De vrouw die Anna Karenina met haar voeten vertaalde


De vrouw van Josephine Rombouts schrijft over onderbelichte prestaties van opmerkelijke vrouwen. Deze week: de vrouw met een beperking die uit het Slavisch vertaalde en autoreed.

Wils Huisman in haar werkkamer in Leiden.
Wils Huisman in haar werkkamer in Leiden.

Foto Familie-archief

We liepen door Leiden en de vriend hield abrupt stil voor een huis en onderbrak daarmee mijn verhaal over de promotie van een studiegenoot in Utrecht. Dat was jammer want ik was net bij de climax gekomen. Dat ik in de senaatszaal stond en dat het me opeens was opgevallen dat die van onder tot boven was behangen met geleerden (m). Voorzichtig, om de promovendus niet te storen in zijn verdediging, had ik me wat gedraaid zodat ik alle gezichten kon bekijken, maar nee, niet één professor (v). „Toen”, zo had de pointe van mijn verhaal moeten luiden, „begreep ik opeens waarom ik mijn promotieplannen zo snel had opgegeven”. Dat was de plaats geweest voor een betekenisvolle pauze, en dan zou ik gezegd hebben: „Ik had geen voorbeeld, geen rolmodel.”

En nu stonden we dus stil voor het huis en vroeg hij: „Heb ik je ooit verteld van de tante van Jan?” Hij kende me al een tijdje dus misschien voorzag hij dat na mijn anekdote cijfers zouden komen, veel cijfers, en percentages over de genderverdeling op de academische ladder. „Nee”, zei ik, climax en cijfers inslikkend, „daar heb je me nooit over verteld. Welke Jan?”

„Die vriend van me. Tijdens zijn studie woonde hij bij zijn tante. Hier, in dit huis.” Het verhaal had niet direct mijn volle aandacht, maar ik keek braaf naar de gevel. We stonden op de Boisotkade en het was een erg mooi huis.

„Rijke familie?”, opperde ik.

„Ze was Russisch vertaalster. Ze heeft Anna Karenina vertaald.”

Touché. Wat een foute aanname van me. In gedachten zag ik voor de hoge ramen een vrouw zitten typen aan een glanzend eikenhouten bureau.

„Ze had geen armen”, vervolgde hij.

Ik had even tijd nodig om het beeld in mijn hoofd bij te stellen. „Hoe?” Er waren een heleboel hoe’s aan een leven zonder armen, maar eerst over dat schrijven aan een bureau. „Typte ze met haar voeten?”

„Dat weet ik niet, dat zou je aan Jan moeten vragen.” Waar ik misschien geen rolmodel had gehad, had deze vrouw in de jaren 50 waarschijnlijk nog minder rolmodellen gehad én geen armen.

Ze reed in een Daf

Een paar weken later zat ik bij de neef in de tuin om meer te weten te komen over haar. Ja, hij had inderdaad een paar maanden bij zijn tante, Wils Huisman (1914-1979), gewoond. Hij herinnerde zich nog goed de Daf waarin ze reed:

„Ze was een van de eerste gehandicapten die auto reed, een automaat waarbij ze het stuur op de grond hadden geplaatst. Haar vertaalwerk? Ja natuurlijk, ja, dat was heel belangrijk voor haar. Ze vertaalde voor Van Oorschot.” Ik zag direct de donkere rij boeken voor me die een ereplaats in mijn vaders boekenkast innamen, de Russische Bibliotheek.

„Als ik thuiskwam zag ik haar in de voorkamer aan haar bureau”, vertelde Jan, „niet met een typemachine, nee, ze schreef met haar voeten. Gewoon met een pen en papier.”

Wils Huisman studeerde af in 1941, werd kort na de oorlog de eerste vakreferent voor de Slavische talen aan de Universiteitsbibliotheek van Leiden en vertaalde voor de Russische Bibliotheek werken van Toergenjev, Gontsjarov en Tolstoj.

Ver van mijn eigen anekdote voel ik hier dan toch een gepast moment voor wat cijfers. De huidige statistieken zijn er kort en bondig over: In alle wetenschappelijke functies is het aandeel vrouwen kleiner dan het aandeel mannen, blijkt uit cijfers van het Rathenau Instituut. Hoe hoger de functie, hoe kleiner het aandeel vrouwen. Van de mensen die van 1920 tot 1980 promoveerden was 6,6 procent vrouw, van wie de carrièrekansen aan de universiteit dus klein waren. Vanaf 1980 steeg het gestaag tot nu 42 procent.

Ik ga naar Els de Roon Hertoge, de vrouw die mijn boeken redigeert. Tegenwoordig heeft ze het daar eigenlijk te druk voor vanwege haar literair vertaalwerk, ze is slavist. Ze heeft Stalingrad van Vasili Grossman onder handen.

„Hoe is het om te vertalen?”, vraag ik.

„Het is net een puzzel. Als je veel van taal houdt, is het erg leuk.”

„Is het een beroep waar gender een rol speelt denk je?”

„Het is wel voorgekomen dat ik te horen kreeg dat ze een man zochten voor de vertaling maar dat ik die dan wel mocht redigeren. Verder heb ik soms het idee dat de mannelijke vertalers meer prestige hebben. Ze durven meer en profileren zich beter.” Ze lacht wat verontschuldigend, „ik weet niet of dat komt omdat het mannen zijn, ik denk ook weleens dat het aan mijn eigen karakter ligt”.

Daar kan ik wat cijfers bij zoeken, kijken of het haar verbeelding is, haar karakter of een reactie op een maatschappelijk feit. Gemiddeld blijken er ongeveer evenveel mannelijke als vrouwelijke vertalers werkzaam te zijn. Van de per jaar gepubliceerde boeken is 70 procent van mannelijke auteurs. Bij een onderzoek naar twee miljoen boeken blijkt dat werken van schrijvers 65 procent hoger geprijsd zijn dan van schrijfsters, die meestal in andere categorieën publiceren. Vertalers (m) werken aan teksten van mannen en vertaalsters werken aan teksten van beide genders (60 procent m, 40 procent v), waar ze dus minder aan verdienen en minder aandacht voor krijgen. Ik vind nog veel meer cijfers die duidelijk maken dat De Roon Hertoge zich niet verbeeldt dat een man die een man vertaalt meer aandacht krijgt. En waarom iemand tijdens een wandeling met mij het gesprek op een ander onderwerp zou willen proberen te brengen.

Ik vind Wils Huisman op de website van Van Oorschot tussen van Karel van ’t Reve (hoogleraar), Charles B. Timmer (hoofdredacteur) maar geen biografische gegevens. Ik klop aan bij Van Oorschot, ze hebben helaas in hun archief geen documenten of brieven meer uit de tijd dat zij voor hen werkte, maar: „We hebben een aantal jaren geleden haar vertaling van Anna Karenina (uit 1965) onder de loep genomen, maar konden niet anders constateren dan dat de vertaling voortreffelijk is en het onnodig zou zijn om het opnieuw te laten doen.” Artikelen waarin de nieuwe vertaling van Hans Boland bij Atheneum en die van Wils Huisman worden vergeleken, laten zien dat haar werk nog steeds leeft.


Lees ook een interview met Judith Koelemeijer, de biografe van Etty Hillesum: ‘Ik wilde Etty Hillesums keuze beter begrijpen’

Etty Hillesum

Dan komt er een mail van iemand die heeft gehoord dat ik naar Wils Huisman op zoek ben. „Mijn moeder heeft haar in de jaren 30, 40 ook nog gekend. Het mooie blonde meisje dat zonder armen door de sneeuw liep had grote indruk op haar gemaakt.” Hij wijst me erop dat ze wordt genoemd door studiegenoot Etty Hillesum in haar dagboek en dat Maarten Biesheuvel bij haar thuis kwam en dat hij haar werk bewondert. En vervolgt: „Toen ik in Leiden ging studeren, vertelde ik mijn moeder dat we in de studiezaal Slavisch een mevrouw zonder armen hadden. Ze had een lange jurk aan en haar werkplek was zo ingericht dat ze op een krukje met haar rechtervoet haar paraaf kon zetten op de briefjes waarmee je toestemming kreeg om de boeken in de studiezaal mee naar buiten te nemen. Mijn moeder was verrukt: dat was dat meisje dat ze voor de oorlog over het Rapenburg had zien lopen. Ze had zich vooral in de winter zo bezorgd om haar gemaakt en was nu blij van mij te horen dat ze zo goed terecht was gekomen.”