Sinds januari is Zita Pels weer aan de slag als wethouder Duurzaamheid en Volkshuisvesting in Amsterdam. Daarmee kwam een eind aan een periode van ruim een jaar waarin ze nooit voluit kon werken. Of tenminste, niet zonder dat daar acute uitputting op volgde.
Op kerstavond 2023 werd Pels ineens zo benauwd dat ze naar het ziekenhuis moest voor onderzoek. Op papier was ze gezond: foto’s goed, bloed goed, zuurstof goed. Haar huisarts raadde acht weken rust aan. Gehoorzaam legde de wethouder haar taken neer en bleef ze thuis. Twee maanden later ging ze weer aan het werk, maar een paar weken later stortte ze volledig in.
Alsof er twee Zita’s waren. De echte, die ziek in bed lag. En eentje die buiten verder leefde en nog gewoon partijleider kon worden
Opnieuw was er geen aanwijsbare lichamelijke oorzaak en de huisarts durfde ditmaal geen termijn meer te noemen, waardoor Pels elk perspectief op herstel ontbeerde. Die onzekerheid moeten leren accepteren, zegt ze nu, was „het zwaarste dat je meetilt”. Ze trekt haar benen op de bank in haar werkkamer op het Amsterdamse stadhuis en zegt dat ze dikwijls gefrustreerd is geweest. „Ik ben geen geboren boeddha.”
Deze week publiceerde Pels (38) een essay, Politiek ziek, een pleidooi voor kwetsbaarheid, waarin ze de lezer ‘meeneemt’ in haar ziekte. Het is niet haar bedoeling de lof van het ziek-zijn te zingen. Ze wil niet de suggestie wekken dat je uit ziekte louter positieve dingen moet halen. „Ziek zijn is gewoon vreselijk. Je ligt op zo’n moment echt niet in bed te denken: heerlijk wat ik hiervan leer.”
Hééft u er iets van geleerd?
„Ik heb dieper in mezelf rust gevonden. Maar ik zou het mezelf ook hebben gegund om dat nooit geleerd te hebben.”
Wat haar essay wel beoogt: de mythe van de onkwetsbaarheid in de politiek afbreken. Een baan waarin wordt gelachen om werkweken van zestig uur, een baan waarin je altijd aan staat, een baan die dus ontoegankelijk is voor mensen die dat simpelweg niet kunnen. Waardoor het politieke bedrijf een exclusieve verzameling van fitte mensen is. „Alsof we superefficiënte computers zijn.”
Tot ze ziek werd, was Zita Pels een aanstormend progressief politiek talent. Ze is „de politiek in gerold”, zegt ze. „Het grootste deel van mijn jeugd woonde ik bij mijn moeder, die zat in de bijstand. Ze heeft echt voor haar bestaan moeten vechten. Dus progressieve ideeën zaten er wel vroeg in.”
Tien jaar geleden begon ze als commissielid voor GroenLinks in de provincie Noord-Holland. Vier jaar later was ze lijsttrekker en gedeputeerde. Vier jaar geleden werd ze wethouder in Amsterdam, en begon ze als een wervelwind. Ze ging langs de deuren met een isolatie-offensief om de energierekening van Amsterdammers te verlagen. Ze probeerde de verkoop van sociale huurwoningen te verhinderen. „Ik kan mezelf ergens helemaal in storten.”
Vorig jaar werd ze in stadskrant Het Parool al genoemd als „gedoodverfde” opvolger van partijleider Rutger Groot Wassink, die heeft aangekondigd dat hij bij de gemeenteraadsverkiezingen van volgend jaar geen lijsttrekker voor GroenLinks meer zal zijn. Het wonderlijke is: toen dat artikel verscheen was Pels al maanden ziek thuis. „Alsof er twee Zita’s waren. De echte, die ziek in bed lag. En eentje die buiten verder leefde en nog gewoon partijleider kon worden.”
Vorige maand maakte het tijdschrift Binnenlands Bestuur de balans op van wethouders die in 2024 hun functie neerlegden. Dat waren er 225, meer dan ooit. Van hen stapten 38 op om gezondheidsredenen. Wat zegt dat over uw werk?
„Dat het echt nog wel een heel stuk gezonder mag. Om ervoor te zorgen dat de mensen die het doen, kunnen blijven zitten. Maar ook om ervoor te zorgen dat meer mensen aanspraak kunnen maken op een functie als deze. We zijn steeds meer gaan verwachten van zowel onze volksvertegenwoordigers als van onze bestuurders, op het onmenselijke af.
„Dit weekend was ik bij een nieuwjaarsreceptie. Als ik zo’n zaal in loop, zie ik ook alle mensen die er níet zijn. Iemand die zich bijvoorbeeld niet verstaanbaar kan maken in een grote groep. Of die niet lang kan staan. Of eenvoudigweg niet tegen drukte kan, iemand met chronische vermoeidheid, of long covid. Alles op zo’n receptie zet het beeld neer van superfitheid. Je moet alles aankunnen en er nog goed uitzien ook. Dat is een enorme last, en het werk is al druk genoeg.”
Wordt ‘onkwetsbaarheid’ beloond in dit politieke systeem?
„Dat vind ik wel, ja. Het gaat altijd over de sterkste, wie de winnaar is. Dat wordt nog versterkt door het zittende kabinet. Ik moet de eerste kwetsbaarheid die Wilders deelt, nog ontdekken. Premier Schoof die rennend voorbij komt om over een gezonde leefstijl te praten. Dan moet je wel kúnnen rennen.”
Joe Biden die doet alsof hij op zijn 83ste nog met gemak een van de zwaarste banen ter wereld zou aankunnen.
„En meer politici van wie we er achteraf pas achter kwamen dat ze een zware aandoening hadden. Daarom dacht ik, ik schrijf dit verhaal terwijl ik er middenin zit. Dan kunnen mensen het lezen en denken: ‘Hee, dat heb ik ook. Maar wacht eens even, zij is wel wethouder. Misschien heb ik ook recht op die plek aan tafel.’ Zo kan ik deuren openen, alleen al in het hoofd van mensen die denken dat die deuren voor hen gesloten zijn.
„Ik ben tot dit essay gekomen vanuit ziekte, omdat dat míjn verhaal is. Maar ik denk dat veel andere mensen zich zullen herkennen in wat ik ervaar. Misschien vanuit een andere beperking, maar wel met een gedeeld gevoel te worden geconfronteerd met normen die uitsluiten, of het nu gaat om gezondheid, huidskleur, sekse, het zijn vormen van impliciete uitsluiting waardoor je zelf denkt dat je iets niet kunt.
„Onze samenleving is zo gericht op de gezonde norm en wat je allemaal moet kunnen. Als je ziek bent, kun je het niet. We hebben maar één manier waarop je iets zou kunnen bereiken. De ander is altijd gezond en jij niet. Ik denk dat dat nog het zwaarste weegt in de politiek. Dat je voelt dat mensen kijken: kan ze het aan of niet?”
U schrijft zelf in uw essay dat u na acht weken verlof terugkeert en vaststelt: „Dit werk leent zich niet voor rustig opbouwen.”
„Toen ik net weer begonnen was, brak een crisis uit over de tarieven van het warmtenet. Daardoor zouden juist die mensen worden getroffen voor wie ik als bestuurder het meest probeer te betekenen. Aan het eind van mijn werkdag bracht ik een bezoek aan ongeruste inwoners van de Van der Pekbuurt in Amsterdam-Noord. Alle afspraken van die dag waren gepland in porties van drie kwartier, om het draaglijk voor mij te houden. Maar de mensen die ik daar sprak waren zo emotioneel en verdrietig dat ik anderhalf uur bleef. Daarna kwam ik echt helemaal kapot thuis. Maar ik had er wel elke minuut voor over en ik denk ook nu nog: dit is waar we voor zijn.”
In zelfhulpliteratuur heet dat een valkuil, toch?
„Ja, het is moeilijk om niet helemaal áán te gaan. Het is de passie voor het vak. Zonder dat zou ik het ook niet kunnen doen. Een specialist zei me dat ik van mezelf zoveel energie heb, dat ik ook met 20 procent minder nog steeds veel kan doen.”
Wat is dan de les die u wilt overbrengen? Dat iemand die een bestuurder wil zijn, door pijn en moeite heen moet beuken om resultaten neer te zetten? Of: ook als je geen zestig uur per week kunt werken, kun je betekenisvolle resultaten boeken?
„Dat laatste, natuurlijk. Het werk kan echt anders worden georganiseerd. We hebben hier raadsvergaderingen die om een uur in de middag beginnen en om elf uur ’s avonds eindigen. En dan de volgende dag weer. Dat is niet nodig.
„Duurzaamheid en Volkshuisvesting is een volle portefeuille. Er worden twintig besluiten per dag van je gevraagd, vijf dagen per week. Mijn hele team is erop ingericht dat ik rustig weer kan opbouwen. Maar er is altijd de vraag: kun je dan misschien ook? En dan misschien ook? Als ik deze week tegen alles ‘ja’ had gezegd, dan had ik alsnog zestig uur gewerkt.”
U heeft energie en zelfvertrouwen. Na ziekte begint u gewoon weer met uw baan. U bent bijna de levende contradictie van uw eigen essay.
„De dag dat Het Parool schreef dat ik de belangrijkste kandidaat was voor het lijsttrekkerschap van GroenLinks lag ik in bed. Ik had echt een heel slechte dag. Dit was een contradictie die ik bij elkaar moest zien te brengen. Er was de zieke Zita, op dat moment voor mij de enige Zita die er bestond. Ook al had die echte Zita al maanden niet geleverd, dan nog werd zij in de buitenwereld genoemd als partijleider. Ik dacht: als ik die twee vrouwen kan verenigen, dan laat ik zien dat je ook met al je kwetsbaarheden in de politiek kunt functioneren.”
In uw essay schrijft u: „Als ik terug zou komen als wethouder, zou ik dat alleen doen als ik mezelf zou beloven trouw te blijven aan wie ik ben, de ratrace aan me voorbij zou laten gaan.” Betekent dit dat u geen lijsttrekker wilt worden? Of juist wel, om te bewijzen dat zelfs zo’n positie bereikbaar is voor mensen die niet 100 procent gezond zijn?
„Dat laatste hoop ik natuurlijk sowieso, ook omdat mijn partij dat uitdraagt. Maar ik ben nu gewoon weer lekker begonnen en we zien het allemaal wel. Dat Amsterdamse lijsttrekkerschap speelt pas ergens rond de zomer.”
Lees ook
Kamerleden: opgebrand, weggepest en tot slot kapot geknepen
