Het Nederlands elftal was „nergens” toen haar man het in 2018 overnam, zegt Bartina Koeman in de docuserie Força Koeman. In die eerste periode wist bondscoach Ronald Koeman het negatieve sentiment rond Oranje te keren. Hij bracht wilskracht, dynamiek en door de goede resultaten hernieuwd geloof na donkere jaren. „Hij is een reparateur”, zei Bartina, terugblikkend over gaar echtgenoot.
Zo staat Ronald Koeman dinsdagavond langs de lijn, in het Olympiastadion in Berlijn. Als een reparateur. Maar de omstandigheden zijn nu anders, in zijn tweede termijn als bondscoach. Nu moet hij herstellen wat onder zijn verantwoordelijkheid fout gaat, in het laatste groepsduel op het EK tegen Oostenrijk.
Spelers ogen vertwijfeld. Weten niet precies wat ze moeten doen. Het is te zien aan hun handgebaren, de vragende blikken. Ze worden vastgezet, naar de zijkant gedrukt en daar steeds gedwongen tot balverlies. Moeilijke oplossingen worden gezocht, eenvoudige afspeelopties dienen zich niet aan. Dus maakt Tijjani Reijnders een rush die op niets uitloopt, probeert Lutsharel Geertruida zonder succes een tegenstander uit te spelen en verliest Joey Veerman keer op keer de bal.
Ook bij balbezit van Oostenrijk is het onduidelijk wat Nederland wil. Illustratief is de achttiende minuut, wanneer Oranje in een geraffineerd Oostenrijks combinatiespel belandt. Linksbuiten Cody Gakpo zet fel druk als Oostenrijk opbouwt. De verdediging verplaatst het spel dan naar de andere flank. Gakpo wijst dat rechtsbuiten Donyell Malen daar óók druk moet zetten. Pressing op de bal luistert nauw, het werkt alleen als je het collectief doet. Anders kan een tegenstander er (simpel) doorheen spelen.
Precies dat gebeurt. Malen zit er niet dicht genoeg op, kan geen druk uitoefenen. De controlerende middenvelders blijven ook hangen. Je ziet de aarzeling bij Oranje: met zijn allen doorstappen of niet? De frustratie daarover is zichtbaar bij Gakpo, die boos wegdraait. De weifeling is ook te zien bij Reijnders, die net als Gakpo hoog druk zet. Hij kijkt even achter zich of anderen volgen – niet dus.
Oostenrijk voetbalt eenvoudig door die halfslachtige pressie heen. Ieder balcontact wordt begroet met gejuich – ‘héé, héé, héé’. Die pijnlijke fase voor Oranje – algemeen gezien als de grondlegger van het ‘totaalvoetbal’ in de jaren zeventig met veel positiewisselingen en vloeiend combinatiespel – krijgt het elftal een les in modern, progressief aanvalsspel. Ruim anderhalve minuut duurt het Oostenrijkse vertoon.
Spelidentiteit
Wat voor soort voetbal wil je spelen? Wat is je spelfilosofie? Bij Oostenrijk is het onder de innovatieve coach Ralf Rangnick duidelijk. Zij jagen de tegenstander af met veel energie en ‘hoge’ druk, en spelen zeer direct richting het vijandelijk doel. Het is georganiseerd teamvoetbal, zonder aarzeling. Spelers van modale Europese clubs als SC Freiburg, VfL Wolfsburg en Sturm Graz kunnen dan dus, ondanks het verschil in individuele kwaliteit, beter zijn dan Oranje.
Die spelidentiteit bij Oranje is minder duidelijk sinds Koeman maart vorig jaar begon aan zijn tweede termijn als bondscoach. Ja, wel in algemeenheden. „We gaan altijd uit van aanvallend, creatief voetbal”, zei Koeman eind mei. Maar op welke manier hij precies tot dit offensieve voetbal wil komen en met welke spelprincipes (intenties waarmee een ploeg speelt), is nooit duidelijk geworden.
Het raakt de kern van de coach Koeman. Hij is een realist, geen idealist. Een pragmaticus die met een vingerknip kan overstappen op een andere speelwijze. Die tactische flexibiliteit heeft Oranje vorig jaar geholpen in lastige periodes. Het ene moment meer gericht op defensieve controle, dan weer aanvallender – afhankelijk van tegenstander en scoreverloop. Tegen mindere landen voldeed dat.
Een eenduidige, doortimmerde speelstijl ontbreekt nu. Koeman toont zich geen ‘vormende’ bondscoach die een specifiek speltype erin slijpt. De nuance is dat dit bij een nationale ploeg ook lastiger is dan bij een club omdat er weinig trainingstijd is – al bewijst Rangnick het tegendeel. Oranje had bovendien een voorbereiding van ruim twee weken, waarin nu eindelijk wel een keer veel getraind kon worden. Maar een lijn in de ontwikkeling van de speelwijze is niet te zien op dit EK.
Het is een van de tekortkomingen die Oranje dinsdag in problemen brengt. Constant lopen spelers achter de bal aan, krijgen geen druk op Oostenrijk. Er is onduidelijk wie aanvallende middenvelder Marcel Sabitzer moet oppakken, die dieper staat dan verwacht. Moet centrale verdediger Virgil van Dijk hem oppakken, of moet middenvelder Jerdy Schouten mee? Als hij hem volgt, worden de ruimtes op het middenveld te groot, zegt Schouten later.
Die slimme positionering van Oostenrijk in combinatie met hun agressieve pressing, trekt Oranje uit balans. Rechtsback Geertruida schuift iets naar binnen om het centrum te ondersteunen. Met als gevolg dat er op rechts een gat valt – niet toevallig de flank waaruit de eerste tegengoal ontstaat.
Na twintig minuten gebaart Koeman: ga achterin een-op-een staan, zodat ze er op het middenveld meer druk op kunnen krijgen. Die boodschap is met name gericht aan Van Dijk, die nauwelijks doordekt. Dat lukt pas vanaf de tweede helft. Koeman zegt later dat het plan vooraf was om „een beetje” in te zakken – wat dus desastreus uitpakte.
Progressieve clubtrainers
Het passieve spel van Oranje is opvallend, gezien de progressieve trainers waar diverse internationals onder spelen bij hun clubs. Gakpo, Van Dijk en Georginio Wijnaldum zijn bij Liverpool gevormd door de extreme pressie en het hoge tempo onder Jürgen Klopp. Daar waar Nathan Aké bij Manchester City werkt met Pep Guardiola, de meest invloedrijke trainer van deze eeuw met zijn positioneel georiënteerde totaalvoetbal.
Xavi Simons speelt bij RB Leipzig, een club in de school van het Duitse Vollgasfussball. Die lijn is door te trekken naar de Eredivisie, met Geertruida die bij Feyenoord groot werd in het agressieve, aanvallende spel onder Arne Slot. Daar waar Schouten en Veerman bij PSV kampioen werden met Peter Bosz, een coach die eveneens met veel energie en druk naar voren speelt.
Het spel van Oranje ligt ver af van dit type voetbal. Dat verschil is goed te zien in de wedstrijd van afgelopen vrijdag tegen Frankrijk. Xavi Simons stapt meerdere keren uit om druk te zetten, gewend als hij dit is bij RB Leipzig. Net als Gakpo tegen Oostenrijk, reageert Simons gefrustreerd als anderen niet volgen. „Héé!”, roept hij. Na afloop is Koeman kritisch op Simons, omdat hij meerdere keren uitstapte waardoor grote ruimtes ontstonden voor Frankrijk.
Het roept de vraag op of bondscoach en spelers wel dezelfde soort voetbaltaal spreken. De vraag is ook waarom het Bosz bij PSV afgelopen seizoen wel lukte om Veerman in zijn kracht te laten komen, waar Koeman de spelverdeler dinsdag al na 35 minuten wisselt na een mislukt optreden met zestien keer balverlies.
Gevraagd naar de wissel, zei Koeman bij de NOS op afstandelijke toon dat er „iets moest gebeuren”. Als de interviewer hem voorhoudt dat Veermans specialiteit juist zijn balvastheid is, zegt Koeman: „Daar heb ik geen antwoord op, sorry. Hij struikelt een keer over de bal, hij geeft ballen weg. Dat moet je hem vragen. Het is voor mij onverklaarbaar.”
Het is de tweede keer in zeventien interlands dat Koeman tot zo’n rigoureuze, vroegtijdige wissel overgaat: Ajax-middenvelder Kenneth Taylor overkwam hetzelfde, maart vorig jaar na 33 minuten tegen Frankrijk. Net als Veerman nu, kwam hij er beschadigd uit. Los van het slechte spel van beiden, laat het vooral zien dat Koeman een inschattingsfout maakte bij de keuze voor zijn formatie.
Misschien was de nederlaag tegen Oostenrijk (2-3) in zekere zin onvermijdelijk. Iets dat Koeman een keer moest overkomen: tactisch afgetroefd worden door een coach met vooruitstrevende ideeën. De persconferentie in Berlijn loopt dinsdagavond tegen het einde als Koeman voorzichtig vooruit kijkt naar de achtste finale. Hij gebruikt traditioneel trainersjargon, dat duidt op een gedateerde aanpak. „Dan zullen we wel uit een ander vaatje moeten tappen.”
Voor een meisje van elf kent Doriane opvallend veel verhalen waarin een mes voorkomt. Het bekendst is wat kinderen hier in Schiebroek-Zuid de ‘moord bij de metro’ noemen. Op 1 oktober 2022 kregen twee mannen ruzie op straat. Ze kwamen van de instelling voor verslavingszorg, waar ze woonden, en waren dronken. Bij het metrostation stak de een de ander in zijn hals – die overleed. Het was een zaterdagmiddag, rond half vier. Kinderen speelden op het gras. Doriane: „Ik zag de man liggen, onder het bloed. Ik rende naar huis en vertelde het aan mijn ouders”.
Er gebeuren meer „slechte dingen” in haar buurt, zegt ze. „Een keer rende een meisje uit mijn klas stotterend naar me toe dat een meneer met een machete bijna iemand had doodgemaakt.” Die man woont er nog. Doriane zegt dat hij zijn vrouw slaat. Hoe weet ze dat? „Mensen vertellen erover. En soms hoor je gegil, daar.” Ze wijst naar zijn flat.
Het broertje van haar vriendin Sofia werd een keer bedreigd met een mes in het speeltuintje. Nu komt ze daar niet meer. Het ‘blauwe plein’ naast haar basisschool, de Stephanusschool, is voor de grote jongens. En op de bankjes aan de vijver, iets verderop, zitten de dronken mannen. „Dan roepen ze tegen mijn vriendinnen dingen als: leuke strakke broek.”
Naar de Lidl loopt ze om.
Het blauwe plein
Niet veel mensen kennen de buurt waar Doriane woont. Hij ligt in het noorden van Rotterdam, in een van de rijkste stadsdelen: Hillegersberg-Schiebroek. Kinderen in Schiebroek-Zuid groeien op in armoede. Woningen bevatten schimmel en asbest en hadden allang gesloopt moeten worden. Voor oudere tieners is niets te doen. De buurt heeft veel overeenkomsten met andere kwetsbare buurten en wijken in het land. De talrijke nationaliteiten, armoede, hangjongeren, overlast. Alleen: Schiebroek-Zuid bestaat niet. Niemand weet waar de buurt begint of ophoudt. En dus komen de problemen niet voor in welke statistiek dan ook. De villa’s in Hillegersberg en de vooroorlogse koopwoningen in het noorden van Schiebroek poetsen de schimmelhuizen van de kaart.
Hier speelde Nadal tegen Krajicek. Nu liggen er blikjes en peuken. Na de regen blijven plassen liggen
Twaalf jaar geleden speelde Rafael Nadal hier nog tegen Richard Krajicek. De Spaanse toptennisser was uitgenodigd om, omgeven door camera’s, de honderdste playground van de Krajicek Foundation te openen.
De stichting liet de blauwe laag verf op het plein, een tennisnet en sportattributen achter voor de buurtkinderen. Ze beloofde hen „minimaal twee keer per week” op het plein te laten begeleiden en er zouden studiebeurzen klaarliggen voor jongeren die daarbij zouden helpen.
Maar op een middag in maart 2024 is het plein bedekt met een laag zand, langs de randen liggen geplette blikjes en peuken. De struiken groeien door de hekken en de stoeptegels eromheen liggen los. Als het geregend heeft, blijven er plassen liggen op de playground. In het portiek ertegenover ligt huisraad tot op heuphoogte.
In het half jaar dat NRC in Schiebroek-Zuid rondloopt, vallen de welwillende bewoners op, de goede bedoelingen, de mooie plannen. Waarom lukt het dan toch niet? Hoe onttrek je een buurt aan armoede, geweld en overlast – problemen die elkaar juist versterken?
De vrouwen van ‘Wijkie’
Doriane heeft een vrolijk gezicht en een knot op haar hoofd. Ze wil rechter worden, of stewardess. Vanaf haar vierde komt ze bij Wijkie, een soort kinderbuurthuis tegenover het blauwe plein. Marie-José Eldering en Anita Broos runnen het. Om de kinderen te helpen omgaan met nare ervaringen lieten de vrouwen ze de moord bij de metro en andere akelige straatervaringen naspelen, waarbij ze een betere afloop mochten bedenken. De kinderen tekenden storyboards. Marie-José: „In elke scène kwamen dronken mannen voor.”
Ze was kindercoach bij de welzijnsinstantie in Schiebroek-Zuid, tot die zo’n elf jaar geleden een aanbesteding verloor en zij weg moest. Op haar laatste dag beloofde ze de kinderen: „Ik laat jullie niet in de steek.” De woensdagmiddag erna ging ze op een bankje zitten tegenover de Lidl, siroop en koekjes in haar tas. Twee meisjes kwamen opdagen, ze kletsten wat. De week erop kwamen meer kinderen. Ze nam een voetbal mee. „Toen het regende gebaarde de man van de snackbar: kom binnen. Ook die ruimte werd te klein.”
Marie-José’s oud-leidinggevende bij de welzijnsorganisatie, Anita, leverde een werkdag in om haar te helpen. In 2018 richtten ze stichting JAN op, met een eigen pand. Sindsdien zijn ze er drie dagen in de week, in hun vrije tijd. De kinderen hebben hun 06-nummers. Ze zeggen ‘José’ en ‘Anita’ en slaan hun armen om hun middel. Als Anita een jongetje op een woensdagmiddag naar zijn schooldag vraagt, wrijft die zijn rechterhand traag van kruin tot voorhoofd, kin omhoog en zegt: „Nou, niet héél goed.” En dan begint hij te vertellen.
De vrouwen blijven met iedereen contact houden, sommigen zijn al ver in de twintig. Anita zegt trots dat nog geen van de meiden die ze tot de groep van Wijkie rekent zwanger is. Een jongen die op straat was toen in de oudejaarsnacht 2021 de Stephanusschool in brand ging, appte Marie-José vlak ervoor: „Wijkie laten we met rust hoor”.
Foto’s: Merlin Daleman
Zoals Anita en Marie-José zijn er meer. Ubah Moussa – haar dochter Ilham zit bij Doriane in groep 8 – geeft elke week naailes aan vrouwen. Loes Zwarts zet zaterdags om 10 uur kratten eten in haar voortuin voor bewoners die net niet in aanmerking komen voor de voedselbank. Er is een bewoonster die in de gaten houdt of iemand eten nodig heeft, of babykleding, of nu echt weg moet bij haar gewelddadige man. Er is een vader die elke zondag huiswerkbegeleiding gaf aan tieners, tot de pandemie daar een eind aan maakte. Daarna kreeg hij ze niet meer bij elkaar. Een ondernemer op de Teldersweg, de winkelstraat van de buurt, gaf jaren geleden vechttrainingen aan jongeren die anders maar voor zijn deur hingen.
„Je kunt mensen niet helpen zonder iets van jezelf te geven”, zegt Anita. „Je moet er langdurig voor de kinderen zijn, in hun eigen buurt, ook als het even niet uitkomt. Pas dan komt het vertrouwen.”
Schiebroek-Zuid bestaat niet. Niemand weet waar de buurt begint of ophoudt
Het werk put de vrouwen soms zichtbaar uit – om het over geld maar niet te hebben. De moeder van Marie-José doneert 150 euro per maand aan de stichting. Loes betaalt zelf mee aan de boodschappen in de kratten. De ondernemer die vechttrainingen organiseerde vroeg een bijdrage van de gemeente, maar kreeg niks. De huur van het lokaal, de handschoentjes, alles moest hij zelf betalen. „Toen ben ik ermee gestopt.”
Nu hangen de jongens weer voor de winkel.
En dan heb je Ben en Henny Kleijweg. Ze runden als vrijwilligers 24 jaar het uitgiftepunt van de voedselbank. Via Facebook moesten ze vorig najaar vernemen dat die uit de wijk zou vertrekken; de 34 uitgiftepunten in de stad zouden samensmelten tot drie of vier supermarkten. Bewoners moesten voortaan naar Crooswijk, vier kilometer verderop.
Als dank kreeg het echtpaar bij de laatste levering een doosje Merci.
Lees ook
‘Geen geld en dan verdwijnt ook nog de voedselhulp uit de buurt’
Hooguit twee setjes kleding
Tientallen bekers glimmen op een appelgroene plank aan de muur van het noodgebouw van de Stephanusschool. De kinderen wonnen ze met de mini finals, de jaarlijkse voetbaltoernooien tussen scholen, met stadsfinales in Ahoy.
„In het begin werden onze kinderen daar echt uitgejouwd”, zegt schooldirecteur Astrid van Gogh. „Heel naar. Pas later veranderden ook andere scholen in de wijk van samenstelling.” Ze kocht de mooiste sporttenues die ze kon vinden. Daar gelooft ze in. „Als je wil dat kinderen zich als prinsen gedragen, moet je ze ook een mooie, nette omgeving geven.” Naast het noodgebouw groeit een nieuw schoolpand; camera’s bewaken het bouwterrein. Met oud en nieuw in 2021 én 2022 werd de school in brand gestoken, door jongens uit de buurt. Ook het nieuwe pand werd al beklad.
Van de 225 kinderen op de basisschool hebben veruit de meesten een niet-westerse achtergrond. Marokkaans, Turks, Antilliaans, Surinaams, Ghanees, Congolees, Eritrees, Kaapverdiaans. In de schakelklassen zitten Oekraïners en Syriërs. „Ik denk dat we zo’n vijftig Syriërs hebben lesgegeven”, zegt Van Gogh. Twee kinderen op deze basisschool zijn wit, een broer en zus. O nee, ze weet er nog een. Drie dan?
Zeven van de tien komen uit een gezin met een laag inkomen; het landelijk gemiddelde is nog geen twee op de tien. Kinderen delen een slaapkamer met een broer of zus of met hun ouders. Soms delen ze een bed. Ze hebben geen plek om huiswerk te maken, of geen computer, of ze hebben er geen tijd voor omdat ze op broertjes of zusjes moeten passen. Ze zijn moe van de stress of omdat ze laat naar bed gaan. Er zijn kinderen met één of hooguit twee setjes kleding, kinderen die de school binnenlopen zonder te hebben ontbeten. Ze komen de buurt bijna niet uit. Als ze op schoolreisje gaan, zegt Van Gogh trots, gedragen deze kinderen zich het best van iedereen. „Je ziet hun verwondering.”
Er werd nauwelijks gebruikt gemaakt van boterhammen op school: kinderen wilden niet laten merken dát ze thuis niets kregen.
Voor hongerige kinderen had de school boterhammen in de koelkast. Er werd nauwelijks gebruik van gemaakt: kinderen wilden niet laten merken dát ze thuis niets kregen. Dus stopte de leverancier ermee. In de gang staat fruit, van EU-geld, maar die subsidie is maar voor een half jaar. Achteraf misschien niet zo’n goed idee. „Ouders leren nu af om hun kinderen fruit mee te geven, terwijl dat best goed ging.” Na de zomervakantie biedt de school lunch aan voor álle kinderen, maar er zijn maar 75 kinderen die er door hun ouders voor zijn opgegeven – minder dan de school verwachtte.
Soms is er verwaarlozing, huiselijk geweld. „Maar veel ouders verdienen ook juist een lintje”, zegt Van Gogh „Zoveel problemen, al die kinderen en ze dan elke dag opnieuw opgepoetst en op tijd op school afleveren.”
En de schimmel. Aan de telefoon vooraf zegt Van Gogh dat ze het vooral daarover wil hebben. „We hebben kinderen die voortdurend last van hun longen hebben, echt ziek zijn. Het is schandalig! Zet je ramen open, zegt de woningstichting. Weet je wat het kost om je huis warm te stoken?”
Als kinderen niet komen opdagen, krijgt de school hen maar moeilijk terug in de lokalen. Één kind kwam afgelopen schooljaar zestig dagen niet opdagen, eentje dertig, een ander twintig. En dan? Niets, zegt Van Gogh. Ze meldt het bij de leerplichtambtenaar, het wijkteam, Veilig Thuis, ze vergaderen erover, maar de kinderen krijgt ze er niet mee terug in de klas.
Je kunt ook denken: school is om te leren. Dan houd je de buurt buiten en daarmee ook de omgangsnormen en ruzietjes.
Waarom haalt de school ze niet op? „We zijn geen ophaalservice”, zegt Van Gogh resoluut. In een zo kwetsbare buurt móét je als schooldirecteur een keuze maken. Je kunt de buurt binnenhalen: welzijnswerkers in de pauze, activiteiten na school, een koffiekamer voor de ouders. Zo was het voor haar komst. Goed voor de samenhang in de buurt.
Je kunt ook denken: school is om te leren. Dan houd je de buurt buiten, en daarmee ook de omgangsnormen en ruzietjes. Dat werd háár keuze. Sommige ouders vinden dat nog altijd jammer. Ze leerden elkaar kennen op school, wisten wat speelde, goed voor hun Nederlands.
Maar de prestaties van de kinderen vlogen de afgelopen jaren omhoog.
Één keer dit voorjaar haalden twee schoolmedewerkers toch een jongetje op. Zijn moeder had gebeld: de buurman op de galerij liet hem niet gaan. Toen de twee vrouwen aanbelden, bedreigde de buurman hén met een machete. De juf vluchtte met het jongetje naar beneden, de moeder bonkte tot bloedens toe haar hoofd tegen de deur en gaf de buurman de schuld. Hij spugen, zij spugen. De andere schoolmedewerker suste. Weer kwam er een mes bij kijken. Daarna mocht het echt nooit meer.
Geen voedselbank meer
In het noordelijk deel van Schiebroek is het anders. Op Koningsdag hangen daar de vlaggen uit, er zijn buurtapps en straatfeesten. In januari 2023 maakte een lid van de bewonersvereniging zich er zorgen om de wijkgenoten verderop, na „corona, Oekraïne en de hoge energierekeningen. Er móést iets gebeuren.” Betrokkenen en organisaties haalden met een crowdfunding 15.000 euro op voor hen die hulp nodig hadden.
Maar naar wie moest dat geld eigenlijk? En hoe kregen ze het daar?
Daar gaat het sindsdien elke maand over in een vergaderruimte, waar spritsen en koffie in kartonnen bekertjes op een grote ovalen tafel staan. De wijkcoördinator, de wijkmanager, de wijkregisseur, de wijkconciërge, wijkraadsleden, de welzijnsorganisatie, de bewonersorganisatie, de woningstichting, de belbus, de kerken – iedereen schuift aan. Schiebroek Hillegersberg Solidair heet de stichting die ze hebben opgericht.
Het gaat vaak over hóé te helpen. „Hoe krijg je die mensen in beeld?” klinkt het dan. Of: „Weten we eigenlijk wat hun hulpvraag is?” Dat het vooral om bewoners in Schiebroek-Zuid gaat, weet iedereen, maar dat wordt niet altijd uitgesproken, het kan stigmatiserend zijn. In het noorden van Schiebroek zijn ook slechte straten. In Hillegersberg, het rijke, oostelijk deel van de wijk, hebben ze óók mensen met schulden, alcoholverslaving, ook van daar komen bewoners bij de voedselbank.
Soms verzanden gesprekken in bureaucratie en jargon. De stichting wil „onderkoepelen” in plaats van „overkoepelen”. Er moeten „infopleinen” komen en „klankbordgroepen”. Maar als het om de voedselvoorziening in de wijk gaat, is iedereen het met elkaar eens.
Het ging altijd goed. De voedselbank leverde wekelijks kratten aan Ben en Henny in Schiebroek-Zuid en die vulden ze, na giften van lokale ondernemers en kerken, aan met verse groente, fruit, kaas, toiletpapier en shampoo. Wie net niet in aanmerking kwam, kon terecht bij Loes Zwarts en de kratten die ze elke zaterdag in haar voortuin zette. Op de Teldersweg staat een koelkast met eten: „Free Food”, staat erboven. Bewoners die wat over hebben doen het er in, de groenteboer en leerlingen van een vakschool vullen op vaste tijden aan. Wie honger heeft, pakt er iets uit.
Een goed werkend, maar kwetsbaar systeem. Toen in oktober vorig jaar de voedselbank uit de wijk vertrok en bewoners voortaan naar Crooswijk moesten, dreigde het stelsel in te storten. De kerken verhoogden snel hun giften, waardoor Ben en Henny kratten konden blijven vullen, maar dan eens per maand, in plaats van elke week. De belbus reed mensen die niet naar Crooswijk konden – omdat ze slecht ter been waren, of geen geld hadden voor vervoer – drie dagen per week heen en weer. De stichting SHS betaalde daaraan mee. Loes bracht voedselpakketten naar degenen voor wie ook de belbus geen oplossing was, bijvoorbeeld omdat ze te ziek waren om te reizen of met een partner of kind dat niet alleen kon zijn.
Na de zomer rijdt de belbus door tijdgebrek nog maar één dag op en neer naar Crooswijk.
Maar al direct raakten mensen zoek. Bewoners van wie ze wisten dat die gebruikmaakten van de voedselbank, maar nu uit zicht verdwenen. Twaalf in het begin, vertelt de manager van de belbus. De Voedselbank en de welzijnsorganisatie gaven geen namen meer door, om privacyredenen. Niemand in de wijk wist nog wie welke hulp nodig had. De 36 nieuwe klanten van de voedselbank dit jaar wisten niet dat ze bij Ben en Henny extra’s konden halen. Of dat ze erna wellicht bij Loes terechtkonden.
Daar kwam bij dat de uitdeellocatie van Ben en Henny werd gesloopt. Hun nieuwe ruimte is ook weer tijdelijk. Bij elke verandering haken mensen af, weet een hulpverlener.
Na de zomer rijdt de belbus door tijdgebrek nog maar één dag op en neer naar Crooswijk. Jongeren moeten ook naar school, ouderen naar de dagopvang.
En ondertussen hapert de gezondheid van Henny en Loes. Henny belandde dit voorjaar in het ziekenhuis, Loes moest naar de intensive care met longproblemen.
Een week later zat ze alweer in het zonnetje in haar voortuin, op een rollator. Haar man Henk bracht koffie. De kratten met chocolade paashazen, shampoo, wraps en groenten stonden als vanouds klaar. „Ze moeten me eerst onder de grond aanstampen, van mij komen ze niet zomaar af”, zei Loes, voordat ze een nieuwe hap lucht nam.
Sustainable Schiebroek-Zuid
Kijk, zegt Ubah Moussa in haar flatwoning op de eerste verdieping tegenover het blauwe plein. Ze wijst naar de spoelbak met een laagje water erin. „Ik blíjf het water weghalen.”
De meivakantie is begonnen. Ilham, haar dochter, kijkt in pyjama naar een nagesynchroniseerde Amerikaanse serie op Nickelodeon, het is nog vroeg. Ubah’s man en oudste dochter zijn niet thuis. In de keuken zoekt ze naar oploskoffie, in een van de kastjes moet nog een sachet liggen. Ze kent de buurt goed. Ze werkte hier in de thuiszorg, was overblijfjuf en volgt computerles.
„En hier is de wc, kom mee.” Het water uit het kraantje drupt via de leiding van de wasbak op de vloer. Als ze de woningstichting belt, duurt het soms weken voor iemand komt. Die gipsplaat boven haar hoofd? „Daar zit een lekkage onder. De woningstichting verstopte die. De schimmel komt steeds terug. Ze zeggen: we kunnen niets doen. Of: het is úw huis, mevrouw.” Ook op het balkon staat schimmel op de muur. Daar haalt ze haar schouders over op, dat is buiten.
Ook op het balkon staat schimmel op de muur. Daar haalt Ubah haar schouders over op, dat is buiten
Haar woning zou net als veel andere in de buurt gesloopt worden. Op internet zwerven nog uitzinnige plannen rond die woningstichting Vestia al in 2011 had voor een „sustainable Schiebroek-Zuid”. Hangplanten langs gevels met diepe, glazen balkons. Een visvijver met een paleisvormig paviljoen en terras. Ontspannen bewoners op bankjes. Het onderhoud van de huizen in Schiebroek-Zuid werd vanwege die plannen jarenlang uitgesteld. Maar Vestia ging bijna failliet door wanbeleid en Ubahs nieuwe huurbaas werd in 2023 Hef Wonen.
Dat kondigde snel renovaties aan. Een eerste huizenblok iets verderop wordt nu opgeknapt, daar hoort Ubah goede verhalen over. Maar het duurt nog zeker tien jaar voor haar blok aan de beurt is. „Ik knap veel zelf op”, zegt ze. „Ik heb geen zin om te zeuren.” Ze woont óók fijn, zo dicht bij de school en de metro.
Hef Wonen laat weten te doen wat ze kan om bewoners te helpen. „We gaan langs, geven advies en stellen materialen beschikbaar om schimmel tegen te gaan. Bewoners moeten zelf ook moeite doen. Sloop en renovatie alleen zijn niet de oplossing voor vocht- en schimmel.” De huren van de woningen die niet gesloopt of gerenoveerd worden, gaan elk jaar omhoog.
De problemen in de buurt neemt Ubah ook maar voor lief. De drugsdeals onder het raam van haar dochter. Pistoolschoten, soms. Auto’s die in brand worden gestoken. Vuurwerk en geschreeuw in de nacht. De woningstichting die „iedereen maar in de buurt propt”.
Ilham, in haar pyjama, vanuit haar stoel voor de televisie: „Een dronken man heeft hier achter de garage, daar bij de metro, een keer iemand doodgestoken.”
Waaróm zeurt Ubah eigenlijk niet?
Ze zucht. Anita vroeg het ook al eens. Niemand lijkt te protesteren. „Mensen sjouwen al genoeg problemen met zich mee. Iemand moet naar voren stappen, iemand die de taal goed spreekt, maar niemand doet dat.” En zeg nou zelf. De gemeente, de politie, de woningstichting, de bewoners, iederéén kent de problemen in deze buurt. De vochtige huizen, de gezondheidsproblemen, de drugsdealers, de overlast en criminaliteit. Waarom moet zíj dat melden, en wat gebeurt er dán? „De politie komt altijd te laat.” Ze hoopt op camera’s in de buurt. „Dan heb je bewijs.”
En ze weet wat er gebeurt met melders. Er gaat vuurwerk door je raam. Er moest een gezin verhuizen.
Onzichtbaar in de statistieken
Onzichtbaarheid heeft gevolgen. Het is een belangrijke reden waarom de buurt maar niet vooruitgaat. Bewoners en organisaties die zich inzetten voor Schiebroek-Zuid zeggen harder dan andere wijken te moeten vechten om aandacht en geld van de gemeente, omdat hun buurt in geen enkele statistiek voorkomt. Niet in de leefbarometer, de kerncijfers van het CBS, de wijkprofielen, de veiligheidsindex. De gemeente baseert zich voor beleid op die cijfers. Zijn ze ook bepalend voor het aantal agenten in de wijk? „Zeker”, zeggen de wijkagenten, Desiree Groenland en Regina Wilmink.
NRC vroeg cijfers op maat op bij het CBS (zie kader). Dan blijkt dat in geen andere buurt of wijk in Rotterdam zo veel mensen in de bijstand zitten als in Schiebroek-Zuid: 10,9 procent. Van de 7.295 bewoners is bijna één op de drie geboren buiten Nederland, met een niet-Europese afkomst. Dat is vergelijkbaar met andere kwetsbare buurten en wijken in Rotterdam. Het gros van de woningen is van voor 1965, gebouwd in de wederopbouw. Ruim driekwart is van de corporaties.
In Schiebroek-Zuid kijken ze daarom met afgunst naar Rotterdam-Zuid. De ongelofelijke hoeveelheid aandacht en geld die dáárnaartoe gaan. Nu ook weer, via het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid, waar honderden miljoenen in omgaan. Wijkagent Groenland: „Het lijkt alsof Schiebroek-Zuid het vergeten kindje is. Al dertig jaar wordt geroepen dat de huizen verouderd zijn. Er zijn panden waar de vloeren nog van hout zijn. Als daar een gezin woont en daaronder iemand met ggz-problematiek, krijg je vanzelf problemen. Als je dan ziet hoeveel in Rotterdam-Zuid al veranderd is, verbeterd, gerenoveerd. In Overschie eigenlijk nu ook. Schiebroek-Zuid hobbelt daar achter aan.”
In Schiebroek-Zuid kijken ze met afgunst naar Rotterdam-Zuid: de ongelofelijke hoeveelheid aandacht en geld die dáárnaartoe gaan.
En terwijl bewoners in en om de buurt hun best doen om er wat van te maken, maakt de gemeente juist op deze kwetsbare plek steeds weer ruimte voor zo’n beetje alle kwetsbare groepen die je kunt bedenken. In Schiebroek-Zuid is opvang voor verwarde mensen, dronken mensen, verslaafde jongeren, jongeren met een verstandelijke beperking, jongeren die net uit de gevangenis komen, statushouders, vrouwen die op de vlucht zijn voor hun ex-partners (of voor andere mannen met duistere plannen), tienermoeders en volwassen alleenstaande moeders. Eind mei kregen bewoners rond de winkelstraat een brief in de bus dat opnieuw Oekraïners in de buurt zouden worden opgevangen.
Er is ook een ruilprogramma, vertellen de wijkagenten. Bewoners die elders in de stad voor problemen zorgen, komen naar Schiebroek-Zuid en andersom. „Het is soms dweilen met de kraan open.”
De moord bij de metro, de dronken mannen op de bankjes, de kinderen die moeten omlopen naar de Lidl, een schoolklas die weet dat een psychotische man ontweken moet worden – mensen in de opvang zorgen voor problemen én trekken nieuwe problemen aan. Voor de flat met tientallen jonge, alleenstaande moeders verzamelen zich jonge vaders, zeggen bewoners. Ze mogen niet naar binnen, wat soms tot onrust leidt (de instelling die de moeders begeleidt, ontkent de onrust).
Een welzijnswerker op de Teldersweg woont zelf met veel plezier in een evengoed kwetsbare Rotterdamse wijk, op Zuid: Charlois. Maar dáár kijkt ze niet om als ze in het donker naar huis loopt. Die paar dronken en verwarde mensen kent ze goed en zij kennen haar. Ze maakt een praatje, een grapje en loopt door. In Schiebroek-Zuid zou ze voor geen geld willen wonen. „Als ik hier na mijn werk in het donker bij de tramhalte sta, zie ik telkens een ándere dronken man.”
Medewerkers van Hef Wonen zeggen hun best te doen om de instroom van kwetsbare mensen in de buurt te beperken. Ze ervaren wel een toenemende druk van de gemeente. De corporatie verwacht binnenkort ook dak- en thuisloze mensen in Schiebroek-Zuid van een woning te moeten voorzien.
De gemeente Rotterdam laat weten aandacht te hebben voor Schiebroek-Zuid. Bij de opvang van kwetsbare groepen kijkt ze onder meer naar het wijkprofiel. Dat is het profiel van Schiebroek als geheel. De gemeente is zich daarbij „bewust van de sociaal-maatschappelijke tweedeling” in de wijk. „Over het algemeen is het wel zo dat de sociale huurwoningen waar deze mensen op aangewezen zijn in Schiebroek-Zuid staan.”
Subsidie is altijd tijdelijk
In augustus begint de dominee erover, in een vergadering van de in Schiebroek-Noord opererende stichting. Waarom praten de mensen om wie het gaat toch niet mee? „Dat hele frame van ‘wij gaan mensen helpen’, dat zit me dwars. Er gaat een hiërarchie van uit.” Marco Visser is sinds twee jaar predikant in de Goede Herderkerk, precies op de grens van noord en zuid. Vanaf de kansel ziet hij op zondag door het ene raam de sociale huurwoningen, en, zo zegt hij, „aan de andere kant de Tesla’s”. Hij organiseert in de wijk bijeenkomsten over verkiezingen, mensen zonder verblijfsvergunning, de hectische samenleving. Hij vroeg ook of de kinderen van Wijkie eens wilden komen koken voor kerkgangers.
Zijn oproep om hulpbehoevende bewoners te laten meepraten, loopt vast in een gesprek over hoe moeilijk dat is.
„Hoe krijg je ze in beeld?”
„Als je weet hoeveel brievenbussen dichtgespijkerd zijn.”
„We kunnen die mensen niet bereiken.”
De vergaderruimte is op nog geen anderhalve kilometer van het blauwe plein.
Hulp aan kwetsbare bewoners blijkt taai. De vaste gezichten in de buurt zijn onmisbaar, maar hoelang houden zij het vol? Een pandemie, geld- of gezondheidsproblemen en het kan zomaar klaar zijn. De hulp van enthousiastelingen buiten de buurt houdt de voedselvoorziening lang in stand, er zijn zelfs plannen voor een eigen voedselbank. Maar zonder de bewoners zelf komen ze maar moeilijk verder.
Als er wél contact is, leidt dat tot inzichten. Op woensdag rijdt een vaste chauffeur naar de voedselbank. De manager: „Hij vroeg de mensen waar ze zich hadden aangemeld, en wat bleek? Negen van de tien hadden maanden gewacht voor ze om hulp vroegen, omdat ze niet wisten waar ze in godsnaam terecht moesten. Bizar!”
De subsidies gaan vaak naar grotere organisaties en zijn altijd tijdelijk. Anita en Marie-José zien het als een subsidiepotje opent, dan trekken er nieuwe, opgewekte gezichten met mooie plannen aan hun raam voorbij. ‘Het subsidiecircus’ noemen ze het. De plannen worden groots aangekondigd en verdwijnen geruisloos. Voor kleine, rotsvaste initiatieven, zoals dat van hen, bestaat geen vaste financiering. Het kost telkens vele uren werk om wat geld voor zomerse uitjes voor de kinderen bijeen te sprokkelen.
Foto’s: Merlin Daleman
Ongevraagde hulp bereikt z’n doel niet. Er was gratis soep of een gratis voorstelling in het noorden, waar vanuit het zuiden niemand kwam opdagen. Op een dag stond er een metershoog kunstbeeld van een struisvogel in de visvijver – ook dat was een gift.
De speeltuin die kinderen mochten helpen ontwerpen en waar ze graag speelden tot oudere jeugd het speelhuisje opeiste, werd door de organisatie ontmanteld. Nu is het weer gewoon een grasveld.
Met het blauwe plein ging het ook zo. Van Gogh had de Krajicek Foundation in 2012 nog geadviseerd om het plein goed af te laten wateren. Daar was geen tijd meer voor, „er was haast bij.” In de pandemie waren jongeren er tot in de avond en in de nacht te vinden. Omwonenden begonnen te klagen: die bal tegen de hekken, dat geschreeuw. En dus plaatste de gemeente er een mosquito, met een pieptoon die alleen jongeren horen. Die gaat om tien uur ’s avonds aan, tot vroeg in de ochtend. Sindsdien is er minder overlast én minder voetballende jeugd. Waar het net en de attributen zijn gebleven, weet niemand.
Op de site van de Krajicek Foundation wordt het blauwe plein nog altijd genoemd als playground. Directeur Gerlinde van Raalte zegt met gemeenten af te spreken dat professionele partijen op hun veldjes „twee, liefst drie keer per week met de kinderen spelen”. Dat ging volgens haar goed tot een grote aanbesteding zo’n twee jaar geleden alles overhoop gooide.
Wat zou de buurt vooruit helpen? Het antwoord dat bewoners geven is verrassend eenstemmig: een buurthuis!
Het programma kwam op het blauwe plein niet zo van de grond, erkent Hasan Abaka, regiomanager Rotterdam van de Krajicek Foundation. Hoeveel jongeren hier een studiebeurs kregen? „Dat weet ik niet. In ieder geval twee in coronatijd en volgens mijn voorganger hebben we ze eerder ook gehad.” Hoeveel? „Die gegevens hebben we niet bewaard.”
De stichting is flexibel, zegt hij. Geduldig, „we kijken naar perspectief”. Maar als dit najaar nog niets is veranderd, als er dan nog geen zicht is op studiebeurzen of voldoende activiteiten per week, „dan halen we het bord eraf.” En dan? „Dan is het gewoon weer een plein.” Begin oktober zijn er weer nieuwe plannen.
Wat zou de buurt vooruit helpen? Het antwoord dat bewoners geven is verrassend eenstemmig: een buurthuis! Ruim zevenduizend bewoners en er is geen enkele plek waar ze elkaar kunnen ontmoeten, even kunnen bijkletsen, zelf activiteiten kunnen bedenken, zich kunnen organiseren, samen koken. Zo’n beetje elke andere buurt heeft er wel een, of twee. Een buurthuis dus. Schimmelvrije huizen. Minder kwetsbare mensen in de buurt. En een sportzaal voor jongeren?
Een bordje pasta voor José
Als om half vijf Dries Roelvink optreedt voor het winkelpubliek in Schiebroek-Noord zitten vijftien kinderen uit Schiebroek-Zuid in een zaal van de Goede Herderkerk. Ze snijden, verdeeld over een salade- en een pastatafel, kaas en augurken voor vijftig genodigden in stukjes. Op de kop van de tafels staan opwarmstellen met pruttelende pannen.
Ze lopen achter op schema. Om één uur zouden ze met z’n allen vanaf Wijkie naar de kerk wandelen. Maar één kind had zich verslapen en vijf anderen moesten alsnog thuis worden opgehaald. Doriane en Ilham zijn net terug van schoolkamp en praten na. Sofia doet crème fraîche in de pannen en proeft. Superlekker, vindt ze. Een jongetje staat erbij, saus kleeft aan zijn wang.
Zodra tegen zessen het eten op het kerkplein buiten op tafel staat, stort Marie-José binnen achter de pastatafel in. „Ik kán niet meer.” Dat is niet overdreven: ze krijgt haar armen niet meer omhoog. Laatst was haar heup paars, ze was gaan skaten met de kinderen. Erna werd ze ziek, nu is er een abces, ze had moeten rusten.
Een jongen sprint naar een bordje, naar de pasta, naar haar tafel. „Hier, José.”
De spoelbak achter de bar raakte verstopt. Het eten kwam te laat. Kerkgangers haakten af, sommige ouders kwamen niet opdagen. Maar de pasta smaakt uitstekend. Ouders, kinderen en kerkgangers schuiven bij onbekenden aan tafel, en daarna komen de gesprekken moeiteloos op gang.
Premier Dick Schoof vindt het fijn en bijzonder in de Eerste Kamer. Hij zegt het dinsdag een paar keer. „Een verademing.” Het zijn de Algemene Politieke Beschouwingen over de begroting van Prinsjesdag en in de Eerste Kamer verlopen die lang niet zo vijandig en persoonlijk als in de Tweede Kamer. Drie weken geleden waren de politieke beschouwingen daar nog chaotisch, Schoof had geen enkele controle. Nu spreekt hij over het „respect” dat hij heeft voor de senaat.
Maar zou hij iets ánders kunnen zeggen? In de Tweede Kamer hebben de coalitiepartijen PVV, VVD, NSC en BBB een meerderheid: 88 van de 150 zetels. In de Eerste Kamer hebben ze er maar 30 van de 75. Het kabinet-Schoof kan zo goed als niets terechtbrengen van de plannen uit het regeerprogramma als er geen steun komt van partijen als het CDA (6 zetels) en de ChristenUnie (3). Of van een handvol kleine, rechtse partijen: JA21 (3), SGP (2), FVD (2), 50Plus (1) of OPNL (1). Schoof begint er zelf over. „We zijn er”, zegt hij, „als kabinet goed van doordrongen dat politieke meerderheden in dit huis niet vanzelfsprekend zijn.”
En al gedragen de Eerste Kamerleden zich beleefd en voorzichtig, makkelijk heeft Schoof het helemaal niet. Net als in de Tweede Kamer gaat het debat bijna alleen maar over de noodwet waarmee het kabinet de asielcrisis wil uitroepen. Zo’n wet zet de Tweede én de Eerste Kamer tijdelijk buitenspel en daar zijn ook in de Eerste Kamer grote zorgen over. Kamerlid Alexander van Hattem van de PVV versterkt die nog eens. Hij begint over een gewone wet die de Tweede en de Eerste Kamer met spoed zou kunnen behandelen en daarom een ‘spoedwet’ wordt genoemd. „Dan ben je”, zegt hij, „toch al snel een of twee jaar verder.” Want ook in de Eerste Kamer zijn er volgens hem altijd collega’s die nóg weer vragen hebben of deskundigen willen spreken. PVV’er Van Hattem spreekt het niet uit, maar iedereen weet het: het is ook lang niet zeker dat zo’n gewone wet er doorheen komt in de Eerste Kamer.
Paul van Meenen van D66 komt bij de interruptiemicrofoon staan. „Vindt u niet eigenlijk: die democratie is maar een hoop gedoe?” zegt hij tegen Van Hattem. „Dat u denkt: daar heb ik alleen maar last van? Al die deskundigen, politici, mensen die het niet met ons eens zijn. Hup, schuif die maar allemaal opzij. Dan gaat het allemaal een stuk vlotter. Dat klinkt een beetje als een dictatuur.”
Van Hattem schudt nee, Van Meenen gaat door: „Misschien zijn er nog wel andere onderwerpen waarvan u denkt: daar mag het ook wel een tandje sneller gaan?”
Dick Schoof, in het kabinetsvak, moet erom lachen. Van Hattem helemaal niet. Hij noemt het „smerig en polariserend”.
Geen plan B
SGP’er Peter Schalk, die voor het kabinet hard nodig kan zijn om aan genoeg steun te komen voor alle plannen, wil niet zeggen dat hij tegen een noodwet is. Maar ook niet dat hij ervoor is. Hij wil liever dat het kabinet „de parlementaire koninklijke weg van de spoedwet volgt”. En dus wil hij het kabinet „oproepen” om het allebei voor te bereiden: een noodwet én een spoedwet. Nieuw is zijn idee niet: in de Tweede Kamer waren oppositiepartijen er ook al mee gekomen, en ook VVD-leider Dilan Yesilgöz had verzucht dat het haar niet uitmaakte hoe het kabinet de migratie ging beperken, als het maar snel zou zijn. Dat was een draai: de VVD was ineens ook voor een spoedwet. In de Eerste Kamer zegt VVD-fractievoorzitter Edith Schippers dat ze het met Yesilgöz eens is.
Maar Dick Schoof wil er niets van weten. „We werken op dit moment niet actief aan een plan B. Al onze aandacht en energie gaan naar wat we hebben afgesproken in het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma.” Het kabinet, zegt hij, „gaat ervan uit” dat de noodwet uitgevoerd kan worden. „Tot het tegendeel blijkt, is dat de route die we lopen. We hebben geen behoefte aan een alternatief parcours.” Iemand in de zaal roept: „Om te rennen!” Schoof, die graag marathons loopt en daar vaak over begint, zegt: „Om te rennen.”
Op andere gedachten
Hij lijkt er ook een beetje genoeg van te krijgen: het gaat nu al weken, zegt hij, over de manier waarop het kabinet wil bereiken dat minder asielzoekers naar Nederland komen, niet over wat precies de ideeën daarvoor zijn.
Schoof, zien de Eerste Kamerleden, kan geen kant op. PVV-leider Geert Wilders maakt er een steeds groter punt van: er móét een asielnoodwet komen. Al lijkt het er steeds meer op dat daar geen steun voor is, Schoof houdt geen andere optie open. Een flink deel van de oppositie probeert hem die wel aan te bieden: door de route van een spoedwet, zoals de SGP voorstelt, of met een motie om de noodwet helemaal af te blazen. Dat wil GroenLinks-PvdA, die er steun voor zoekt bij andere partijen. Wat doet Schoof, wil de ene na de andere senator van hem weten, als een meerderheid in de Eerste Kamer vóór zo’n motie stemt? Is het kabinet op andere gedachten te brengen?
Schoof wil alleen maar zeggen dat hij dat dan op vrijdag zal „voorleggen” aan de ministerraad. Meer niet.
Lees ook
Van het ‘extraparlementaire’ karakter van het kabinet is bijna niets meer over – voor zover het überhaupt van de grond kwam
De Arubaanse minister Glenbert Croes (Arbeid, Energie en Integratie) is dinsdag gearresteerd. Dat meldt het plaatselijke Openbaar Ministerie. In het huis van de minister is een huiszoeking verricht.
Croes, een neef van premier Evelyn Wever-Croes, is aangehouden in verband met het onderzoek Portulaca. Dit onderzoek van het OM richt zich op de illegale uitgifte van werk- en verblijfsvergunningen voor werknemers van verschillende bedrijven. Die praktijken zouden zich vanaf 2020 tot op heden hebben voorgedaan.
Eerder dit jaar vond onder meer op het ministerie van Arbeid, Energie en Integratie op Aruba een huiszoeking plaats. Ook vonden invallen plaats bij andere woningen en bedrijfspanden en werden meerdere arrestaties verricht. Croes zit vast in beperking en mag alleen nog contact met zijn advocaat hebben.
In een persverklaring benadrukt procureur-generaal Amalin Flanegin dat de arrestatie geen verband houdt met de politieke situatie op het eiland. “Politieke gebeurtenissen zijn nooit van invloed op het verloop van een strafrechtelijk onderzoek. Ook nu niet”, zegt ze. De afgelopen jaren zijn meermaals politici op Aruba aangehouden en veroordeeld vanwege corruptie.