De vraag is of bondscoach Koeman en zijn spelers wel dezelfde voetbaltaal spreken

Door onze medewerker

Het Nederlands elftal was „nergens” toen haar man het in 2018 overnam, zegt Bartina Koeman in de docuserie Força Koeman. In die eerste periode wist bondscoach Ronald Koeman het negatieve sentiment rond Oranje te keren. Hij bracht wilskracht, dynamiek en door de goede resultaten hernieuwd geloof na donkere jaren. „Hij is een reparateur”, zei Bartina, terugblikkend over gaar echtgenoot.

Zo staat Ronald Koeman dinsdagavond langs de lijn, in het Olympiastadion in Berlijn. Als een reparateur. Maar de omstandigheden zijn nu anders, in zijn tweede termijn als bondscoach. Nu moet hij herstellen wat onder zijn verantwoordelijkheid fout gaat, in het laatste groepsduel op het EK tegen Oostenrijk.

Spelers ogen vertwijfeld. Weten niet precies wat ze moeten doen. Het is te zien aan hun handgebaren, de vragende blikken. Ze worden vastgezet, naar de zijkant gedrukt en daar steeds gedwongen tot balverlies. Moeilijke oplossingen worden gezocht, eenvoudige afspeelopties dienen zich niet aan. Dus maakt Tijjani Reijnders een rush die op niets uitloopt, probeert Lutsharel Geertruida zonder succes een tegenstander uit te spelen en verliest Joey Veerman keer op keer de bal.

Ook bij balbezit van Oostenrijk is het onduidelijk wat Nederland wil. Illustratief is de achttiende minuut, wanneer Oranje in een geraffineerd Oostenrijks combinatiespel belandt. Linksbuiten Cody Gakpo zet fel druk als Oostenrijk opbouwt. De verdediging verplaatst het spel dan naar de andere flank. Gakpo wijst dat rechtsbuiten Donyell Malen daar óók druk moet zetten. Pressing op de bal luistert nauw, het werkt alleen als je het collectief doet. Anders kan een tegenstander er (simpel) doorheen spelen.

Precies dat gebeurt. Malen zit er niet dicht genoeg op, kan geen druk uitoefenen. De controlerende middenvelders blijven ook hangen. Je ziet de aarzeling bij Oranje: met zijn allen doorstappen of niet? De frustratie daarover is zichtbaar bij Gakpo, die boos wegdraait. De weifeling is ook te zien bij Reijnders, die net als Gakpo hoog druk zet. Hij kijkt even achter zich of anderen volgen – niet dus.

Oostenrijk voetbalt eenvoudig door die halfslachtige pressie heen. Ieder balcontact wordt begroet met gejuich – ‘héé, héé, héé’. Die pijnlijke fase voor Oranje – algemeen gezien als de grondlegger van het ‘totaalvoetbal’ in de jaren zeventig met veel positiewisselingen en vloeiend combinatiespel – krijgt het elftal een les in modern, progressief aanvalsspel. Ruim anderhalve minuut duurt het Oostenrijkse vertoon.

Spelidentiteit

Wat voor soort voetbal wil je spelen? Wat is je spelfilosofie? Bij Oostenrijk is het onder de innovatieve coach Ralf Rangnick duidelijk. Zij jagen de tegenstander af met veel energie en ‘hoge’ druk, en spelen zeer direct richting het vijandelijk doel. Het is georganiseerd teamvoetbal, zonder aarzeling. Spelers van modale Europese clubs als SC Freiburg, VfL Wolfsburg en Sturm Graz kunnen dan dus, ondanks het verschil in individuele kwaliteit, beter zijn dan Oranje.

Die spelidentiteit bij Oranje is minder duidelijk sinds Koeman maart vorig jaar begon aan zijn tweede termijn als bondscoach. Ja, wel in algemeenheden. „We gaan altijd uit van aanvallend, creatief voetbal”, zei Koeman eind mei. Maar op welke manier hij precies tot dit offensieve voetbal wil komen en met welke spelprincipes (intenties waarmee een ploeg speelt), is nooit duidelijk geworden.

Het raakt de kern van de coach Koeman. Hij is een realist, geen idealist. Een pragmaticus die met een vingerknip kan overstappen op een andere speelwijze. Die tactische flexibiliteit heeft Oranje vorig jaar geholpen in lastige periodes. Het ene moment meer gericht op defensieve controle, dan weer aanvallender – afhankelijk van tegenstander en scoreverloop. Tegen mindere landen voldeed dat.

Een eenduidige, doortimmerde speelstijl ontbreekt nu. Koeman toont zich geen ‘vormende’ bondscoach die een specifiek speltype erin slijpt. De nuance is dat dit bij een nationale ploeg ook lastiger is dan bij een club omdat er weinig trainingstijd is – al bewijst Rangnick het tegendeel. Oranje had bovendien een voorbereiding van ruim twee weken, waarin nu eindelijk wel een keer veel getraind kon worden. Maar een lijn in de ontwikkeling van de speelwijze is niet te zien op dit EK.

Het is een van de tekortkomingen die Oranje dinsdag in problemen brengt. Constant lopen spelers achter de bal aan, krijgen geen druk op Oostenrijk. Er is onduidelijk wie aanvallende middenvelder Marcel Sabitzer moet oppakken, die dieper staat dan verwacht. Moet centrale verdediger Virgil van Dijk hem oppakken, of moet middenvelder Jerdy Schouten mee? Als hij hem volgt, worden de ruimtes op het middenveld te groot, zegt Schouten later.

Die slimme positionering van Oostenrijk in combinatie met hun agressieve pressing, trekt Oranje uit balans. Rechtsback Geertruida schuift iets naar binnen om het centrum te ondersteunen. Met als gevolg dat er op rechts een gat valt – niet toevallig de flank waaruit de eerste tegengoal ontstaat.

Na twintig minuten gebaart Koeman: ga achterin een-op-een staan, zodat ze er op het middenveld meer druk op kunnen krijgen. Die boodschap is met name gericht aan Van Dijk, die nauwelijks doordekt. Dat lukt pas vanaf de tweede helft. Koeman zegt later dat het plan vooraf was om „een beetje” in te zakken – wat dus desastreus uitpakte.

Progressieve clubtrainers

Het passieve spel van Oranje is opvallend, gezien de progressieve trainers waar diverse internationals onder spelen bij hun clubs. Gakpo, Van Dijk en Georginio Wijnaldum zijn bij Liverpool gevormd door de extreme pressie en het hoge tempo onder Jürgen Klopp. Daar waar Nathan Aké bij Manchester City werkt met Pep Guardiola, de meest invloedrijke trainer van deze eeuw met zijn positioneel georiënteerde totaalvoetbal.

Xavi Simons speelt bij RB Leipzig, een club in de school van het Duitse Vollgasfussball. Die lijn is door te trekken naar de Eredivisie, met Geertruida die bij Feyenoord groot werd in het agressieve, aanvallende spel onder Arne Slot. Daar waar Schouten en Veerman bij PSV kampioen werden met Peter Bosz, een coach die eveneens met veel energie en druk naar voren speelt.

Het spel van Oranje ligt ver af van dit type voetbal. Dat verschil is goed te zien in de wedstrijd van afgelopen vrijdag tegen Frankrijk. Xavi Simons stapt meerdere keren uit om druk te zetten, gewend als hij dit is bij RB Leipzig. Net als Gakpo tegen Oostenrijk, reageert Simons gefrustreerd als anderen niet volgen. „Héé!”, roept hij. Na afloop is Koeman kritisch op Simons, omdat hij meerdere keren uitstapte waardoor grote ruimtes ontstonden voor Frankrijk.

Het roept de vraag op of bondscoach en spelers wel dezelfde soort voetbaltaal spreken. De vraag is ook waarom het Bosz bij PSV afgelopen seizoen wel lukte om Veerman in zijn kracht te laten komen, waar Koeman de spelverdeler dinsdag al na 35 minuten wisselt na een mislukt optreden met zestien keer balverlies.

Gevraagd naar de wissel, zei Koeman bij de NOS op afstandelijke toon dat er „iets moest gebeuren”. Als de interviewer hem voorhoudt dat Veermans specialiteit juist zijn balvastheid is, zegt Koeman: „Daar heb ik geen antwoord op, sorry. Hij struikelt een keer over de bal, hij geeft ballen weg. Dat moet je hem vragen. Het is voor mij onverklaarbaar.”

Het is de tweede keer in zeventien interlands dat Koeman tot zo’n rigoureuze, vroegtijdige wissel overgaat: Ajax-middenvelder Kenneth Taylor overkwam hetzelfde, maart vorig jaar na 33 minuten tegen Frankrijk. Net als Veerman nu, kwam hij er beschadigd uit. Los van het slechte spel van beiden, laat het vooral zien dat Koeman een inschattingsfout maakte bij de keuze voor zijn formatie.

Misschien was de nederlaag tegen Oostenrijk (2-3) in zekere zin onvermijdelijk. Iets dat Koeman een keer moest overkomen: tactisch afgetroefd worden door een coach met vooruitstrevende ideeën. De persconferentie in Berlijn loopt dinsdagavond tegen het einde als Koeman voorzichtig vooruit kijkt naar de achtste finale. Hij gebruikt traditioneel trainersjargon, dat duidt op een gedateerde aanpak. „Dan zullen we wel uit een ander vaatje moeten tappen.”