De zakelijke rekening van de smartshophouder mocht niet worden opgezegd vanwege witwasrisico

Economie en recht Online bank Knab zegde de bankrekening van een smartshophouder op vanwege het witwasrisico in die sector. Dat moet de bank nu terugdraaien.


Illustratie Dewi van der Meulen

De zaak

In 2017 opende een winkelier een zakelijke bankrekening bij Knab. In haar winkel verkocht ze modeartikelen. Ook was er binnenin een winkel gevestigd: een ‘shop-in-shop’, voor de verkoop van smart- en headshopproducten zoals e-sigaretten, truffels en cannabiszaden.

Drie jaar later zegde Knab de bankrekening op, na wijziging van de acceptatievoorwaarden. De bank schreef: „Bedrijfsactiviteiten die wij niet accepteren, zijn onder andere activiteiten rondom tabakswaren en smartshopproducten.”

De ondernemer maakte bezwaar. Knab mailde haar om uit te leggen dat de bank bepaalde bedrijvigheid met een verhoogd risico uitsloot, vanwege de strijd tegen witwassen en financiering van terrorisme.

Bij de rechtbank Amsterdam eiste de winkeleigenaar dat de bankrekening – nog actief in afwachting van de uitkomst van de rechtszaak – in stand zou blijven.

Recht op weigering

In haar vonnis legt de rechtbank uit waarom de contractvrijheid van banken begrensd is. Aan de ene kant hebben banken het fundamentele recht om klanten te weigeren of op te zeggen. Aan de andere kant hebben zij een zorgplicht. Voor consumenten en ondernemingen is het vrijwel onmogelijk zonder betaalrekening aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen. Daarom, zegt de rechtbank, kan zij de bank onder bijzondere omstandigheden verplichten een klant aan te nemen of te behouden.

Hier doen die bijzondere omstandigheden zich voor. Knab heeft de opzegging uitsluitend gebaseerd op de sector waarin de klant actief is. Volgens de bank maken smartshops deel uit van een branche waarin witwassen veel voorkomt en banden met de criminele wereld bestaan. Dat soort klanten zou Knab extra werk opleveren bij zijn wettelijke controleplicht ter voorkoming van witwassen. Maar de bank heeft niet duidelijk gemaakt waarom juist deze ondernemer een verhoogd risico zou vormen en tot hoeveel extra werk dat dan zou leiden. Met zo’n algemeen verhaal kan Knab het belang van de winkelier bij een betaalrekening niet opzijschuiven, vindt de rechter.

Knab moet de bankrekening dus in stand houden.

Commentaar

Regelmatig verschijnen uitspraken over de vraag of een bank een rekening van een zakelijke klant mag opzeggen. Advocaat financieel recht Maartje van der Beek van BarentsKrans staat ondernemers bij die te maken krijgen met een opzegging door de bank. Het aantal zaken lijkt sterk toegenomen sinds het Openbaar Ministerie in 2018 ING een megaboete oplegde, zegt ze. Het OM en ING schikten voor 775 miljoen euro, omdat de bank de controle op witwassen jarenlang had verwaarloosd.

De rechter maakt bij de beoordeling van de opzegging altijd een belangenafweging, waarbij de toegang tot het betalingsverkeer zwaar weegt. Dat was al zo bij consumenten, maar de Hoge Raad oordeelde in 2021, in een zaak van ING tegen saunaclub Yin Yang, dat die toegang ook voor ondernemingen zwaar weegt. Tegelijk is de naleving door banken van de toezichts- en integriteitseisen belangrijk. De bank moet dan wel concreet maken waarom de klant in kwestie een probleem vormt. Van der Beek: „In deze zaak legt de rechter dat heel duidelijk uit.”

Volgens Helène Erftemeijer, expert in voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme bij bankenorganisatie NVB, is het wel eens zoeken naar de balans. „Soms zie je dan een uitspraak, zoals deze, waarbij die balans anders uitpakt dan hoe de bank die opmaakte.”

Acceptatiebeleid

Wijziging of aanscherping van het acceptatiebeleid kan voor een bank aanleiding zijn een zakelijke relatie te weigeren of op te zeggen. Erftemeijer: „Banken hebben de vrijheid om te zeggen dat bepaalde klanten niet bij hun visie of strategie passen. Daar moet je als bank helder over zijn. Wel moeten banken altijd een individuele beoordeling maken van de klant.”

Toch doen banken dat blijkbaar niet altijd. Dat blijkt niet alleen uit deze zaak. Zo oordeelde de rechtbank Amsterdam vorig jaar dat ING trustkantoor CIS niet aan de kant mocht zetten vanwege zijn beleid trustkantoren geen bankrekening meer te bieden. Het probleem daarbij was dat CIS bij geen enkele andere bank terecht kon.

„De belangenafweging valt ook wel eens anders uit”, zegt Van der Beek. Vorig jaar bepaalde de rechtbank Amsterdam dat ABN Amro de klantrelatie met het in Curaçao gevestigde advocatenkantoor VanEps mocht opzeggen, omdat de bank alleen nog zaken wilde doen met rendabele Noordwest-Europese klanten. Het advocatenkantoor zou nog wel alternatieven hebben voor een betaalrekening, vond de rechter. „Dat maakte misschien het verschil, maar in mijn ogen blijft het een opzegging op grond van categorale uitsluiting. Dat mag gewoon niet.”

Leidt zo’n uitspraak tot verwarring? Voor Van der Beek staat als een paal boven water dat een individuele belangenafweging nodig is. Ook voor banken is het duidelijk, vindt Erftemeijer, die een positieve ontwikkeling ziet: „Als je de rechtspraak van nu vergelijkt met die van vijf jaar geleden, zie je vaker dat de bank gelijk krijgt. Daarom denk ik dat banken hun beoordeling nu beter doen.”

Uitspraak: Rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, 29-03-2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:2009