‘Stel dat je zou weten dat er complexe buitenaardse wezens bestaan en dat ze op weg zijn naar planeet Aarde. Zou je dan écht het meest nieuwsgierig zijn naar hun kleur? Of zou je – ik noem maar wat – willen weten of ze vriendelijk of vijandig gezind zijn? En, in dat laatste geval: of ze benen hebben om op je af te rennen?”
Zoöloog Arik Kershenbaum (59) wandelt met ferme pas door de lange gangen van het negentiende-eeuwse Girton College, net buiten het centrum van Cambridge in het Verenigd Koninkrijk. Net heeft hij, tijdens een lunch in de statige dining hall, uit de doeken gedaan welke vraag hem de afgelopen jaren tot vervelens toe is gesteld: of Marsmannetjes groen zijn. „Maar zelfs als we zouden kunnen achterhalen wat voor kleur ze hebben, dan is zo’n feit op zichzelf nog niet eens zo interessant.
Het zijn niet de wat-vragen die tellen binnen de zoölogie, maar de waarom-vragen. Waarom zouden aliens überhaupt gekleurd zijn? Waarom is het aannemelijk dat ze bewegen, en waarom kun je er in elke complexe samenleving van uitgaan dat er jagers zijn en prooien?” Dan, bij het openen van zijn werkkamer: „Sorry voor de rommel. Het is een drukke maand – eerst op tijgerveldwerk naar Zuid-Nepal en straks met de jaarwisseling zit ik in Yellowstone om wolvencommunicatie te bestuderen.”
De werkkamer van Kershenbaum ziet er op het eerste gezicht uit als een typische zoölogenkamer. Opgezette visarend op de kast, schema’s over evolutie op het whiteboard, boeken over dierentaal in de kast. Op de bank ligt een grote knuffelhond; een herinnering aan zijn onlangs overleden canaänhond Darwin. „Studenten kwamen hier regelmatig hun hart bij hem uitstorten.”
Maar wie wat langer rondkijkt ontwaart visuele hints die passen bij zijn extra expertise: exobiologie. Sciencefictionboeken, een artikel met de term ‘xenolinguïstiek’ en natuurlijk zijn eigen bestseller The Zoologist’s Guide to the Galaxy. Daarin schetst hij, met voorbeelden uit onder meer de evolutiebiologie en de taalwetenschap, aan welke regels complex buitenaards leven zoal zal voldoen.
1Natuurlijke selectie komt ook op andere planeten voor
„Vooropgesteld: dat er binnen afzienbare tijd buitenaards leven wordt ontdekt, daar twijfel ik niet aan. De kans dat dat intelligent, complex leven betreft, is veel kleiner. Maar stel dát we zo’n alien-beschaving ontmoeten, dan zullen ze hoe dan ook een paar dingen met ons gemeenschappelijk hebben, waaronder evolutie door middel van natuurlijke selectie. Kortom: het gegeven dat door de tijd heen een opeenhoping van goede eigenschappen ontstaat en een afstoting van de slechte. Natuurlijke selectie is niet gebonden aan dna of andere aardse bouwstenen, je kunt het definiëren in strikt wiskundige termen, zonder te refereren aan bijvoorbeeld een specifieke manier van voortplanting. Het is de enige logische manier om te evolueren. Net als aards leven zal buitenaards leven beginnen als iets simpels, en stapje voor stapje diversifiëren.”
2De functie is doorslaggevend voor de vorm
„Op onze planeet zie je vaak convergente evolutie: de ontwikkeling van gelijksoortige aanpassingen bij soorten die helemaal niet aan elkaar verwant zijn maar wel gelijksoortige niches bezetten. Neem bijvoorbeeld de Tasmaanse tijger, een uitgestorven buideldier dat sprekend op een wolf leek. Of denk aan vogels en vleermuizen: ze vliegen allebei, maar behoren tot geheel verschillende groepen. Ook in de paleontologie zie je dat er overeenkomsten zijn tussen uitgestorven en huidige soorten. We kunnen best veel over dinosaurusgedrag concluderen door een vergelijking te trekken met nog levende soorten. Dat er roofdinosauriërs waren, concluderen we bijvoorbeeld onder andere op basis van hun puntige tanden.
„Het is daarmee nog niet gezegd dat het heelal barst van de buitenaardse wolven en vleermuis-aliens. Maar wezens van andere planeten zullen ook allerlei rollen in allerlei niches vervullen, en tot op zekere hoogte zal hun vorm gedicteerd worden door hun functie. Als je een snelle roof-alien bent, heb je bijvoorbeeld niets aan een log lichaam.”
3Buitenaards leven beweegt (met benen of vinnen)
„Wetenschappers gaan ervan uit dat het vroegste leven op aarde statisch was. Maar zelfs die oudste kolonievormende bacteriën, stromatolieten, bewogen in zekere zin: zodra zand en dood organisch materiaal de inkomende straling van hun energiebron – de zon – blokkeerde, groeiden ze omhoog, in nieuwe matten boven op de oude. En ook planten en paddestoelen kennen enige mate van beweging.
„Toch is de voortbeweging door dieren van een heel andere orde. Met vinnen of benen kun je veel sneller en gemakkelijker van plaats A naar plaats B komen. Dat is gunstig, want een wrede, simpele wet binnen de evolutie is dat energie beperkt is. En dus moet je creatief zijn om er voldoende van te krijgen. Bijvoorbeeld door sneller bij voedselbronnen te komen dan andere soorten.
Beweging is een aanjager van complexiteit
„Beweging is een aanjager van complexiteit. Bewegende dieren moeten soms snel doorslaggevende beslissingen maken, en die tijdsafhankelijke race voor speed is een aanjager geweest in de ontwikkeling van communicatie en intelligentie.
„Als er slimme, communicerende aliens bestaan, dan is mijn vermoeden dus dat ze zich ook voortbewegen. En als ze dat op land doen, dan zullen ze een soort benen moeten hebben. Vermoedelijk is er sprake van tweezijdige symmetrie, net als bij ons: op twee of vier benen is het makkelijker om vooruit te komen dan op drie. Maar misschien hebben ze eerder heel veel kleine buisvormige zuignapachtige beentjes, zoals de zeester.”
4Aliens hebben een manier van communicatie
„In de dierenwereld zien we dat er allerlei vormen van verbale en non-verbale communicatie zijn, die nauw samenhangen met de omstandigheden waarin soorten leven. Datzelfde zou gelden voor buitenaards leven. Visuele communicatie bijvoorbeeld, met gebaren maar ook kleuren en patronen, heeft natuurlijk alleen nut als aliens de signalen ook kunnen waarnemen, dus als er licht en goed zicht is. Geluiden – bijvoorbeeld om partners te lokken, vijanden te verjagen of prooien op te sporen – kunnen heel nuttig zijn in de duisternis, zoals je bijvoorbeeld ziet bij echolocatie. Maar ook over grote afstanden kunnen ze van pas komen, zeker in dichtbegroeide gebieden.
„Elektronische signalen, daarentegen, werken juist op korte afstand en vooral onder water. In helder water zijn ze niet nodig – daar werken visuele signalen net zo goed – maar in donkere oceanen, zoals die bijvoorbeeld op de manen van Saturnus voorkomen, zouden ze ideaal kunnen zijn. Veel hangt kortom samen met de planeet waarop het buitenaardse leven zou wonen.
„Dan is er nog de kwestie van taal. Dat wordt vaak gezien als een uniek menselijk concept, maar de definitie is nogal vaag. Wat mij betreft kun je sowieso zeggen dat taal een manier is om complexe concepten te communiceren, en dat het net als wijzelf aan natuurlijke selectie onderhevig is. En in die zin is het aannemelijk dat complex buitenaards leven in ieder geval een vorm van taal heeft – of we die nu kunnen verstaan of niet.”
5Er zullen jagers en prooien zijn
„Een van de belangrijkste vragen die ik in mijn boek probeer te beantwoorden is of aliens sociaal zijn. Als ze net als wij samenwerken dan zullen ze ook geavanceerde technologieën kunnen ontwikkelen, als ze net als wij vriendengroepen hebben dan is de kans groter dat we ook met hen overweg kunnen. Maar om te kunnen voorspellen of aliens groepsdieren zijn, moet je eerst begrijpen waarom dieren al dan niet in groepen leven.
„Samenleven levert diverse voordelen op: je kunt eten met elkaar delen én je bent vaak veiliger in de buurt van predatoren. Predatie is universeel, dat volgt onvermijdelijk uit het gegeven van natuurlijke selectie. Geen ecosysteem kan langdurig bestaan zonder dat iemand eens een hapje van een ander zal proberen te nemen. Daarvoor is de competitie om energie simpelweg te groot.
Als agressie te lang de boventoon voert dan richt een beschaving zich uiteindelijk te gronde
„Buitenaardse beschavingen zullen dus óók roof-aliens omvatten. Predatie is een krachtige aanjager van evolutie, omdat jagers en prooien in een evolutionaire wapenwedloop met elkaar verstrikt raken, en de kans is groot dat er ook onder aliens groepsvorming zal optreden, onder meer dus als beschermingsmechanisme tegen die predatoren. Te hopen is dat de eventuele alienmaatschappij die wij ooit zullen treffen in ieder geval al het meest agressieve stadium voorbij is. Als het een geavanceerde maatschappij is ga ik daar wel vanuit, want als agressie te lang de boventoon voert dan richt een beschaving zich uiteindelijk te gronde. Zoals wij mensen op dit moment hard op weg zijn met onszelf te doen.”
We moeten onze blik niet alleen naar buiten richten, wil Kershenbaum maar zeggen, maar ook naar binnen. „Het woord ‘alien’ betekent ‘afkomstig van een andere plek’, maar wordt vaak ook gebruikt in de context van ‘gek’ of ‘anders’. En zodra je die betekenis de boventoon laat voeren, werkt dat polarisatie in de hand. Terwijl: als je je verdiept in de ander – of dat nu medemensen betreft of andere diersoorten, of dus aliens – dan begrijp je veel beter waarom ze bepaalde eigenschappen hebben ontwikkeld en is het makkelijker om verbinding te voelen.”