De voorouders die hem rijk maakten plunderden de aarde – en dat drukt zwaar op hem

Op een dag verkoopt de schatrijke veertiger Gil zijn loft in Manhattan, loopt in vijf maanden tijd van New York naar Arizona en betrekt daar een huis zo immens dat hij het in gedachten ‘het kasteel’ noemt. Wat doet Gil vervolgens in Arizona? Hetzelfde als in New York: niks.

Nou ja, niet helemaal niks. Hij doet vrijwilligerswerk, maakt kennis met de buren en helpt hen zoveel hij kan. Hij voelt zich zo vreselijk schuldig over zijn rijkdom, een erfenis van zijn grootouders die hij draagt als ‘een mantel van schaamte’, dat hij zijn hele leven bezig is met boete doen voor deze financiële oerzonde. Hij helpt de buurvrouw door op haar zoon Tom te passen. Hij helpt Tom door hem te beschermen tegen de pestkop die paperclips in zijn nek steekt. Hij helpt de pestkop door hem tegen zijn gewelddadige vader te beschermen, en wanneer blijkt dat deze vader degene is die ’s nachts wilde vogels afslacht, helpt hij de vogels door de vader te confronteren en hem met aangifte te bedreigen.

Vogels zijn belangrijk in Woestijnbergen, de tweede roman van Lydia Millet. Bijna ieder hoofdstuk is naar een vogelsoort vernoemd (de werktitel van het boek was Men of Birds) en gaandeweg speelt de ornithologie een steeds grotere rol in Gils nieuwe leven. Vanuit zijn kasteel bestudeert hij de kwartels, de kolibries, de koekoeken, de gieren, de buizerds en de gouden grondspechten die zijn tuin bezoeken. Millets beschrijvingen van deze dieren zijn prachtig. ‘Het pluimpje hing over hun kopje, tussen hun ogen, en beefde bij het rennen’, schrijft ze over een kwartelfamilie. ‘Daardoor zagen ze eruit als dwaze dandy’s.’

Minder vogels en insecten

Gil identificeert zich met de vele vogels om hem heen: ‘Net als hij waren ze meestal alleen.’ Hun afnemende aantallen trekt hij zich persoonlijk aan. In Woestijnbergen gaat het veel over het milieu, over klimaatverandering, over hetere zomers, minder regen, minder vogels en insecten dan vroeger. De familie van Gil, ‘olie- en gasbaronnen’, heeft hier generaties lang aan bijgedragen: ‘Ze plunderden de aarde en verdienden er heel veel aan.’ Die wetenschap rust zwaar op Gils schouders.

Deze thematiek is niet verrassend in een roman van Lydia Millet (1968), die milieumanagement heeft gestudeerd en werkt bij het Centre for Biological Diversity in Tucson, Arizona. Haar vorige boek, A Children’s Bible (2020, vertaald als De laatste zomer) ging over een ijzingwekkende milieucatastrofe. En net als haar hoofdpersoon houdt Millet van vogels. They’re just evolutionarily sort of perfect beings, zegt ze in een interview in de Los Angeles Times. In hun verscheidenheid staan vogels ook voor biodiversiteit, iets waar Millet zich grote zorgen over maakt.

Net als Gil. Hij maakt zich druk over het feit dat mensen de urgentie niet voelen om in actie te komen. Maar al voelt hij zelf die urgentie wel, ook Gil komt niet echt in beweging. En voor iemand die zich zo’n zorgen maakt over het milieu lijkt het een merkwaardige keuze om in zijn eentje in een paleis in de woestijn te gaan wonen, waar het alleen met airconditioning uit te houden is.

Het boek lijkt Gil vrij te willen pleiten door hem een tragische achtergrond te geven – zijn ouders overleden in een noodlottig ongeluk toen hij klein was, zijn grootmoeder, die daarna voor hem zorgde, was een kille, afstandelijke vrouw, zijn ex was een geldbelust onmens dat het na vijftien jaar uitmaakte via een briefje met als enige boodschap: ‘Ik heb iemand ontmoet.’

Wordt Gil boos? Probeert hij haar terug te winnen? Nee, hij accepteert het gelaten en begint, als gebroken man, aan zijn voettocht naar Arizona. Daar wordt hij, dankzij de vriendelijke buren en zijn liefde voor (onder andere) vogels, weer heel. Maar ook dit is iets wat hem, zoals zijn eerdere tegenspoed, overkomt. Hij worstelt niet met zichzelf, hij komt niet tot diepe inzichten. Aan het eind van het boek is hij dezelfde man als aan het begin, alleen zijn omstandigheden zijn veranderd. Dit maakt Woestijnbergen, ook al is het mooi geschreven, uiteindelijk tot een onbevredigend boek.