De trend van dit literaire jaar: onbestaand maakt niet onbemind

Literatuur in 2022 We zagen in 2022 opvallend veel romans-in-romans en fictieve schrijvers die grote invloed en betekenis werd toegedicht – overal, van de Goncourt-winnaar tot een Amerikaanse favoriet. Wat zegt dat?


Foto Getty Images

Zonder dat iemand ze gelezen heeft stonden drie romans dit jaar in het centrum van de literaire belangstelling. Te weten: Het labyrint der onmenselijkheid van T.C. Elimane, Haeger Mass van Eliza May Drayden en Effecten van Harold Vanner. Stuk voor stuk zijn het literaire werken met een klassieke status – ze werden in hun eigen tijd verguisd óf juist een onmiddellijke bestseller, maar groeiden uit tot meesterwerk. Ze zijn geschreven door auteurs die inmiddels vergeten zijn, of juist vereerd worden, waardoor ze raadselachtig en ongrijpbaar zijn geworden.

Althans: dat zijn ze in de fictie. Want dat geen levend mens deze boeken ooit in handen heeft gehad, ligt niet aan uw onvolprezen lokale boekhandelaar. De boeken bestaan niet, of ze ‘bestaan’ enkel in romans, ze zijn geschreven door fictieve schrijvers. Daar zou je een literair trendje in kunnen zien. Het jaar 2022 bracht ons opvallend veel boeken-in-boeken van verzonnen auteurs, waaraan enorme waarde, invloed en betekenis wordt toegedicht. Bovenstaande drie zijn er voorbeelden van – maar ook over de geprezen roman-in-verhalen De gebeurtenis van Peter Terrin kun je betogen dat die draait om de ongrijpbaarheid van een groot schrijverschap. De kern van Terrins roman (zo daarin sprake is van een kern) is het gegeven dat het brein van een overleden schrijver gedigitaliseerd wordt: een experiment met het doel hem onsterfelijk te maken.

Kennelijk is het schrijverschap van deze Willem zó bijzonder en belangrijk dat het tijd, ruimte en andere praktische bezwaren zou moeten overstijgen. Zoiets gebeurt in de praktijk in Waarachtige beschrijvingen uit de permafrost van Donald Niedekker, dit najaar bekroond met de F. Bordewijkprijs. De verteller in die roman is een dichter die vier eeuwen geleden stierf op Nova Zembla, en door de smeltende permafrost nu weer ‘ontdooit’. Waardoor zijn geest in de roman eindelijk tot ons spreekt.


Lees ook dit interview met Donald Niedekker: ‘De vroege romantici benoemden al exact de kwalen van de moderniteit’

Wat zéggen al die boeken over belangrijke maar onbestaande schrijvers, over de literatuur van dit jaar? Je kunt het pessimistisch benaderen: schrijvers die het alleen maar over zichzelf hebben, literatuur-over-literatuur als selffulfilling eigenpijperij. Is de literatuur soms in crisis? Want wie in crisis is, gaat ongevraagd zijn eigen bestaansrecht aantonen. Kijk eens hoe belangrijk schrijvers zijn, kijk eens op welk voetstuk literatuur geplaatst kan worden!

Bewondering

Inderdaad: er zit een ondertoon van bewondering in de genoemde boeken, bewondering van dat magische mechanisme van fictie: dat een verzonnen verhaal over een verzonnen persoon toch reële betekenis kan hebben, bijvoorbeeld door werkelijk gevoel op te roepen. Onbestaand maakt nog niet onbemind. Personage na personage, generatie na generatie, raakt bijvoorbeeld bevangen door Eliza May Drayden, in Het lied van ooievaar en dromedaris. Daarmee vertelt Anjet Daanje een verhaal over de doorwerking van een idee, dat de grenzen van tijd en ruimte overstijgt – vele malen minder zweverig dan het misschien klinkt. ‘Wat heb je aan een lichaam als het je jammerlijk in de steek laat, als het je doodsangst aanjaagt’, denkt een van de personages. ‘Overbodig en zwak is het vlees.’ Het geestelijke is nu eenmaal een langer leven vergund dan het lichamelijke. Dat wordt weerspiegeld in de hommage, die de roman is, aan Emily Brontë, op wie Drayden geënt is. Emily en Eliza zijn beiden schrijfsters wier literaire erfenis, hun doorwerking, hun ‘na-leven’, vele malen langer duurt dan hun ‘fysieke’ leven. Als dát geen bewijs is van hun ‘onsterfelijkheid’.

In De diepst verborgen herinnering van de mens staat het zo: ‘De geesten weten dat het leven van de ziel veel langer is dan dat van het lichaam.’ Bevangen door een schrijver is ook Diégane, de jonge schrijver (!) die de hoofdpersoon is in het boek van Mohamed Mbougar Sarr, vorig jaar laureaat van de belangrijkste Franse literatuurprijs, de Prix Goncourt, sindsdien een half miljoen keer verkocht. Diégane probeert op te helderen wat er decennia eerder gebeurd is met de Senegalees-Franse auteur T.C. Elimane. Toen Het labyrint der onmenselijkheid, diens grote en enige roman verscheen, werd hij eerst uitgeroepen tot ‘de zwarte Rimbaud’ maar vervolgens van plagiaat beschuldigd en verguisd. Het boek verdween in de krochten van de literatuurgeschiedenis, de schrijver in de vergetelheid. De zoektocht van Diégane voert ver, in een wijdvertakt verhaal dat raakt aan kolonialisme en uitsluiting, in een labyrint van onmenselijkheid zogezegd. Steeds groter wordt de verleiding, bijna onontkoombaar, om het droeve lot van de schrijver in verband te brengen met zijn mythisch getinte roman. Alsof dat een metafoor kon zijn (wás, zelfs) voor wat hem later zou overkomen.


Lees ook: Prix Goncourt-winnaar Mohamed Mbougar Sarr over zijn ‘totaalroman’ over Afrika

Dat gebeurt er met onkenbaren: hun mysterieuze aura maakt hen allengs ongrijpbaarder en onaantastbaarder, vogelvrij voor de verbeelding. Het mysterie kan almaar groeien, de schrijver krijgt welhaast bovennatuurlijke krachten toegedicht. T.C. Elimane groeit uit tot een soort godheid – al houdt Sarrs verhaal daar niet op, hij brengt de mythische proporties uiteindelijk ook weer terug tot een menselijker maat. Waarmee zijn roman ook het mechanisme van mythologiseren blootlegt: in de op hol slaande hoofden van het publiek worden het boek en de auteur groter dan ze zijn, larger than life.

Effectenhandelaar

Dat toont ook Effecten van Harold Vanner – de roman in de roman Vermogen van de Amerikaanse schrijver Hernan Diaz, dat meerdere literaire nominaties behaalde en op vele eindejaarslijstjes stond, waaronder op die van Barack Obama. Harold Vanner is de bestsellerauteur die schrijft over een wat wereldvreemde New Yorkse effectenhandelaar, die een fortuin verdient aan de beurskrach van 1929. Nadat we dat verhaal hebben gelezen, presenteert Diaz ons in Vermogen nog drie versies van min of meer datzelfde verhaal, dat telkens toch weer heel anders is. Zoals verhalen beurskoersen kunnen doen kelderen en geld laten ontwaarden, zo bepaalt het verhaal – of dat nu verteld wordt door de schrijver of tot leven komt in het hoofd van een lezer – hoe de wereld opgevat wordt, bij elke hervertelling weer.

Daarmee is die trend van romans-in-romans misschien juist allesbehalve zelfgenoegzaam. Je zou er evengoed een teken van nederig machtsbesef van de schrijver in kunnen zien, in een tijd waarin de waarheid steeds vaker ten prooi valt aan desinformatie, aan politieke of commerciële belangen. Maar wat is er in die jungle van verhalen dan nog wél waar? Verhalen zijn machtig, dus pas op.

Zoals bij Anjet Daanje een personage ten langen leste beseft, als het gaat over een vermeend, ongrijpbaar aantekeningenboekje van Eliza May Drayden: ‘Het boekje bestaat bovenal uit de betekenis die ik eraan hecht – uit het raadsel.’

Blijft de lezer daarmee, waarheidsloos, in vertwijfeling achter? Dat valt te bezien, zoals bij Mohamed Bougar Sarr een troostrijk lied klinkt dat ‘sprak over de eenzaamheid in de grote diepten van de menselijke ziel’. En de ultieme eenzaamheid is de dood, en de ongrijpbaarheid daarvan: het niet-weten. En misschien hoeven we daar niet over te wanhopen, zoals in het nieuwste boek Vertroostingen van psychiater Dirk De Wachter staat: ‘Het niet-weten is een erkenning van de ernst van het verdriet. Uit de erkenning vloeit de troost.’

Of is mijn hoofd nu ook op hol geslagen?