Geld is er volop, daar lag het niet aan. Voor twee defensieve versterkingen, misschien ook wel drie. Toch bleef het bij regerend landskampioen PSV deze transferperiode lang stil, net als bij veel andere Nederlandse clubs overigens. Het leek een zomer te worden zonder grote uitgaande transfers, zonder spraakmakende aankopen – alsof stilzwijgend was besloten de handel een jaartje over te slaan.
De afgelopen maanden verschilde daarmee compleet van eerdere zomers. Toen kwam de club uit Eindhoven elke paar weken wel met nieuwe namen. In 2023 kondigde PSV al voor de start van de competitie de komst aan van Noa Lang, Ricardo Pepi, Sergiño Dest en Malik Tillman. Een jaar eerder werden supporters aan het begin van de zomer getrakteerd op Luuk de Jong, Xavi Simons, Guus Til en Walter Benítez. Versterkingen die meteen in de basis begonnen.
Ook dit jaar begon PSV gretig aan het transferseizoen, toen de markt medio juni openging. In korte tijd werden huurspelers Dest en Tillman definitief binnengehaald en kwamen verdediger Ryan Flamingo en linksbuiten Couhaib Driouech over van FC Utrecht en Excelsior, deals die al maanden in de maak waren. Maar andere nieuwe namen bleven uit, tot diep in de laatste handelsweek.
Bezetting dun
Dat was niet omdat PSV ze niet kon gebruiken, of niet hard genoeg zocht. Vooral in de verdediging was de bezetting dun. Basisspeler André Ramalho vertrok omdat zijn contract afliep, en ook de huurdeals met Armel Bella-Kotchap en Patrick van Aanholt liepen af. Toen half augustus rechtsachter Jordan Teze vertrok naar AS Monaco kwam daar nog een vacature bij.
Budget was er eveneens voldoende. Het Eindhovens Dagblad meldde vorige week dat de club nog 25 tot 30 miljoen euro had om aankopen te doen. Volgens financieel directeur Jaap van Baar ligt dat niet zo simpel, zegt hij desgevraagd. Het is niet alsof er een potje geld staat, PSV werkt binnen financiële kaders. Hoeveel PSV kan uitgeven verschilt per situatie en per speler.
Als de kans zich had voorgedaan, had de koploper in de Eredivisie best budget kunnen vrijmaken voor drie talentvolle verdedigers van ongeveer 8 miljoen per stuk, zegt Van Baar. Maar dan moeten het wel spelers zijn die passen bij de aanpak van de club: jonge talenten die kunnen groeien en dan meer waard worden. Het hele budget in één routinier steken, dat kan dan weer niet.
Toch bleef de actie bij het ingaan van vorige week, de laatste transferweek, beperkt tot de namen die PSV al aan het begin van de zomer had aangekondigd. Pas op het allerlaatst kwam de handel alsnog op gang en kon de club nog een aanwinst presenteren: op zaterdag werd de komst van oud-Feyenoorder Rick Karsdorp aangekondigd. Waarschijnlijk volgt maandag, op de dag van de deadline, de presentatie van Adamo Nagalo van het Deense FC Nordsjælland. Het wachten is nog op de uitkomst van de medische keuring.
Minder gretig
De luwte waarin PSV verkeerde is typerend voor de situatie op de wereldwijde transfermarkt. Na jaren waarin het ene record na het andere werd verbroken, zijn veel clubs deze zomer een stuk minder geneigd grote deals te sluiten. De totale som aan wereldwijde voetbaltransfers bedroeg deze zomer, tot vorige maandag, een kleine 7,1 miljard euro, zo becijferde het Internationale Centrum voor Sportstudies (CIES) in Neuchâtel. Dat is 13 procent minder dan in dezelfde periode van vorig jaar.
Aan de ene kant ziet het Zwitserse onderzoeksbureau dat clubs minder spelers kopen dan voorgaande jaren: onderzoekers registreerden 1.512 transfers, bijna 10 procent minder dan vorige zomer rond deze tijd. Ook ligt de transfersom lager: de gemiddelde verkoop leverde 4,7 miljoen euro op, een daling van ruim 4 procent.
Datzelfde was ook te zien in de top van de markt. De duurste transfer deze zomer was die van Julián Álvarez, die voor omgerekend 75 miljoen euro van Manchester City naar Atlético Madrid ging. Vorige zomerperiode waren er zeker zeven transfers waarmee hogere bedragen gemoeid waren. Drie daarvan passeerden zelfs de grens van 100 miljoen.
Niet in alle competities is de trend hetzelfde. In de Italiaanse Serie A gaven clubs bijvoorbeeld wel meer uit, maar in de Duitse Bundesliga liggen de transferbestedingen bijna 20 procent lager en de Saoedische SPL – vorig jaar de op één na grootste koper – investeerde zelfs 75 procent minder. Ook in Nederland werd véél minder gekocht. Tot aan de laatste week gaven clubs 79 miljoen euro uit, tegen 218 miljoen in dezelfde periode vorig jaar.
Extra zetje
De transfermarkt, zo merkte ook financieel directeur Van Baar, kwam dit jaar pas héél laat op gang. Nu is het volgens hem niet ongewoon dat clubs in een zomer met een groot landentoernooi langer wachten. Wie spelers heeft die in actie komen op een EK of WK hoopt immers dat ze een goed toernooi spelen, zodat de verkoopopbrengst nog een extra zetje krijgt.
Alleen: ook nadat het EK in Duitsland halverwege juli was afgelopen „gebeurde er hé-lé-maal niks”, aldus Van Baar. Er was weinig aanbod, noch was er veel vraag naar PSV-spelers. Aanvankelijk dacht hij nog dat een grote internationale transfer dat zou veranderen. „Die heb je soms nodig om de carrousel op gang te brengen.” Maar ook de miljoenentransfer van Álvarez bracht geen handelsdrift teweeg.
Een waarschijnlijke verklaring is volgens Van Baar dat clubs voorzichtiger zijn geworden doordat strenger wordt ingegrepen als ze hun financiën niet op orde hebben. Met name bij Britse clubs speelt dat: vorig seizoen kregen Nottingham Forest en Everton al puntenstraffen omdat hun verliezen te hoog waren opgelopen, en deze zomer waarschuwde de Britse bond clubs nog maar eens om niet de grenzen op te zoeken.
Daarnaast speelt mogelijk mee dat de verkoop van televisierechten minder snel stijgt dan werd gedacht, aldus de PSV-directeur. Zeker in grote competities is dat een belangrijke inkomstenbron. Zo leverde de nieuwste afspraak in Frankrijk honderden miljoenen minder op dan gedacht, stelt hij. Oftewel: de inkomsten zijn onzekerder, en onbeperkt geld uitgeven is lastiger.
Vooral van de aarzeling in de Britse competities hebben Nederlandse clubs last. Geen land kocht de laatste tien jaar voor zo veel geld spelers in Nederland als Engeland: ruim 1 miljard euro, of 40 procent van het totaal. Dat is ook te zien in de cijfers van onderzoeker CIES: tot vorige maandag lagen de transferinkomsten van Nederlandse clubs bijna de helft lager dan vorige zomer. De miljoenentransfer van Feyenoorder Lutsharel Geertruida, die vrijdag op de valreep voor naar verluidt 20 miljoen naar RB Leipzig vertrok, is daarin nog niet meegerekend.
Angstscenario
Het maakte de transferperiode niet minder spannend, zegt Van Baar. Want na de titel van vorig seizoen en het succes in de Champions League hield PSV vooraf rekening met grote belangstelling. In verdedigende middenvelder Jerdy Schouten bijvoorbeeld, vorig jaar een beeldbepalende speler en ook goed op het EK. Of in Joey Veerman, uitgegroeid tot spil in de opbouw. Of verdediger Olivier Boscagli. Vrijwel iederéén had vorig jaar een stap gezet in zijn ontwikkeling en stond misschien wel ergens op een verlanglijstje.
„Dus je weet: er gaat interesse komen”, aldus Van Baar. „Zelfs al heb je het goed voor elkaar, met een trainer die blijft, en doe je weer mee om het kampioenschap en in de Champions League. Want hoe erg spelers het ook naar hun zin hebben, ze denken ook: misschien sta ik er hierna nooit meer zo goed op als nu.” Het angstscenario: dat iemand vlak voor de deadline zou vertrekken en er geen tijd meer was om een goede vervanger te vinden.
Het kwam er niet van, clubs boden niet de bedragen die PSV voor zijn topspelers vroeg: vrijdagnacht sloot al de transfermarkt in de vijf grootste competities, waarmee het risico is geweken dat een beeldbepalende speler vertrekt. Nederlandse clubs hebben drie dagen langer om spelers te kopen, tot maandag einde van de dag. Al is het onwaarschijnlijk dat zij uit de grote competities nog een groot talent kunnen oppikken, omdat clubs daar geen vervanger meer kunnen halen.