De vorst die 20 liter bier dronk … per dag

Nomen est omen Karel de Grote en Iwan de Verschrikkelijke kent iedereen wel, maar er zijn nog veel meer heersers met opvallende bijnamen. Bart Funnekotter stelt ze aan u voor. Deze week: hoe een pastoor tevergeefs tegen de drank preekte.

Johan George I Bierjörge 1585 - 1656
Johan George I Bierjörge 1585 – 1656

Foto Staatliche Kunstsammlungen Dresden

Regeren is dorstig werk. Je praat wat af, dus de keel moet goed gesmeerd worden. Keurvorst Johan George I van Saksen deed dat vol overgave. Het verhaal wil dat hij soms wel twintig liter bier dronk … op één dag. Ook lustte hij graag een hapje bij zijn drankje. Geen wonder dus dat deze smulpaap op schilderijen met een forse embonpoint staat afgebeeld. Zijn bijnaam luidde Bierjörge (Biersjors).

Johan George werd geboren in 1585 en werd in 1611 keurvorst van Saksen. Dat was precies op tijd om de vreselijkste periode uit de Duitse geschiedenis vanaf de eerste rij te mogen meemaken. In 1618 brak namelijk de Dertigjarige Oorlog uit, een conflict tussen protestanten en katholieken in het Habsburgse rijk dat algauw heel Europa meesleurde naar de hel.

Neutrale positie

Johan George was een lutheraan (protestant), maar vocht aanvankelijk aan de kant van katholieke Habsburgkeizer Ferdinand II. Toen die zijn anti-protestantse maatregelen verscherpte, besloot de Saks een neutrale positie in te nemen. Dat lukt tot 1631, toen een plunderend keizerlijk leger hem deed overlopen naar de protestante Zweden.

Hij maakte een grote fout door deze nieuwe bondgenoten drie jaar later alweer de rug toe te keren. In de tien jaar hierna werd Saksen namelijk met grote regelmaat door de Scandinaviërs gebrandschat. Dit duurde tot in 1645 bij Kötzschenbroda een wapenstilstand werd gesloten.

Deze plaats neemt om nóg een reden een bijzondere plaats in in het leven van Johan George. Tijdens de Dertigjarige Oorlog verbleef de keurvorst graag op zijn wijngoed Hoflößnitz, waar hij zich het plaatselijke druivensap té goed liet smaken. Johan Georges vrouw Magdalena – bij wie hij overigens tien kinderen wist te verwekken – vroeg daarom aan de pastoor van de kerk in het nabijgelegen Kötzschenbroda of hij een keer in het bijzijn van de keurvorst wilde preken tegen overmatig drankgebruik.

De pastoor raapte al zijn moed bij elkaar en sprak vanaf de kansel strenge woorden over „de treurige gevolgen van de zwelgerij en drankzucht”. Hij beëindigde zijn preek aldus: „Onze genadige heer drinkt ook, maar hij heeft het verdiend en dat het hem moge bekomen! Amen.”

Pesterig

Een nogal slappe vermaning, maar Johan George had de hint begrepen. Hij nodige de pastoor uit aan de dis en zei hem: „U heeft me er eentje in de pels gebrand!” De pastoor antwoordde: „Het zou me spijten dat ik alleen de pels getroffen heb en niet uw hart.”

De Saskische bon vivant kon zoveel welsprekendheid wel waarderen en besloot de kerk van Kötzschenbroda een jaarlijkse toelage toe te kennen. Die bestond – heel pesterig – uit kannen wijn, 49 3/4 om precies te zijn, „omdat 50 te veel zou zijn”, aldus de keurvorst.

Ondanks zijn overvloedige levensstijl werd Johan George 71 jaar oud. Van de woorden die hij sprak op zijn sterfbed – Meinen Jesum laß ich nicht – is een populair kerkgezang gemaakt.