meisjes aan helemaal kapot”, appt hij over de testmedewerkers. „De politie heeft ingegrepen en de mensen weggehaald. Het is een zeer heftige zaak.”
Het personeelstekort op de testlocatie is niet terug te zien op de facturen die de zakenpartners later indienen en die tegen forse vergoedingen met belastinggeld worden voldaan. Op deze vrijdagavond zouden niet twee maar tien mensen gewerkt hebben. Ook zouden er negentien mensen betaald stand-by hebben gestaan om in te springen bij drukte.
Nadat het coronavirus vanaf begin 2020 bezit heeft genomen van Nederland, en het land van ‘intelligente lockdown’ naar ‘anderhalve-meterzomer’, ‘gedeeltelijke lockdown’ en avondklok hopt, snakt men in de loop van 2021 naar perspectief. En dat mag wat kosten. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zet een miljard euro opzij om via ‘testen voor toegang’ het sociale leven weer op gang te helpen. De anderhalve-metersamenleving zal worden losgelaten voor burgers met een negatieve coronatest. Op vertoon van hun QR-code kunnen zij als vanouds uitgaan en voetbalwedstrijden en concerten bezoeken.
Het ministerie vertrouwt de pot met geld toe aan generaal buiten dienst Tom Middendorp en zijn in februari 2021 opgerichte Stichting Open Nederland (SON). De particuliere stichting zorgt voor het benodigde landelijk dekkende netwerk van testlocaties. Nederland wordt in zeven stukken verdeeld die via loting worden toegekend aan geïnteresseerde teststraataanbieders. Friesland, Groningen, Drenthe en een deel van Overijssel komen terecht bij een samenwerkingsverband van drie bv’s van ondernemers uit de Randstad.
NRC onderzocht hoe de leden van deze gelegenheidscoalitie in korte tijd miljoenen winst maakten met het aanbieden van coronatesten voor de overheid. In totaal brachten zij voor zes maanden werk ruim 18 miljoen euro in rekening bij de Stichting Open Nederland. Uit honderden interne documenten – waaronder e-mails, whatsapp-gesprekken, foto’s, facturen en roosters, uit geluidsopnames van onderlinge overleggen en uit gesprekken met zestien betrokkenen komt naar voren dat het samenwerkingsverband voor ruim vier miljoen aan facturen indiende voor werknemers die in werkelijkheid niet aan het werk of oproepbaar waren. Hierbij werden zij geholpen door onder meer hun accountant, die inmiddels voor zijn werkwijze door de tuchtrechter is veroordeeld.
Piek van de derde golf
Vier miljoen Nederlanders zitten aan de buis gekluisterd als minister-president Mark Rutte, minister Hugo de Jonge en een gebarentolk op dinsdagavond 13 april 2021 het podium betreden voor opnieuw een coronapersconferentie. Nederland bevindt zich in de piek van de derde golf aan besmettingen, met zo’n 2.500 coronapatiënten in het ziekenhuis van wie 800 op de intensive care. De avondklok is van kracht. Op de basisscholen en essentiële winkels na is vrijwel alles gesloten.
„Ons geduld neemt af. De emoties lopen op”, constateert de minister-president. De horeca en de winkels, de musea en theaters, de reiswereld en de sport, de middelbare scholieren en studenten, de eenzame ouderen én jongeren, de gezinnen onder hoogspanning: ze hunkeren naar perspectief. Het kabinet heeft hard gewerkt aan een ‘openingsplan’ voor Nederland en een belangrijk onderdeel is Testen voor Toegang. „Door vooraf te testen maken we veilige bubbels van groepen mensen waarvan we bijna zeker weten dat ze op dat moment niet besmettelijk zijn”, vertelt minister De Jonge. Pilots bij De Keukenhof en bij voetbalwedstrijden, uitgevoerd door de Stichting Open Nederland, moeten ervoor zorgen dat „toegangstesten met een testbewijs in de loop van mei ook op grote schaal kunnen worden ingezet”.
Diezelfde avond komen vijf personen bij elkaar in een kantoorruimte in Amsterdam. Ze exploiteren al hun eigen teststraten en hopen door samen te werken straks een hoofdrol te kunnen spelen bij het Testen voor Toegang. Het zijn Abdelkarim Maada (dan 32) en Oubaid Ben Allal (31), ondernemers uit Amsterdam-West die onder de naam Sneltestloket commerciële teststraten rond de hoofdstad runnen; Ritske Clewits (55, oprichter van een bedrijf in betalings- en identificatiesystemen) en Reinier Duyfjes (34, hij werkte lange tijd in China) van het bedrijf Snelle Coronatest; en sportwinkeleigenaar Guido Visee (34), die in Baarn samen met de die avond afwezige huisarts Eva van de Beek (48) een testlocatie uitbaat. De laatste vier kennen elkaar via via, de twee ondernemers uit Amsterdam zijn door Duyfjes via Google gevonden voor de teststraatklus van Stichting Open Nederland. Ze spreken een taak- en winstverdeling af waarbij Maada en Ben Allal het grootste deel krijgen.
Haast is geboden. De deadline voor inschrijving voor Testen voor Toegang is drie dagen ná de persconferentie. Die deadline halen ze, met moeite. Het samenwerkingsverband – dat opereert onder de bedrijfsnaam Tunica Trading, een bv van Clewits – wordt ingeloot als een van de zeven teststraataanbieders en krijgt Noord-Nederland toebedeeld.
In drie weken moeten ze acht grote teststraten uit de grond stampen die aan de eisen van Stichting Open Nederland voldoen, met getraind personeel dat werkt onder de medische verantwoordelijkheid van een arts.
Stuk karton
De manager van een testlocatie in Groningen houdt een stuk karton omhoog. Ze prikt er een gat in en steekt er een staaf doorheen. „Succes, ga maar testen.” Er zitten deze zomerdag al mensen te wachten, met deze uitleg mag het personeel daar op af, vertelt een oud-teststraatmedewerker. Uit gesprekken die NRC voerde met dertien medewerkers van de Tunica-testlocaties – die onder meer vanwege een contractuele geheimhoudingsverplichting niet met naam genoemd willen worden – komt naar voren dat de door SON vereiste trainingen niet consistent gegeven werden: sommigen noemen een uitgebreide training door huisarts Van de Beek, anderen zeggen geen of slechts een summiere uitleg te hebben gehad van een collega – zoals die met karton.
Locaties Testen voor Toegang
Eenzelfde beeld komt naar voren uit interne mails en appjes. Meerdere testers en teamleiders melden intern dat zij, of hun personeel, nooit getraind zijn. Een regiomanager meldt dat van de 22 medewerkers slechts vijf „vaagjes” op de hoogte zijn van de medische protocollen.
Als Stichting Open Nederland maanden later een grote steekproef houdt, blijkt dat Tunica voor geen van de 75 onderzochte facturen kan aantonen dat medewerkers zijn opgeleid. Daarmee staat 12,5 miljoen euro op de tocht, omdat de training noodzakelijk is voor goedkeuring van de facturen door SON. SON vraagt om certificaten en diploma’s waaruit de opleiding van het personeel blijkt, die heeft Tunica niet. Het samenwerkingsverband wijst SON er vervolgens op dat die certificeringseis niet in het contract staat. SON neemt daarop genoegen met een schriftelijke verklaring van huisarts Eva van de Beek dat het personeel adequaat geschoold was en dat zij daar toezicht op hield.
Als BIG-geregistreerde arts is zij medisch toezichthouder en daarmee verantwoordelijk voor de trainingen. „Voordat wij open gingen op de vestigingen heeft iedereen een cursus gekregen en is er geoefend. Vervolgens was de afspraak dat de locatiemanager en de teamleiders nieuwe mensen zouden opleiden. Ik had een controlerende functie”, schrijft zij onder meer in reactie op vragen van NRC. „Over het algemeen waren de teststraten goed op orde. Als dit niet het geval was, stuurde ik bij.”
Nachtclubs weer open
Het laatste weekend van juni haalt Tunica het avondnieuws. De nachtclubs gaan voor het eerst weer open en overal in Nederland zijn de testlocaties volgeboekt. Door een hackpoging bij Stichting Open Nederland is het extra druk. RTL Nieuws bericht over „lange rijen bij teststraten” en toont de linten, dranghekken en drukte voor een testlocatie in Groningen.
Voor het teststraatwerk van die week stuurt het samenwerkingsverband een factuur van ruim 1 miljoen euro naar SON. De Stichting Open Nederland keert teststraataanbieders zowel een vast als een variabel bedrag per dag per locatie uit. Het vaste bedrag is gebaseerd op het aantal testplekken (‘stoelen’) in een teststraat – in Groningen zijn dat er twintig, in Drachten tien. Per testplek betaalt SON dagelijks 387 euro.
Testlocatie Drachten levert 2.080 euro per bemenste stoel per dag op
Daarnaast is er de variabele vergoeding die wordt betaald voor het daadwerkelijk bemensen van zo’n plek. Tweewekelijks geeft SON op basis van prognoses aan hoeveel van de testplekken maximaal bemand mogen worden. Voor die bemensing hanteert SON een uurtarief van 130 euro. Bij een testlocatie als Drachten, die op piekmomenten soms zestien uur per dag open is, levert dat 2.080 euro per bemenste stoel per dag op.
Het samenwerkingsverband stuurt dan ook wekelijks gepeperde facturen naar Stichting Open Nederland: variërend van een half miljoen tot ruim 1,2 miljoen euro. Voor de acht (en later tien) teststraten rekent het met SON in nog geen half jaar tijd zo’n 18 miljoen euro af.
De facturen komen echter niet overeen met de feitelijke gang van zaken in de teststraten. Het samenwerkingsverband dient namelijk gedurende de hele Testen voor Toegang-periode facturen in voor het volledig bemensen van alle toegestane testplekken.
Dit terwijl veel van die plekken op dat moment leeg zijn, zo blijkt uit onder meer facturen, roosters, bankafschriften en opgenomen onderlinge gesprekken die NRC onderzocht.
Exemplarisch is de paniekavond in Drachten, waar noodgedwongen vroegtijdig de deuren worden gesloten. Er zijn dan maar twee (huilende) testmedewerkers aanwezig, die twee plekken kunnen bemannen. Bij SON worden echter voor de volledige dag van 7 tot 23 uur alle tien testplekken als volledig bemand in rekening gebracht: 160 uur in totaal.
Drachten blijkt geen unicum. Eind augustus stuurt de financieel directeur van SON een brief aan Tunica Trading. Bij onaangekondigde bezoeken in Assen, Groningen en Sneek heeft SON geconstateerd dat er in totaal 12 bemenste testplekken zijn terwijl er 33 bemenste plekken gefactureerd zijn.
Het samenwerkingsverband regelt het personeel vrijwel volledig via Med-Jobs, een in coronatijd door twee geneeskundestudenten opgericht uitzendbureau uit Amsterdam uit het netwerk van Maada en Ben Allal. Uit onderzoek van NRC naar de facturen en roosters van Med-Jobs komen grote afwijkingen naar voren ten opzichte van het personeel voor bemenste testplekken dat bij SON in rekening gebracht wordt. Het samenwerkingsverband huurt veel minder personeel in dan het beweert in te zetten.
Dit zou, zo denkt men intern, geen obstakel hoeven te zijn. Met een medewerker van SON – de stichting draait hoofdzakelijk op ingehuurde consultants – is door twee leden van het samenwerkingsverband, Duyfjes en Maada, in het begin van Testen voor Toegang een mondelinge afspraak gemaakt. Namelijk dat een deel van de gedeclareerde bemenste capaciteit ook mag bestaan uit personeel dat stand-by staat en meteen komt opdraven als het drukker wordt. In dat geval mogen zij daar – zo luidt de afspraak waaraan in verschillende interne overleggen wordt gerefereerd – ook 130 euro per uur voor in rekening brengen.
Maar er is wel degelijk een probleem: het benodigde stand-by-personeel wordt niet ingeroosterd en betaald – een verantwoordelijkheid van Maada en Ben Allal, die blijkens de door NRC ingeziene contractuele taakverdeling over personeel gaan.
Op 8 oktober, de herfst is aangebroken, raken de ondernemers in paniek. Het project loopt ten einde en SON kondigt een onderzoek aan naar de verantwoording van facturen van teststraatleveranciers. „Ik heb zorgen over SON en het feit dat wij geen 100% bezetting hebben en ook geen mensen stand-by. Hoe gaan we dat oplossen?”, appt verantwoordelijk huisarts Van de Beek. „Met een beetje pech kunnen we straks een paar miljoen gaan terugbetalen aan SON door te weinig inzet van personeel…” Maada stelt haar gerust. „Alles is recht te trekken. Komt goed.”
Het gaat om veel geld, blijkt uit een eigen berekening van NRC. SON worden gedurende het project zo’n 97.000 variabele uren in rekening gebracht à 130 euro. Als daar alleen de facturen voor daadwerkelijk gewerkte uren van Med-Jobs personeel tegenover staan, is er een gat van zeker 35.000 uur: ter waarde van zo’n 4,6 miljoen euro.
APP-GESPREK‘Met een beetje pech kunnen we straks een paar miljoen gaan terug betalen’
Crisisoverleg bij accountant
„Heb je geen kerstkransjes?”, vraagt Ritske Clewits aan de assistente die thee komt brengen. „We hebben nog amandelstaaf”, antwoordt ze. „Wil je hem warm?” Twee dagen voor Kerst komen Ritske Clewits en Reinier Duyfjes van Tunica bijeen voor een twee uur durend crisisoverleg op het kantoor van hun accountant Paul Scholte in Almere, blijkt uit een opname van het hele gesprek.
In de weken daarvoor is duidelijk geworden hoe het samenwerkingsverband het urenprobleem met SON wil oplossen: door uitzendbureau Med-Jobs facturen te laten opstellen waaruit blijkt dat er wél mensen stand-by gestaan hebben. Clewits zegt dat partners Maada en Ben Allal uitzendbureau Med-Jobs wel „zover krijgen om het compleet te maken”. „We kunnen beter Med-Jobs, weet ik wat, tienduizend euro betalen om het goed te regelen, hoe kut het ook is, dan dat er gaten in geschoten gaan worden”, zo verwoordt Clewits in aanloop naar het crisisoverleg zijn standpunt, blijkt uit een opname van een eerder gesprek.
Het leidt tot scheuren in het samenwerkingsverband: Duyfjes ziet dat namelijk niet zitten. „Ik wil gewoon de waarheid antwoorden”, zegt hij door de telefoon tegen Clewits. En huisarts Eva van de Beek stuurt een maand voor Kerst een lange mail naar alle samenwerkingspartners waarin zij zich er „volledig” van distantieert. „Ik wil de uren aanleveren zoals ze zijn”, schrijft ze. „Als [dat] betekent dat we een deel van het geld moeten terugbetalen, dan zou ik daarmee kunnen leven.”
Om 8:09 uur diezelfde ochtend stuurt ze daar een appbericht achteraan. „Beste heren, ik heb jullie zojuist een mail gestuurd. Ik heb de hele nacht nagedacht over het gesprek van gisteren en ik heb besloten dat ik niet meega in het voorstel. In welke situatie ik ook zit ik heb altijd een eigen keuze en vaar mijn eigen koers.” Een week later stuurt zij, met haar compagnon Guido Visee, nog een bericht: „Dit staat zo ver van onze normen en waarden dat wij hier niets mee te maken willen hebben.”
Twee dagen voor Kerst schuift Duyfjes met Clewits aan bij de accountant in Almere. „Ik heb begrepen dat jij er hele grote problemen mee hebt. Of niet?”, vraagt accountant Scholte aan Duyfjes. Hij antwoordt bevestigend en bepleit open kaart te spelen tegenover de Stichting Open Nederland. „Ik doe graag zaken met de overheid”, zegt hij in het gesprek. „Ik ga niet dingen indienen waarvan ik niet weet hoe het gemaakt is. Dat ga ik niet doen. Ik zou liever het gesprek aangaan en alles op tafel leggen.”
Clewits wil echter „geen slapende honden wakker maken”, en ook Scholte raadt dat Duyfjes af. „Dan denk ik dat je een deur opent, waarvan ik niet meer weet waar die eindigt.” Hij biedt aan om, als Duyfjes dat niet wil doen, zelf alle verantwoordingsstukken bij SON in te dienen.
Clewits heeft nog een reden: angst voor de Amsterdamse samenwerkingspartners Maada en Ben Allal. In de maanden daarvoor heeft hij meermaals tegenover Duyfjes geuit dat hij bang is voor de twee. Tijdens eerdere onenigheid over de taak- en winstverdeling – Clewits, Duyfjes, Van de Beek en Visee vinden dat Maada en Ben Allal hun taken niet goed uitvoeren, terwijl zij wel het grootste deel van de winst krijgen – zei Clewits al dat hij „geen mes tussen de ribben” wil, de samenwerking „mesvrij” wil beëindigen en dat hij bang is voor een „huis in de fik”, blijkt uit gespreksopnames.
In het gesprek bij de accountant passeren de twee opnieuw de revue. „Zodra je ze tegen je hebt, dan is de vraag: blijft het alleen maar op advocatenniveau tegen je, of komen ze ook thuis even bij je langs?”, zegt Clewits, waarna hij vertelt dat een tijdje geleden plots al zijn vijf beveiligingscamera’s kapot waren. „Dat is geen toeval!”, reageert Scholte.
De twee Amsterdamse ondernemers zouden volgens Clewits en accountant Scholte het idee om open kaart te spelen tegenover SON – met het risico dat miljoenen moeten worden terugbetaald – nooit accepteren. „Die jongens hebben hun geld allemaal al belegd hè”, zo verwijst Clewits naar de activiteiten die de twee in Dubai zijn gestart. „Dan moeten wij, laten we zeggen dat het vier miljoen is, dat terughalen bij Abdelkarim. Denk je dat Abdelkarim daarvoor openstaat, als je heel eerlijk bent?” De slotsom, constateert Scholte, is dat Duyfjes weinig keus heeft. „Je staat met je rug tegen de muur.”
Niet in de haak
Op 30 december 2021 ontvangt Tunica een stapel facturen van Med-Jobs ter waarde van ruim 1,6 miljoen euro. Met terugwerkende kracht wordt in rekening gebracht dat honderden testmedewerkers van half mei tot oktober stand-by stonden: 75.340 uur in totaal. Dat is zelfs meer dan de 61.828 uur die Med-Jobs in rekening bracht voor de medewerkers die de testlocaties daadwerkelijk bemanden. Een maand later maakt Tunica het geld over aan het uitzendbureau. Uit een mail blijkt dat ook Van de Beek hiermee akkoord is gegaan, ondanks haar eerdere bezwaren.
Dat de stand-by-uren door het uitzendbureau zijn gefactureerd, dat Tunica die facturen heeft betaald en dat SON vervolgens met hun verantwoording heeft ingestemd, is volgens Clewits, Maada, Ben Allal, Van de Beek en haar compagnon Visee hét bewijs dat er niets onoorbaars is gebeurd. Dat laten zij weten via een advocaat die zij gezamenlijk inschakelen nadat NRC hen afzonderlijk met vragen heeft benaderd en verschillende apps, mails en gespreksopnames voorhoudt.
De advocaat stuurt NRC een contract tussen uitzendbureau Med-Jobs en Tunica Trading, gedateerd 5 juli 2021. Hierin staat dat Med-Jobs vanaf de start van Testen voor Toegang in mei ook stand-by personeel beschikbaar stelt dat binnen dertig minuten „volledig operationeel op locatie” is.
Deze overeenkomst verklaart waarom de stand-by-uren pas maanden later in rekening werden gebracht, aldus de advocaat. Het tarief is namelijk afhankelijk van het aantal stand-by-uren dat over het gehele project wordt afgenomen: bij meer dan 110.000 stand-by-uren zou dat 6,60 euro zijn, anders 18,35 euro. Het is dus „logisch” dat de „stand-by-uren achteraf en in één keer in rekening zijn gebracht”.
NRC vindt echter veel aanwijzingen dat de facturen niet in de haak zijn. Zo zouden op 1 oktober, de dag van de paniekavond in Drachten, negentien mensen stand-by gestaan hebben. Ondanks de enorme drukte werd geen van hen opgeroepen en spreken de samenwerkingspartners in hun app-contact die dag ook niet over die mogelijkheid. Ook in andere gesprekken over personeelstekorten wordt het oproepen van het klaarblijkelijk enorme arsenaal aan stand-by-krachten niet als oplossing aangedragen.
In tegenstelling tot de reguliere facturen die Med-Jobs maandenlang stuurde, met roosters met de namen en gewerkte uren van testmedewerkers, staan op de stand-by-facturen enkel initialen. Dat maakt het onmogelijk om de 75.340 stand-by-uren te herleiden naar bestaande personen.
Een vergelijking door NRC van de initialen met de namen van zeventig daadwerkelijk ingezette testmedewerkers, leert dat de initialen in slechts een op de vijf gevallen overeenkomen met namen van die testmedewerkers en de locaties waar zij werkten. Dat is opmerkelijk omdat het voor de hand ligt dat stand-by-personeel uit de reguliere werknemerspoule komt: zij moeten namelijk binnen dertig minuten aan de slag kunnen en dus opgeleid zijn.
NRC sprak met dertien oud-teststraatmedewerkers onder wie verschillende personen die (assistent-)teamleider waren en zicht hadden op de roosters. Zeven van hen komen qua initialen overeen met de stand-by-facturen. Zij zouden gezamenlijk zo’n vierhonderd uur stand-by hebben gestaan, vaak wel twintig uur per week. Ze verklaren niet betaald te zijn voor stand-by-uren en geen van hen kent personen die dat wel zijn. Van een rooster met stand-by-medewerkers die betaald op de bank zaten te wachten en gebeld konden worden zodat ze binnen dertig minuten op locatie waren, heeft niemand ooit gehoord. Als dat er was, had ik het absoluut geweten, zeggen twee leidinggevenden. Net zoals de andere oud-medewerkers willen zij anoniem blijven vanwege hun contractuele geheimhoudingsplicht en uit vrees voor repercussies.
In arbeidsovereenkomsten met Med-Jobs die oud-medewerkers tonen staat bovendien niets over een vergoeding voor stand-by staan. Een paragraaf vermeldt zelfs expliciet dat „alleen loon verschuldigd is over de periode dat werknemer daadwerkelijk arbeid heeft verricht voor de opdrachtgever”.
Er is meer wat erop duidt dat er geen echt personeel schuilgaat achter de initialen op de facturen. Zo werden die facturen pas in januari 2022 betaald. Aangezien Med-Jobs een pas opgerichte onderneming was van twee studenten, is het niet aannemelijk dat zij de stand-by-uren vooruit konden betalen. Dit betekent dat medewerkers vele maanden en soms meer dan een half jaar op de betaling voor stand-by-uren zouden hebben moeten wachten.
Voor de locaties Dokkum en Delfzijl worden door Med-Jobs stand-by-uren in rekening gebracht, terwijl een ander uitzendbureau verantwoordelijk is voor het personeel. In bijvoorbeeld de week van 4 oktober worden alle testplekken vrijwel volledig bemand door het andere uitzendbureau en is stand-by-personeel dus überhaupt niet nodig. Toch factureert Med-Jobs die week 611 stand-by-uren.
Waarom het wél aannemelijk zou zijn dat medewerkers, die volgens de facturen vaak twintig tot dertig uur stand-by stonden, bereid zouden zijn maanden te wachten op uitbetaling, lichten de samenwerkingspartners desgevraagd niet toe. „De uitbetaling van de uitzendkrachten is een zaak van het uitzendbureau”, schrijft hun advocaat. „Wat de afspraken hierover zijn tussen Med-Jobs en de uitzendkrachten is Tunica niet bekend.”
NRC benaderde een van de twee oprichters van Med-Jobs begin november telefonisch en stuurde hun vragen over de stand-by-facturen, waaronder het verzoek bewijs te tonen dat de 75.340 stand-by-uren betaald zijn en de stand-by’ers achter de initialen echt bestaan.
Tien dagen later, kort voor de deadline, reageert een advocaat die zij in de arm hebben genomen. Die schrijft dat zijn cliënten „twee jonge studenten zijn zonder veel zakelijke ervaring” die zich zorgen maken over negatieve publiciteit. „Ten tijde van de samenwerking [..] waren zij respectievelijk 21 en 22 jaar oud.” Tevens stelt hij dat de zaak onder de rechter is en dat zijn cliënten daarom niet met media willen communiceren.
Onbehoorlijk bestuur
Er is inderdaad een zaak onder de rechter, maar Med-Jobs is daar geen partij in. In de nasleep van Testen voor Toegang is Reinier Duyfjes een civiele zaak gestart tegen Ritske Clewits. De twee zijn gebrouilleerd geraakt. Duyfjes verwijt Clewits onbehoorlijk bestuur van zijn eigen vennootschap Tunica, onder meer vanwege de ruim 1,6 miljoen euro die hij aan Med-Jobs betaalde voor de achteraf opgestelde facturen, en dat hij Maada en Ben Allal miljoenen heeft betaald terwijl zij niet het afgesproken werk leverden. Aangezien Duyfjes en Clewits de winst fifty-fifty delen, kost dat ook Duyfjes geld. Bovendien is hij ervan overtuigd dat de facturen nep en dus illegaal zijn – daar wil hij nog steeds niet aan meewerken.
Duyfjes overlaadt de rechtbank met mails en gespreksopnames. Daarmee wil hij laten zien dat Clewits zijn eigen bedrijf Tunica heeft benadeeld en niet-integer handelt. Tekenend is een gesprek dat hij in de nadagen van hun samenwerking in februari 2022 met Clewits voert over nog 11.000 opgeslagen antigeen corona-tests die van de Stichting Open Nederland zijn, met een inkoopwaarde van 3,80 euro per stuk. Clewits wil die tests houden en verwacht niet dat er nog om gevraagd wordt. Hij noemt Duyfjes onnozel. Die reageert dat hij ten minste eerlijk is. „Hou toch op. Eerlijk? Zijt gij broeders hoeder”, schampert Clewits. Geconfronteerd met het audiofragment stelt Clewits dat de testen in mei 2022 zijn opgehaald en dat hij nooit heeft overwogen de coronatests niet te retourneren.
In januari 2023 komt de civiele zaak voor. De rechter wijst forensisch accountant Ariën Oskam van Grant Thornton aan als onafhankelijk deskundige om het geschil te beslechten. Daarom moet hij zich ook over de Med-Jobs-facturen buigen. Zijn conclusie: omdat op de stand-by-facturen slechts initialen staan en geen namen, zijn die facturen niet te beoordelen. Hij merkt tevens op dat de stand-by-uren níet in urenregistratiesysteem ‘Eitje’ staan: het roostersysteem voor personeel waarin Tunica alle reguliere uren registreerde. Eitje zou volgens Med-Jobs en Tunica niet gebruikt zijn voor stand-by-uren. De vraag welk systeem dan wel, laten Med-Jobs en Tunica onbeantwoord.
De onafhankelijke forensisch accountant vraagt de bedrijven meermaals om onderliggende documenten die de facturen verantwoorden – en dus bewijzen dat er inderdaad mensen op stand-by stonden en daarvoor betaald werden. Zij leveren dat bewijs niet aan en verwijzen naar elkaar. Zo reageren de Med-Jobs oprichters per mail dat hun bedrijf inmiddels is gestaakt, ze druk zijn met hun studie en dat Tunica „over alle nodige informatie en gemaakte afspraken” beschikt. „Wij wensen in de toekomst ook niet meer gevraagd te worden over dergelijke informatie.”
Naast Clewits neemt Duyfjes vrijwel iedereen die bij de samenwerking betrokken was op de korrel. Zo dient hij tuchtklachten in tegen twee advocaten, accountant Paul Scholte en huisarts Van de Beek. Zijn klacht tegen Van de Beek, onder meer over dat zij haar medische toezichtsrol verzaakte en testlocaties te weinig bezocht, weigert het tuchtcollege inhoudelijk te beoordelen. Een klager moet een rechtstreeks belang hebben bij een tuchtklacht en dat zijn de volksgezondheid en het publieke vertrouwen in een huisarts – die Duyfjes aanvoert – niet.
Scholte daarentegen wordt eind vorig jaar door de vijfkoppige Accountantskamer wél tuchtrechtelijk veroordeeld. Hij krijgt een berisping omdat hij zich kritischer had moeten opstellen rond de stand-by-uren en bijvoorbeeld had moeten onderzoeken of die ook zijn uitbetaald aan stand-by-personeel.
Dat oordeel is naar zijn „stellige overtuiging” onterecht, reageert Scholte tegen NRC. Vanwege ‘praktische overwegingen’ – tijd, geld en negatieve energie – is hij niet in hoger beroep gegaan. In reactie op vragen over de bijeenkomst op zijn kantoor kort voor Kerst, stelt hij dat hij niet heeft geadviseerd valse stand-by-facturen in te leveren, maar enkel om niet in gesprek te gaan met SON omdat de mondelinge afspraak over stand-by-uren „nooit was vastgelegd en dit mogelijk alsnog aanleiding zou geven voor discussie met SON”.
In tegenstelling tot hun accountant stellen Clewits, Maada, Ben Allal, Van de Beek en Visee via hun advocaat dat over de stand-by-uren niet alleen een mondelinge afspraak, maar ook een contractuele afspraak met SON is. Vanwege een geheimhoudingsbeding mag die echter niet getoond worden aan NRC.
Ruim 9 miljoen toegangstesten
Nadat het kabinet had besloten dat Nederland weer normaal – zonder QR-codes – open kon, kwam op 22 maart 2022 een einde aan Testen voor Toegang. In totaal werden ruim 9 miljoen toegangstesten uitgevoerd en ontving de Stichting Open Nederland 356 miljoen euro van de Rijksoverheid. En hoewel de taken formeel zijn overgedragen aan de Dienst Testen van het ministerie, is de stichting nog steeds actief. Ze staat geregistreerd op een bedrijventerrein in Limburg. NRC trof in oktober een geïnteresseerde advocaat van de stichting bij een zitting in de civiele zaak tussen Duyfjes en Clewits.
Vragen over de bevindingen van NRC wil een vertegenwoordiger van de stichting evenwel niet beantwoorden omdat niet op individuele zaken wordt ingegaan. „In zijn algemeenheid geldt dat SON bij indicaties van misstanden, bijvoorbeeld wanneer er signalen zijn dat zij met een testaanbieder zou hebben afgerekend op basis van onjuiste of valse stukken, nader onderzoek verricht en, indien nodig, nadere stappen zal ondernemen.”